MIDDELBURGSCHE F 176. Zaterdag 1873. COURANT. 26 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2CÖ Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen, De prijs per 3/m., franco is 3.50, Middelburg 25 Juli. ONGRONDWETTIGE PLANNEN TE WINSCHOTEN. In den laatsten tijd komen er opnieuw berichten tot ons van groote beroeringen in het kiesdistrict Winscho ten. Men zal zich herinneren dat er ten vorigen jare groote verbolgenheid onder de Winschoter kiezers heersebte over de houding van den door hen verkozen afgevaardigde, professor Jouckbloetin de tweede kamer, en dat men, naar de dagbladcorrespondenten uit het noorden oordeelende, niet3 anders verwachten mocht dan dat genoemde professor bij de algemeene ver kiezingen van Juni 1873 niet zou worden herkozen. Tegen den verkiezingsdag werd dan ook werkelijk een liberaal tegen-candidaat tegenover den heer Jonckbloet gesteld, doch toen die bedankt had werd hij door geen ander vervangen, zoodat op den tienden Juni de heer Jonckbloet op de meest glansrijke wijze opuieuw voor vier jaren te Winschoten tot lid der tweede kamer ge kozen werd met 340 vau do 486 uitgebrachte geldige, of van de 1280 in bet kiesdistrict aanwezige stemmen. Ter verklariüg van dezen, niet geheel met de vroeger door de Winschotenaren aan den dag gelegde verbol genheid kloppenden, uitslag liep in de dagbladen het gerucht dat de heer Jonckbloet tijdens de voorbereiding der verkiezing in een aan een zijner vrienden in het district gerichten brief zoo voldoende ophelderingen aangaande zijne parlementaire houding en zoo voldoende toezeggingen voor de toekomst gegeven had, dat de kiezers, ontwapend en verzoend, gemeend hadden 't nog wel eens met hem te kunnen beproeven. De door den Winschoter afgevaardigde gevoerde op positie tegen het wetsontwerp betrekkelijk de plaats vervanging en zijne passes (Cannes met den in 't noorden des lands zeer populairen minister Geertsema schijnen echter den ietwat ontlasten emmer der electorale ver ontwaardiging weer te hebben gevuld, tot overloopens toe. De kiezers van Winschoten zijn nu boos pour tont ie bon en bereideu, naar men zegt, eene geduchte de monstratie tegen den pas herkozen afgevaardigde voor. Er gaat niet meer of minder dan een adres aan den heer Jonckbloet in bet district rond, waarop reeds vele kiezers hunne verontwaardiging ademende onderteeke- ning hebben gekrabbeld, en waarin gezegd wordt dat, daar de houding van den heer Jonckbloet in de tweede kamer onlangs weder zoo scheip afstak bij de door hem gegeven ophelderingen, welke veroorzaakten dat men 'tin Juni nog eens met hem gewaagd heeft, men hem thans verzoekt zijn ontslag te nemen als lid van de tweede kamer, met volkomen vrijheid om zich bij de aldus ontstaande vacature opnieuw candidaat te Stellen; men pleegt dit tegenwoordig te noemen zijn mandaat ter beschikking van de kiezèrs te stellen, even als men in zekere omstandigheden van een minister zegt dat hij zijne portefeuille ter beschikking deskonings stelt. De liberale kiezers te Winschoten schijnen den Nicholas Nickleby van Dickens te hebben bestudeerd. De lezers van dat boek zullen zich de deputatie herinneren die zich namens de kiezers van zeker district aanmeldt bij hun parlementslid den heer Gregsbury, hem de grieven der kiezers tegen 's mans houding in het par lement mededeelt en ten slotte verzoekt zijn ontslag te nemen. De grieven van de Engelsche kiezers waren andere dan die der Winschoter kiezers; zij verweten hunnen afgevaardigde dat hij, bij zijne verkiezing be loofd hebbende do ministers door zijne vastberaden houding te zullen doen versteld staan en huiveren, inderdaad de ministers noch bad doen versteld staan noch had doen huiveren; dat hij in eene belangrijke quaestie voor de regeering bad gestemd omdat zijne vrouw den vorigen avond bij de vrouw van een der ministers op een partijtje genoodigd was geworden; dat hij, bij zijne verkiezing beloofd hebbende der regee ring uitermate lastig te zullen vallen en onophoudelijk moties van orde voor te zullen stellen, op stemmingen aan te zullen dringen en „over elke zaak en eiken persoon den duivel te zullen spelen", in het parlement niets van dat alles gedaan had. Men kan van deze 1 grieven en van die der Winschoter liberalen zeggen wat de sergeant-instructeur zeide van het onderscheid tusschen rechts om en links om; zij zijn precies bet tegenovergestelde van elkander, maar overigens vol maakt hetzelfde. De kiezers van Winschoten verwijlen hunnen uitverkorene van 10 Juni dat hij te veel oppo sitie maakt in strijd met gedane toezeggingen; inheide gevallen komt de tot den afgevaardigde gevoerde taal hierop ceder: Uwe houding in het parlement bevalt ons niet, u verkiezende meenden wij iets anders te kunnen verwachten; leg dus uw mandaat neder opdat wij een ander kamerlid verkiezen. Maar wij verwachten dat ook de heer Jonckbloet den Nicholas Nickleby wel zal gelezen hebben, en vermoe den dat hij, wanneer zich eene deputatie uit de Win schoter kiezers met een zwart geteekend adres bij hem vervoegen zaf, aan die heeren hetzelfde antwoord geven zal dat de heer Gregsbury aan zijne kiezers gaf. Wij vermoeden en wenschen dit niet alieen oen het geestige tafereeltje van Dickens hier zoo al niet te zien dan toch te weten opgevoerd; maar vooral omdat de zeer inconstitutioneele daad der Winschoter kiezers niet scherp genoeg kan worden afgekeurd. Toen de deputatie vau kiezers bij monde van zeke ren heer Pugstyles hare grieven en haar verzoek dat hij zijn mandaat zou nederleggen bij deu heer Gregs bury had overgebracht, las het parlementslid het vol gend schriftelijk antwoord voor: „Mijn waarde Pugstyles, Nevens de welvaart van mijn geliefd vaderland waardeer ik de edele onafhankelijkheid, die eerekroon van den Eogelschmaa, welke ik ongeschonden en onge rept eenmaal aan mijne kinderen hoop na te laten. Ik laat mij niet beheerschen door persoonlijke considera tion; alleen hooge en gewichtige constitutioneel© be weegredenen zijn mij tot richtsnoer; ik zal niet trachten die beweegredenen uiteen te zetten omdat zij waarlijk niet vallen binnen het bereik van het denkvermogen van ben die niet, gelijk ik, doorgedrongen zijn in de moeilijke en ingewikkelde wetenschap der hoogere poli tiek. Oen die reden acht ik het wenschelijk in het parlement te blijven, en ik behoud dus miju plaats*)." Wanneer de heer Jonckbloet, een dergelijk antwoord aan den een of anderen Winschoter Pugstyles deed toekomen, zou hij volkomen iu zijn recht zijn en de deputatie die hem het adres van wantrouwen zou komen overhandigen zou op dezelfde wijze moeten afdruipen als in den Engelschen roman de deputatie deed die eene soortgelijke boodschap bij den heer Gregsbury doen kwam. Wij duiden den heer Jonckbloet, wanneer hij iets dergelijks antwoordt, zijne stoelvastheid in het geheel niet ten kwade; wij willen op het oogeublik niet onderzoeken of hij aan de kiezers van Winschoten ge gronde redenen voor hunne verontwaardiging gegeven heeft; met opzet schrijven wij over deze zaak voordat wij het verweerschrift, dat de afgevaardigde in eene Groningsche coux-ant in artikelen doet verschijnen, anders dan gedeeltelijk en vluchtig doorloopen hebben, omdat wij de quaestie der grondwettigheid en ongrondwettig heid der stappen van de Winschotenaren zoo zuiver mogelijk wenschen te houdou. Tot die quaestie doen de bijomstandigheden niets af; of de heer Jonckbloet zich in de kamer schuldig maakt aan schending van gedane toezeggingen en de kiezers dus met grond kla gen of niet ot alle 1280 kiezers te Winschoten dan wel alleen de 31Ö die op den tienden Juni op den voor- maligen hoogleeraar stemden, dan wel de 794 kiezers die op dien dag in dat district van de stembus weg bleven het vermelde adres onderteekenen dit alles doet niets ter zake. De eisch van den kiezer dat zijn afgevaardigde omdat h<j hem niet bevalt zal aftreden is volkomen ongrondwettig, daar ruggespraak tusschen kiezers en gekozenen door de grondwet uitdrukkelijk verboden is, daar het mandaat van volks vertegen woor- Waaneer men de rede naleest, die de heer Jonckbloet op 27 Juni in de tweede kamer hield, zou men gaan gelooven dat j hy reeds vooraf den Nicholas Nickleby had nageslagen. J diger in de tweede kamer wordt opgedragen voor den tijd van vier jaren, en alleen door andere dan natuurlijke oorzaken kan worden beëindigd, wanneer de gekozene het vrijwillig nederlegt of wanneer eene ontbinding dier kamer plaats heeft. De kiezers heb ben om de vier jaren over het mandaat te beschikken zij kunnen er dan precies meê doen wat zij willen, het opdragen aan een bekwaam, geschikt en ernstig man of aan een onpractisch, twistziek of eerzuchtig poliiieken, aan een geleerdeeen praciisch man of aan een hansworst, maar de eenmaal gedane keus is als eene onherroepe lijke volmacht te beschouwen; de afgevaardigde is ge heel vrij en de kiezers mogen toezien. Maar wanneer de kiezers ten allen tijde recht hadden bij hunnen afge vaardigde op aftreding aan te dringen, dan zouden wij spoedig komen onder de beheeisching van het impera tief mandaat, de ondragelijkste pressie zou op de leden der tweede kamer worden uitgeoefend, en spoedig zou ze geheel ontaard zijn in eene vertegenwoordiging niet van het geheele Nederlandsche volk, maar van allerlei persoonlijke 'l en kleine zwakken of veeten, en niet het minste van het bekrompen plaatselijk belang. Er ligt wel iets koddigs in, dat de kiezers van Win schoten, die den tienden Juni „'tnog eens met den heer Jonckbloet beproefden" omdat zij zijne belofte meenden te hebben, dat hij nooit weer doen zou wat hij in hunne oogen vroeger had misdaan, dat diezelfde kiezers nog geen zes weken later hunnen uitverkorene verzoeken dat uitgereikte mandaat weêr teiug te geven, opdat zij het aan een voor hen meer betrouwbaren persoon kun nen uitreiken; toch is het niet alleen de koddigheid vau 't geval die er ons over spreken doet. Het is hier namelijk geen kibbelarij binnenskamers, geen vuile wasch die de heer Jonckbloet en zijne committenten zonder de bu ren er bij te halen behooren op te redderener zijn be langen bij deze quaestie betrokkenwij zeivenMid delburgers, zijn even goed als de kiezers te Winschoten, als do geheele Nederlandsche natie belanghebbenden bij het daar ginds opgerezen geschil. De heer Jonckbloet is niet het eigendom van de 340 kiezers te Winschoten die hem op den tienden Juni herkozen; hij is geen man dien zij straffeloos maken en breken kunnen vooreerst omdat de grondwet hem voor vier jaren tegen derge lijke proefnemingen garandeert, doch in de tweede plaats omdat hij eenmaal in de kamer gebracht, niet de maa van Winschoten ismaar de man van de geheele Neder landsche natie. Deze stelling behoort den afgevaardigde te vrijwaren tegen min aangename bejegeningen en onhebbelijke vra gen gelijk de Winschoter Pugstyles aau „hunnen" af gevaardigde schijnen te willen stellen. Wij kunnen ons zeer goed voorstellen dat eenig afgevaardigde niet be antwoordt aan de billijke verwachtingen waarmede men hem koos en inderdaad te kert schiet in zijn verplich tingen als vertegenwoordiger des ganschen volks. Maar daar is nu eenmaal niets aan te veranderen; alleen meer voorzichtigheid voor het vervolg wordt door dit leer geld ia schade en schande gekocht. Doet zoodanig ge val zich voor, dan mag er vooral geen sprake zijn van explication tusschen den eenmaal gekozene en die groep van kiezers die hem namens en voor de geheele natie verkozen heeft. Dat men om gekozen te worden zijn beste beentje vooruitzet ligt voor de hand, dat men ia het tijdvak van voorbereiding zijner candidatuur allicht iets zegt- of doet gevoelen, wat mea later niet gestand kan doen, laat zich denken; maar tegen ver rassingen en teleurstellingen van dien aard behooren de kiezers op hunne hoede te zijn, omdat zij, en niemand anders zedelijk verantwoordelijk zijn voor hunne keuze jegeas het gansche land. En wanneer wij nu willen besluiten met een enkel woord naar aanleiding van de verantwoordelijkheid der Winschoter kiezers voor de houding van den door hen gekozen afgevaardigde ter tweede kamer, dan zal het dit woord zijn: indien het waar is dat de her kiezing van den heer Jonckbloet in Juni 1873, naaide verbolgenheid die de kiezers voor dien tijd jegens den gekozene hadden vertoond en na hunne luide bedrei gingen met niet-her kiezingtoe te schrijvea is aan ophelderingenwaarin ze de toezegging eener voortaan

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1