MIDDÉLBURGSCHE CO Mi A NT. F 175. Vrijdag 1873. 25 Juli. X Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2eö Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/ra., franco is f 3.£50, Middelburg 24 Juli. De Staatscourant van beden bevat bet koninklijk be sluit van den 19en dezer tot nadere tijdelijke schorsing van de bij art. 18, eerste lid, der wet van 26 November 1847 (Staatsblad n°. 69) toegekende bevoegdheid tot het doen aaumunten van zilveren standpenningen, an ders dan voor rekening van den staat. De gemeente Goes is ambtshalve in het patentrecht aangeslagen als rouwkoets-verhuurster, omdat zij tegen betaÜDg van een recht van f 10 een lijkkoets met koet sier en twee paarden verschaft aan die het verlangen, en tegen bet dubbele of twintig gulden, wanneer een lijk uit of naar een andere gemeente wordt afgehaald of overgebracht. Gedeputeerde staten van Zeeland hebben van dien aanslag ontheffing toegekend, omdat hier niet valt te denken aan de uitoefening van een bedrijf of beroep, maar aan een heffing van publiekrechtelijken aard. (Goessche cour.) Gisteren is te Rotterdam tot arts bevorderd I. van Deventer Lz., militair student, van Zwolle. Het Mémorial diplomatique meldt, dat de nieuw be noemde Fransche gezant bij bet Nederlandsche gouver nement, de heer Target, tusschen den 25cn en 30en dezer maand delegatie te 's Gravenhagezal overnemen. Daar na zal hij naar Frankrijk terugkeeren eu tegen het einde der maand Augustus definitief zijn post aan vaarden. Hot verslag van den raad van beheer der Neder- landsch Indische spoorwegmaatschappij over het tiende boekjaar, aan de algemeene vergadering van aandeel houders uitgebracht, is opgenomen in de tot de Staats courant van heden behooreude bijvoegsels. BENOEMINGEN EN BESLUITEN. rechterlijke macht. Herbenoemd tot griffier bij het kantongerecht te Oostburg M. Theri, bij dat te Axel M. H. Telchuijs en bij dat te Brouwershaven G. van Wage. Eervol ontslag verleend, op verzoek, aan T. J. Jansen als griffier bij het kantongerecht te Sluis. consulaten. Erkend Livio als consul-generaal van Frankrijk te Amsterdamop den voet van vreemd onderdaan. notarissen. Benoemd tot notaris binnen het arron dissement Assenter standplaats de gemeente Gieten, W. Tonckens, candidaat-notaris te Meppel. rekenkamer. Eervol ontslag verleend aan J. G. Volck uit zijne betrekking van commies bij de algemeene rekenkamer, behoudens aanspraak op pensioen. predikanten. Benoemd tot predikant bij de pio- testantsche gemeente in Nederlandsch-Indie J. J. Crébas, predikant te Westkapelle. KERKNIEUWS. Na langdurig beraadslagen heeft de algemeene synode besloten eene commissie te benoemen, om zich bezig te houden met het ontwerpen cener organisatie, waardoor het broederlijk samenwonen der velschillende richtingen in hetzelfde kerkelijk verband verzekerd wordt. Deze commissie zal bestaan uit negen mannen van verschillende richting, van wie hoogstens drie uit de leden der synodale commissie mogen gekozen worden en van wie drie niet-predikanten moeten zijn. Nadat de commissie op den door de synode bepaalden tijd met haren arbeid gereed zal zyn, zal de synode, eerlang op reces gescheiden, weder bijeenkomen, om het bearbeide ter hand te nemeD, en indien het hare goedkeuring kan wegdragen, op de door de vigeerende reglementen aangewezen wijze aan het oordeel der keik te onder werpen. KOLONIËN. In de Staats courant van heden worden medegedeeld de voorwaarden waarop door den directeur van binnen- landsch bestuur, op den eersten of tweeden dag in de maand December 1873, na aankomst te Batavia der eerste Eogeleche mail aldaar, zal worden aanbesteed het onder houden van een geregel den stoompakketvaartdienst in den Indischen Archipel, gedurende de jaren 1876 tot en met 1890. Heden zijn berichten uit Nederlandsch-Indië ontvan gen, loopende tot 18 Juni jl. Omtrent de benoeming van den luitenant-generaal van Swieten leest men in de Indiër: Volgens een regeeringstelegram is de gepensioneerde luitenant-generaal J. van Swieten, oud leger-komman- dant, benoemd tot bevelhebber voor de leiding der krijgs verrichtingen tegen Atsji en regeerings-commissaris. De vereeniging van deze twee betrekkingen achten wij nuttig. Het militair en politiek gezag meet niet verdeeld worden. De regeerings-commissaris moet wezen de verantwoordelijke persoon en hij kan dat niet zijn, als bij niet tevens met do leiding der krijgsverrichtin gen belast is. Een civiel persoon zal zich anders toch onder menige omstandigheid tot eene passieve rol moe ten bepalen. Men zal hier wellicht de opmerking maken, dat het hoogst onaangenaam is een generaal in ruste uit Neder land te zien komen om de zaken te biden, terwijl ons leger toch menig verdienstelijk hoofdofficier telt. Ons eenig bezwaar is, dat de geachte generaal, die zijn rustig, ofschoon geenszins werkeloos verblijf in den Haag te midden der zijnen opoffert, om op rijper leeftijd de vermoeienissen en gevaren, aan de leiding van een gewichtigen krijgstocht vei bonden, te trotseer en, reeds een weinig lang uit de gelederen is getreden. Maar het kan in geen enkel ander opzicht afkeuring verdienen, dat de heer van Swieten komt. Hij is oud-gouverneur van Sumatra's westkust en als zoodanig de onderhandelaar over het tractaat van 1857 met Atsji geweest. Ook op Bali gaf hij blijk van diplomatieke bekwaamheid tegenover inlandache vorsten, die de wapens tegen ons opgevat hadden. De heer van Swieten bekleedde een rang, zoo hoog als men in een Indisch leger bereiken kaD. Geen hoofd officier kan zich gekrenkt achten onder zijn bevel te moeten dienen. Zijn Daam is aan belangrijke krijgs tochten, b. v. die van Boni, verbonden. Daarbij komt dat geen onzer tegenwoordige hoofd officieren in de gelegenheid is geweest eene belangrijke troepenmassa aan te voeren. In de ooi logen van de laatste jaien is wel eens eene vrij beteekenende macht ontwikkeldmaar waar is met meer dan éen of twee bataljons gelijktijdig geageerd Het succes van verdere krijgsverrichtingen tegen Atsji moet verzekerd zijn. Daarom moet men zoo min mogelijk proefnemingen doen of het opwekken van jaloezie in de band werken. Wat wij hopen, is dat generaal van Swieten nog steeds de geestkracht en den schranderen blik zal be zitten, hem in vroeger jaren eigen. Dat hij zich de opgedragen taak laat welgevallen, bij het hooge ge wicht dat men in Nederland aan dezen oorlog hecht, zooals uit alles blijkt, doet ons vertrouwen dat generaal van Swieten voor zich zeiven nog het besef heeft, dat hij aan het in hem gestelde vertrouwen zal kunnen beantwoorden. Maar daarenboven staat generaal van Swieten buiten de menéesde sympathiën en antipatbiën, die in den laat8ten tijd hun invloed, misschien ten nadeele van het publiek belang, al te zeer hebben doen gevoelen. Met het doel om de aan Atsji onderhoorige staatjes gedurende den verderen loop van den oorlog tegen dat rijk tot onthouding te nopen, is dezer dagen door de regeeiing eene proclamatie vastgesteldwaarvan de Nederlandsche tekst luidt als volgt: Aan de hoofden en de bevolkiüg der landschappen onderhoorig aan het rijk van Atsji. Bij herhaling heeft het Nederlandsch-Iudisch gouver nement in 't algemeen belang van handel en scheepvaart pogingen aangewend, om aan de geschillen en vijande lijkheden tusschen het rijk van Atsji en de daaraan onderhoorige staatjes en tusschen deze laatste onderling op vredelievende wijze een einde te maken. Die pogingen zijn niet alleen steeds afgestuit op den hardnekkigen onwil van de zijde van Atsji, maar laatstelijk zelfs door de bestuurders van dat rijk met een daad van verregaande misleiding beantwoord. Te vergeefs heeft het Nederlandsch-lndisch gouver nement getracht hieromtrent van den sultan van Atsji de noodige opheldering te erlangen en langs den weg van onderbandelen tot eene minnelijke schikking met hem te gerakenen het heeft zich uit dien hoofde ver plicht gezien, den sultan den oorlog te verklaren. Tengevolge van den naderenden kwaden mousson voorloopig gestaakt, zullen de vijandelijkheden in het gunstige seizoen met de meeste kracht worden hervat. De wapenen zullen alleen gekeerd worden tegen de zulken, die den sultan omtrent de welwillende bedoe lingen van het gouvernement om den tuin geleid en tot den oorlog medegewerkt hebben en tegen hendie hem steunen, in welken vorm ook, doch geenszins tegen die ouderhoorigheden van Atsji, die zich van alle inmenging in dezen oorlog van stonde af aan stipt zullen onthoudenwaarover bij voortduring van alle kanten berichten door mij zullen worden ingewonnen. Zoodra daaruit blijkt, dat op de eene of andere wijze aan Atsji bijstand is verleend, zal men als vijand be schouwd en als zoodanig behandeld worden. Zij daarentegen, die tegenover het Nederlandsch- Indiscb gouvernement eene vredelievende houding aan nemen, zullen de welwillendheid en vriendschap daarvan ondervinden en gespaard blijven voor de den oorlog vergezellende rampen van dood en verwoesting, terwijl zij er verder op kunnen rekenen, dat gemeld gouvernement alles zal aanwenden wat strekken kan om hun rust, vrede, geluk en voorspoed te verzekeren. In strijd met de geruchten, door boosaardigeu ver spreid kan een ieder zich overigens verzekerd houden, dat de regeering van Nederlandsch Indië geeno vijand schap jegens den Mohamedaanschen godsdienst koestert; alom wordt die binnen haar gebied met volkomen vrij heid uitgeoefend. Ik herhaal: zij, die de zijde van den sultan mochten kiezenzullen de kastijdende band van het gouvernement gevoelen, en het leed, hun en hun land berokkend, aan zichzelven hebben te wijten. De kommandant van het oorlogschip, die deze pro clamatie tot u brengten de ambtenaar die hem ver gezelt, zijn door mij gemachtigd deze zaken met u te bespreken en naar gelang der omstandigheden te han delen. Buitenzorg, De gouvern.-gener. van Nederl.-Indië, 7 Juni 1873. Loudon. Zr. M'. stoomschip Watergeus is den 14cn van hier naar Atsji gestevend. Nog steeds is een commissie bezig met het keuren van stoomschepen van de Nederlandsch-In dische stoomvaartmaatschappij daar de regeering, bui ten de Vice-president Prinsnog twee andere groote stoombooten schijnt te willen aankoopen alsmede een schip als eommunicatie-stoomer tusschen Atsji en Pinang. Van Pinang seint Reuter, dat drie schepen onder En- gelsche vlagdie de haven van Atsji wilden uitloopen, in hun voornemen belemmerd werden en zelfs op een dezer vaartuigen gevuurd zou zijn. Thans zijn met de uit Nederland aangekomen bodems een 10- of lltal schepen langs de kusten van Atsji kruisende. Van de enquête over de expeditie verneemt men niets. {Indiër.) Men schrijft den generaal-majoor Verspijck het voornemen toe om pensioen te vragen. De resident van Samarang heeft den schout Ooste- weeghol belast met het onderzoek in do roofpartij bij mevrouw de wede. Hof. Volgens een telegram van het Algemeen Dagblad zijn door den regent en genoemden schout vijftien schuldigen gevat, waaronder Degen dessa- hoofden uit Nagelang en twee uit Salatiga. De hoofd aanlegger Todhipo is reeds in confessie. (Bal. Hand.) Padang, 24 Mei. Er wordt gemeld dat de kolo nel-komman dant dezer kust per verwacht wordende

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1