MIDDELBURGSCHE COURANT. F 186. Donderdag 1873. 7 Augustus. Dit Wad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag De prijs per 3/ra., franco is f 3.50, en een der Kerstdagen. Middelburg 6 Augustus. Naar wij vernemen ia de commissaris des konings in Zeeland door Z. M. den koniDg van België benoemd tot kommandeur der Leopold-orde. De minister van binnenlandschezaken, deheerGeert- sema, is eergisteren avond van zijn buitenlandsche reis in de residentie teruggekeerd. In de Staats-courant van gisteren is opgenomen de wet van den 22en Juli jl., bepalende dat de artikelen 1 en 2 der wet van 4 April 1870 (Staatsblad n° 61), tot wijziging en aanvulling der wetten omtrent de heffing en verzekering der in- en uitgaande rechten en accijnsen, van kracht znllen blijven tot 31 December 1876. In het nommer van heden is opgenomen de wet van den 22£" Juli jl. tot herziening van de belastbare op brengst der gebouwde eigendommen. De gemeenteraad van Leiden heeft besloten de ad ministratie der vereenigde gasthuizen op te heffen, en nadat de bijdrage van f 125,000 uit de bezittingen van die instelling van weldadigheid, krachtens de in 1867 gesloten overeenkomst, aan het rijk was uitgekeerd tot tegemoetkoming in de kosten voor de stichting van een nieuw Nosocomium Academicum, het beheer over te dragen aan het gemeentebestuur, om de inkomsten te doen strekken tot medebestrijding der kosten van den plaatselijken geneeskundigen dienst of de gemeentelijke ziekenverpleging. Tot die administratie behooren de gebouwen in de Vrouwenkamp, onder den naam van het Cecilia-gasthuis, vroeger dienende tot bewaarplaats van krankzinnigen en tot het opnemen en verzorgen van zieke armen en proveniers of kostkoopers; voorts de huizen en lokalen van het voormalig Catharina gasthuis op de Aalmarkt en eindelijk de raamlanden, die sedert twee eeuwen oorspronkelijk en voortdurend bestemd waren tot het plaatsen van droogramen voor de laken- en deken, fabrieken. Vroeger is melding gemaakt van eene zending van den heer J. B. Miles door een kring van vrede-voor standers in Amerika naar Europa, teneinde staatslieden en rechtsgeleerden in de verschillende staten te winnen voor het denkbeeld van een duurzaam scheidsgerecht tot beslechting van geschillen tusschen de volken. Thans wordt medegedeeld, dat de heer Miles, van zijne zendiDg teruggekeerduitvoerig verslag heeft ge daan en dat zich daarna in Amerika een International Code Committee heeft gevormd om de toepassing van dit denkbeeld te bevorderen. Dit comité heeft besloten in de maand October a. te Brussel een congres van rechtsgeleerden en publicisten te houden uit ver schillende landen der beschaafde wereld teneinde te spreken over de wijze waarop de codificatie van het volkenrecht, in den geest van de onlangs door het Britsche lagerhuis aangenomen motie van den heer Henry Richardhet zekerst en het spoedigst kan wor den verkregen. Ook het Algemeen Nederlandsch vredebond te 's Gra- venhage is uitgenoodigd tot het samenkomen van dit congres te Brussel mede te werken. Onder dagteekening van den 4en Augustus 1873 is namens do afdeeling Winschoten van de kiesvereeni ging De grondwet door haren secretaris, den heer C. A. Heijkoop, aan den afgevaardigde voor dat district, den heer dr. W. J. A. Jonckbloet, de brief gezonden, die reeds vóór eenigen tijd was aangekondigd en waarin de kiesvereeniging hare ontevredenheid over de houding van den Winschoter afgevaardigde motiveert. Die houding had den twijfel bij de kiesvereenigiüg doen ontstaan of de heer Jonckbloet voor het vervolg wel de afgevaardigde zou wezen, wiens herkiezing in het belang van het land wenschelijk was. De afdeeling Winschoten der kiesver eeniging nam daarom vóór de verkiezing in Juni met bijna algemeene stemmen het besluit om zooals in den brief woordelijk gezegd wordt „door de geheele kiesvereeniging, ingeval zij zulks goedkeurde, u op de beleefdste wijze te doen verzoeken eenige op heldering van uwe, voor ons zoo raadselachtige, hou- diDg te willen geven. „Ons daartoe strekkend voorstelzoo gaat de brief voort, vond bij het hoofdbestuur geen genoegzamen bijval. Maar het werd door de dagbladen behandeld en medegedeeld, en kwam zoo ook zeker tot u. „Wij lieten het rusten, in de gegronde hoop, dat gij langs den eenen of anderen weg aan ons verzoek zoudt voldoenal hadt ge dat niet juist aan uw adres ont vangen. „Nu eindelijk, ter elfder ure, verwaardigt gij u uw gedrag te rechtvaardigen en tegelijk onze handelingen af te keuren in een aan den heer Winkler Prins geadres seerden, maar voor onze kiesvereeniging bestemden en ook in afschrift ontvangen brief van den 2en Mei jl. „Die brief noopt ons te antwoorden; wij doen dat eerst nu, na uwe herkiezing, dewijl wij, daar de door onze afdeeling vooropgestelde candidaat meende te moeten bedankenzoo we geen aanleiding wilden geven tot steraversnippering, moesten wachten. „Wij meenden dat gijwerkelijk op den naam van liberaal aanspraak makende, 't zoudt toejuichen, dat de kiezers belangstellend acht geven op de handelingen der afgevaardigdenom te kunnen beoordeelenof bij hunne aftreding herkiezing wenschelijk is. „Wij wilden niet lichtvaardig zijn in ons oordeel, en hooptendat gij odzo twijfelingen zoudt kunnen wegnemen; en gij noemt dat „rekenschap vragen", „op u smalen", „u heftig bestlij den". „Geven de liooge toon in uwen brief, de onwaar heden, daarin omtrent Winschoter kiezers opgenomen, niet de overtuiging, dat gij voor eene gemoedelijke behandeling van zaken ongeschikt zijt geworden „Wanneer wij den inhoud dier missive voor uwe meening moeten houden, dan vinden wij ons ten uwen opzichte geheel teleurgesteld. „Gij vraagt, „„of het ernstig gemeend is, of dat het slechts eene brommende phrassie om effect te waken?" waar in de Nieuwe Winschoter courant de vrees wordt geuit, dat gij als afgevaardigde niet genoeg de alle- daagsche belangen der maatschappij op het oog zoudt hebben; gij stelt daartegenover, dat gij herhaaldelijk in de bres zijt gesprongen voor de belangen van het district Winschoten, of van water- of veenschaps- besturen. Daaruit blijkt dat ge onze bezwaren niet hebt begrepen." Hierop antwoordt de kiesvereeniging, dat die belan gen niet in de kamer behandeld en dus niet door den heer Jonckbloet als afgevaardigde zijn voorgestaan. De diensten als tusschenpersoon bij de ministers bewezen, schat de kiesvereeniging naar waardemaar zij kunnen niet in rekening gebracht worden „bij de waarneming der algemeene belangen als lid van de wetgevende macht. In 't algemeen achten wij dergelijke tusschenkomst minder aanbevelenswaardig, want zoo ieder afgevaar. digde de ministers lastig valtmet het voorstaan van particuliere belangen, dan kan zeer licht de rechtvaar dige afdoening van zaken daardoor lijden". Het goede waardeerende in hetgeen de heer Jonck bloet voor het onderwijs doet, betreurt de kiesvereeni ging echter zijne houding bij de quaestie der dispensa tie van de studie der oude talen. „Wij dachtenzoo luidt de brief, dat ook gij het nuttig voor de maatschappij zoudt achten, zoo enkelen, zonder de studie der doode talenvan de academische lessenb. v. op wis- en natuur kundig gebiedmet gelijke rechten konden profiteeren." Verder treedt de brief in eene weerlegging van de meening van den Winschoter afgevaardigde ten aan zien van de belastingquaestie. „Uwe bewering dat gij in theorie voor belasting-hefÏÏDg naarmate van het inkomen gestemd zijt, maar dat de practische be studeering van het ontwerp u te groote bezwaren heeft getoond, kunnen wij niet beoordeelen, omdat gij ons niets van bet feitelijke dier studie mededeelt „Bestaan de, door u zoo sterk gekleurde, bezwaren tegen het ontwerp-Blussé niet in veel hoogere mate bij de thans bestaande belastingen? Is er wel eene onder die zich, wat rechtvaardige verdeeling van lasten be treft, met dat ontwerp meten kan? In gemoedevragen wij: waarom de aangeboden verbetering niet dankbaar aangenomen? Waarom moest ook hier weder het betere de vijand van het goede zijn?" Die bezwaren worden achtereenvolgens behandeld en bestreden; de onbillijkheid in de toepassing, omdat feitelijk de belasting niet naar het vermogen, maar naar leugenachtige opgaven geheven wordt; de onzede lijkheid om den eed te vorderen enz., alle bezwaren, zooals de kiesvereeniging zegt, die later opgeheven konden worden, „wanneer er maar eer3t eene belasting bestaat, waarin allen gelijkelijk naarmate van hun inkomen bijdragen. Het ontwerp-Blussé was dus een groote stap voorwaarts, het onvolmaakte moeht geen reden zijn die verbetering te verwerpen." „Een gewichtig bezwaar, zoo leest men verder in den brief, was voor u „„de wijze waarop de aanslag zon worden verkregenen waarbij naar uw oordeel vele ingezetenen of aan de hatelijkste inquisitie of aan vol komen willekeur zouden zijn prijsgegeven."" „Wij be^ kennen 't u ronduit, dat we dit voor een holle phrase houdenbestemd om het ontwerp-Blussé bij de niet zelf onderzoekende massa in minachting te brengen, en die van uw standpunt niet mocht gebruikt worden. Gij weet, wellicht beter dan ieder ander, welke hatelijke beteekenis ieder Nederlander aan het woord inquisitie hecht, en ge weet ook dat de commissie van ondeizoek, bij 't ontwerp Blussé bedoeldgeen enkele der attribu- tm voor inquisitoriaal onderzoek verkreeg. Zij zoude alleen de belastingschuldigen hooren, en van hen niet meer vernemen, dan ieder van zijn standpunt zou ver- meenen te moeten mededeelenzij kon geen dwang uitoefenen, maar had het zeer natuurlijke recht om na den belastingschuldige gehoord te hebben met hem van gevoelen te verschillen. Ge stemt het toe dat er onware aangiften zouden gedaan worden, zelfs door velen die niemand een cent zouden tekort doen maar het met de schatkist zoo nauw niet nemen; controle was dus noodzakelijk, en bestaat soortgelijke controle niet op do eene of andere wijze bij alle bestaande be lastingen „Het komt ons vreemd voor, dat u dit bij de prac tische studie dezer materie niet is gebleken." Te Winschoten wordt sedert jaren eene inkomsten belasting geheven. „In ons vaderland, zegt naar aan leiding daarvan de brief, bestaat nog geen ruime ge legenheid deze materie practisch te bestudeeren Het komt ons daarom vreemd voor, dat gij bij uwe practische studie de werking dier belasting in de hoofd plaats van uw kiesdistrict, waar zij sedert verscheidene jaren bestaat, niet hebt nagegaan." Eindelijk antwoordt de Winschoter kiesvereeniging op het slot der missive van den heer Jonckbloet dat het doel, waarnaar wij allen streven, op audere wijze kan worden bereikt, en de lasteD, meer billijk, naar elks draagvermogen worden verdeeld"", het volgende: „Wij moeten u eerlijk bekennen dat wij, in plaats van deze zoetklinkende phrase van u die beweert ons belastingstelsel van de practische zijde te hebben be studeerd, liever een klein schema hadden ontvangen van datgene, wat gij voor de praetijk geschikt acht. „Mocht dat schema bij u soms nog niet aanwezig zijn, dan lijkt het ons practischer intasschen ook kleine verbeteringen dankbaar aan te nemen." De kiesvereeniging hoopt teD slotte dat dit antwoord den heer Jonckbloet overtuigd zal hebben, dat „geen persoonlijke bestrijding, maar werkelijk alleen het alge meen belang tot deze beschouwingen heeft geleid." BENOEMINGEN EN BESLUITEN. CONSULATEN. Erkend en toegelaten als consul van San Salvador te Rotterdam, op den voet van Neder landsch onderdaan, H. N. Roepius.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1