MIDDELBURGSCHE
COURANT.
F 189.
Maandag
1873.
11 Augustus.
Dit "blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/ra., franco is f 3.50,
Middelburg 9 Augustus.
WINSCHOTEN C" JONCKBLOET. JONCKBLOET C° WINSCHOTEN.
Wij hebben begrepen onzen lezers het door de liberale
kiesvereeniging te Winschoten aan den heer Jonckbloet
gezonden stuk niet te mogen onthouden, maar het in
hoofdzaak medegedeeld. Het te Winschoten gevoerde
proces is zóo eigenaardigen geheel Nederland is er
zoo nauw bij betrokken, dat alle daarop betrekking
hebbende stukken in den ruimBt mogelijken kring be-
hooren te worden verspreid. Om de wille der volle
digheid hopen wij daarom dat ook het verweerschrift,
waarop het Winscboter manifest een antwoord geeft
de brief (van 2 Mei jl.) van den heer Jonckbloet aan den
heer Winkler Prins, bestemd om aan de ontevreden
kiezers te Winschoten te worden medegedeeld te zijner
tijd zal worden openbaar gemaakt. Voor het verband
der zaak en ter bevordering van een onpartijdig oor
deel is die openbaarheid wenscbelijk, omdat in dat
schrijven de redenen worden ontvouwd die des heeren
Jonckbloet's gedrag hebben beheerseht in de gedenk
waardige maand Mei 1872 (inkomstenbelasting), en
waarvan bet antwoord der kiezers een noodwendig
onvolledigmisschien minder juisten waarschijnlijk
niet geheel onpartijdig beeld geeft.
Zoolang wij dat stuk niet kennen, kunnen wij on
mogelijk de juistheid der grieven beoordeelen die de
Winschoter kiezers tegen het door hen gekozen kamer
lid bezielen.
Daarentegen geven de bekend geworden stukken ods
alle recht om, zender schijn van partijdigheid en
lichtvaardigheideen oordeel uit te spreken over de
tegenpartij van den gekozene, over de liberale kiezers
te Winschoten zeiven.
Na hun manifest te hebben gelezen verklaren we min
der dan ooit te kunnen begrijpen hoe zij er toe geko
men zijn met hunne opvatting en hunne wetenschap op
den tienden Juni den heer Jonckbloet te herkiezen.
Toen wij voor eenige dagen de ongrondwettige plannen
der Winschotenaren bespraken en het rondgaande adres,
waarbij den afgevaardigde verzocht werd zijn mandaat
ter beschikking der kiezers te stellen, afkeurdenvoer
den wij aan dat de kiezers alleen over zich zeiven te
klagen en alleen zich zeiven te beschuldigen hadden.
Volgens de bekende spreuk, dat niemand zich plot
seling geheel ten kwade keert, hadden de Winschote
naren reeds vroeger, vooral in de maand Mei 1872ruim
schoots kunnen ondervinden wat het vaderland aan den
door hen gekozen afgevaardigde had. Zij hadden op
grond van die ondervinding tegen Juni een anderen
candidaat gesteld, maar zich ten slotte bij decandida-
tuur van den heer Jonckbloet nedergelegd en hem met
eene groote meerderheid heikozen. Wij meenden tot
vóór een paar dagen dat die zwenking een gevolg was
van de door den afgevaardigde in zijn schrijven aan
een kiezer te Winschoten gegeven inlichtingen. De
heer Jonckbloet had ophelderingen gegeven aangaande
zijne houding in de belasting-quaestiemisschien had
hij zijn ongelijk bekend en belofte van beterschap afge
legd; beide onderstellingen waren mogelijk, en wij
namen dus aan dat de Winschoter kiezers, hetzij door
de ophelderingen zoodanig overtuigd, hetzij door het
poenitet me pscasss zoodanig vermurwd warendat zij be
sloten hadden „'tnog maar eens met den professor te
beproeven." Nu die proeve nog geen zes weken na
de verkiezing leelijk uitgevallen was, hadden wij voor
de Winschoter kiezers noch medelijden, noch sym
pathie, maar meenden wij daarentegen het recht te
hebben hun te verwijten dat zij zich door fraaie woorden
of door goedkoope beloften hadden laten overhalen om
tot vertegenwoordiger van het Neder landsche volk
niet tot vertegenwoordiger van Winschoten
een man te verkiezenwiens leuze meer en meer tegen
werking, geen gemeen overleg blijkt te zijn.
Maar na het Winschoter manifest te hebben gelezen
kunnen wij ons nog sterker over de kiezers van den
heer Jonckbloet uitlaten. Het blijkt daaruit namelijk
dat de heer Jonckbloet in zijn onderhandsch verweer
schrift noch de Winschoter kiezers heeft overtaigd
dat hij in Mei 1872 goed handelde en zij hem misken
den, noch hen vermurwd heeft door deemoed en peni
tentie; de kiezers vatten zijn brief althans geheel anders
op en spreken er van als volgt: „Geven de hcoge toon
in uwen brief, de onwaarheden daarin omtrent de
Winschoter kiezers opgenomenniet de overtuiging dat
gij voor eene gemoedelijke behandeling van zaken
ongeschikt zijt geworden? Wanneer wij den inhoud
dier missive voor uwe meening moeten houden, dan
vinden wij ons ten uwen opzichte geheel teleurgesteld."
Ook zonder den brief te kennenmog; n wij op grond
van deze en dergelijke uitdrukkingen van het Win
schoter manifest aannemen dat het schrijven van den heer
Jonckbloet te resumeeren is in deze phraseik had gelijk,
gij hadt ongelijk. Maar hoe is met dien brief en met den
daardoor, blijkens het voor ons liggende manifest, te
Winschoten gemaakten indruk te rijmen de gevolgde
herkiezing van den afgevaardigde zonder oppositie
De liberale kiezers van Winschoten schijnen dit be
zwaar te hebben gevoeld. Zulks blijkt uit de volgende
zinsnede, de eenige die hieromtrent zijdelings eenige
opheldering geeft: „Die brief [van 2 Mei] noopt ons
[op 4 Augustus] te antwoordenwij doen dit eerst nu,
na uwe herkiezing, dewijl wij, daar de door onze af-
deeling vooropgestelde candidal't meende te moeien
bedanken, zoo we geen aanleiding wilden geven tot
stemversnippering, moesten wachten." Ziedaar zeker eene
zeer schrale reden. Vrees voor stemversnippering
Maar was er dan maar éen candidaat onder de liberale
vlag in het kiesdistrict Winschoten mogelijk behalve
de heer Jonckbloet, zoodat r a diens bedanken er naar
geen anderen kon worden omgezien? En voor welke
soort van stemversnippeiing was men dan toch bevreesd
Sedert jaar en dag is het bekend zelfs wij in Zee
land weten het dat te Winschoten geen ander can
didaat karis heeft op verkiezing dan een liberaal. Er
zal dus wel geen vrees hebben bestaan dat, terwijl
twee liberalen naar het lidmaatschap der kamer ston
den, een derde politieker van eene andere partij, even
als het trouwe dier in de fabel, met den prijs zou gaan
strijken. Er bestond dus alleen mogelijkheid tot ver
snippering der liberale stemmen tusschen den heer
Jonckbloet, het aftredende doch ia het binnenste ge
moed der liberale kiezers der herkiezing onwaardig
geachte kamerliden tusschen A of Bof C van
wien men meer „geschiktheid voor eene gemoede
lijke behandeling van zaken," verwachtte en minder te
leurstellingen vreesde dan van hem. Wie zich van het
stellen van een tegen-candidaat onthoudt om de stem
men niet te verdeelen handelt-, in ons oog, even snugger
als de man die niet te water wilde gaan voordat hij
zwemmen kon. De heer Jonckbloet kan, dunkt ons,
niet anders dan de schouders ophalen over deze zinsnede
van het manifest, die, in duidelijke taal overgezet
hierop nederkomt: we zouden in Juni wel een anderen
candidaat gesteld hebben tegenover umaar wij heb
ben 't niet gedaan uit vrees dat gij dan niet alle libe
rale stemmen zoudt hebben!
Maar of de heer Jonckbloet de schouders al ophaalt
en het manifest ter zijde legt evenals hij later het af
tredingsadres ter zijde zal leggen, de zaak is hier
mede niet uit. Behalve den afgevaardigde en de
Winschoter kiezers is er nog een derde partij in
het geding, de Nederlandsche natie. De heer Jonck
bloet en zijne kiezers mogen kibbelen en twisten zoolang
en zoo vinnig 't hun behaagt: maar dit alles kan het
feit niet ongedaan maken dat men in Juni 1873 te
Winschoten een zeer slechten dienst aan Nederland be
wezen heeft. En het geval wordt er waarlijk niet beter
op, nu wij meer en meer bespeuren dat de herkiezing
van den heer Jonckbloet geschied is met de voile we
tenschap wat men aan hem als volksvertegenwoordiger
Wij noemen het onderhandsch om het te onderscheiden
van het latere verweerschrift «aan wien de schuld?" door den
heer J. uit eene Duitsclie hadplaats aan een Groninger dagblad
opgezonden.
gehad had en hebben zou, en de liberale Winschoter
kiezers dus geecerlei exceptie van ontoerekenbaarheid
kunnen doen gelden.
Naar wij vernemen zal vermoedelijk in de volgende
maand de aanbesteding plaats hebben van de verbou
wing van het burgerlijk en militair buis van verzeke-i
ring op den Kousleenschen dijk alhier. Zooals men
weet beeft het rijk onlangs een gedeelte gemeentegrond
aangekocht, teneinde gelegenheid te hebben tot ver
grooting en een meer doeltreffende inrichting van het
gebouw. De te maken woning van den directeur zal
van het gesticht afgezonderd zijn. In het gebouw
zullen ook enkele nieuwe cellen aangebracht worden.
Tot lid van den gemeenteraad van Waterlandkerkje
is, in de plaats van wijlen den heer J. F. vanVooren,
de heer P. Jeras.
De terugkomst van Z. M. den koning is thans defi
nitief bepaald op Woensdag den 20en dezer. Zooala
vroeger gemeld werd, zal Z. M. dan in de residentie
vertoeven tot na den verjaardag van Z. K. H. prina
Alexander, om daarna de feestelijkheden te Vlissingen
en Brielle te gaan bijwonen. Vervolgens vertrekt Z. M.
naar het Loo, om het kamp te Millingen te bezoeken..
Aan het Handelsblad wordt medegedeeld, dat de
heer mr. C. P. K. Winckelwien bij besluit van den
gouverneur-generaal het verblijf in Nederlandsch-Indiö
ontzegd is, aan den heer mr. D. van Eek, lid van de
tweede kamer en advocaat te 's Gravenhagede behar
tiging zijner belangen in die zaak heeft opgedragen.
Eerstdaags 2al door den heer Winckel eene brochure
over zijne uitzetting worden in het licht gegeven.
In 'tjaar 1850 is door den heer Witsen Elias, thans
ingenieur bij de staatsspoorwegenopmeting gedaan
van het terrein van Meppel naar Vollenhove, tot het
doen graven van een kanaal naar zeewaardoor koop
handel en scheepvaart niet weinig zouden worden gebaat
en een voornaam gedeelte der provinciën Overijsel en
Drenthe, in vereeniging met den groothandel van Hol
land, op de overige noordelijke gewesten een belang
rijke schrede voorwaarts zou doen. Het plan is daarop
in 1852 opnieuw ter sprake gebracht en door belang
stellenden is eene vergadering gehouden, om pogingen
aan te wenden tot het bekomen van een dergelijken
waterweg naar zee, die als levensquaestie voor die
streken kan beschouwd worden. Sedert dien tijd heeft
men van een en ander evenwel weinig meer vernomen.
Thans deelt men ons mededat van hooger hand kaarten
en teekeningen, zoo van vroeger als later tij din handen
zijn gesteld vanG. baron Sloet van Marxveld, dijkgraaf
in 'teerste district van Overijsel, zoodat de hoop op
nieuw verlevendigd wordt, dat het voorgenomen plan
nog eenmaal tot verwezenlijking zal komen. Hetdijks-
bestuur van voornoemd district, dat bij een dergelijken
waterweg groot belang heeft en gelukkig in staat is om
ruime middelen aan te wijzen tot dekking der voor-
loopige kosten, zal ongetwijfeld niets onbeproefd laten
om deze zaak tot een gewenscht einde te brengen.
{Het nieuws van den dag).
benoemingen en besluiten.
sluisknechts. Pensioen verleendten bedrage van
f 180 'sjaars, aan Geleyn Verlinde, zich schrijvende
Gelijn Verlinde, eervol ontslagen sluisknecht bij het
kanaal te Neuzen.
HOOGER ONDERWIJS. Pensioen verleend, ten bedrage
van f 2750 'sjaars, aan dr. Jacques Adolpk Charles
Rovers, emeritus hoogleeraar inde faculteit van bespie
gelende wijsbegeerte en letteren aan de hoogesehool te
Utrecht.
onderwijs.
Blijkens bekendmaking in de Staats-courant van he
den behooren zij die alsnog een examen wenschen af