MIDDELBÜRGSCHE COURANT. 1° 163. Vrijdag 1873. 11 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. 3De prijs per 3/m., franco is 3.50. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Middelburg 10 Juli. DE GRENZEN DER PARLEMENTAIRE CRITIEK. Wij hebben met opzet ettelijke malen de zon laten op- en ondergaan over de bevreemding die ons vervulde na het jongste parlementaire duel een wer kelijk duelgeen spiegelgevecht tussehen den minis ter van binnenlandsche zaken en den pas herkozen afgevaardigde uit Winschoten; thans is ons gemoed kalm genoeg om naar aanleiding daarvan een kort woord te wijden aan de vraag: welke verhouding er behoort te bestaan tussehen vertegenwoordiging en regee ring ten aanzien van voorgedragen wettenmet andere woorden welke de grenzen zijn der parlementaire critiek Zonder in de bijzonderheden der passes cP armos van 28 en 30 Juni te willen afdalen, herinneren wij dat de heer Jonckbloet beweerde dat men het recht niet had hem te verwijten een scherpe, onvruchtbare critiek op de voorstellen eener bevriende regeering uit te oefe nen; zoolang men hem niet aantoonde dat de voorstel len der regeeriag aannemelijk waren en hij onredelijk was, zcit hij dus op den ingeslagen weg voortgaan. De minister Geertsema hield daarentegen vol dat de oppositie van den heer Jonckbloet was van een klein- geestigen aard, dat zijne critiek zich bepaalde tof het napluizen der stakken om allerlei onduidelijke of onjuiste uitdrukkingen aan bet licht te breDgendochdehoofd- beginselen der wetsontwerpen niet raakte; dit bleek, volgens den minister, opnieuw uit den uitval van den afgevaardigde die den minister bekwaamheid totregee- ren ontzegde, omdat hij verklaard had dat de regeering minder hechtte aan de bijzondere bepalingen van het aanhangige wetsontwerp tot afschaffing der plaatsver vanging bij de nationale militie dan aan het hoofdbe ginsel en daarom tevreden zou zijnwanneer de kamer, desnoods met ter zijde stelling van het wetsontwerp, op de eene of andere wijze dat hoofdbeginsel uitmaakte. Ongeveer in gelijken zin als zijn herkozen collega uit Winschoten liet zich, een paar dagen later, de niet- herkozen afgevaardigde uit Almelo hooren toen hij opmerkte dat men tegenwoordig onafhankelijkheid van oordeel aan de leden der staten-generaal niet als eene deugd scheen toe te rekenen. Wat is hiervan? Wordt werkelijk de tweede kamer onbillijk beoordeeld in de pers en door het publiek? Zijn wij inderdaad onredelijk genoeg aan onze afge vaardigden tot verwijt te maken dat zij stemmen naar eed en geweten, en de onafhankelijkheid van karakter tegenover de regeering in het oog houden die den vroeden man past? Stellen wij den vernederendeneisch dat zij alles goed zullen keuren, blindelings, zonder onderzoek of tegen beter weten aan, alleen omdat het voorgesteld wordt door eene regeering uit de partij, waartoe zij zeggen te behooren Wij hebben geen oogenblik volgzaamheid of gedwee heid in eene kamer van volksvertegenwoordigers ver langd. In geen enkel orgaan der liberale pers éen enkel uitgezonderd, hetwelk beweerd heeft dat men het wetsontwerp op de plaatsvervanging, hoeveel bezwaar men er ook tegen had, uit plichtgevoel aannemen moest in geen enkel liberaal dagblad is die eisch gesteld. De lichtgeraaktheid der heeren Jonckbloet en van der Linden is door een misverstand opgewekt, en het is wenschelijk dat een misverstand omtrent eon- stitutioneele rechten en plichten opgehelderd worde. Het geldt hier het recht besef van de positie der tweede kamer. De vraag of de kamer recht van critiek heeft is volkomen overbodig; vraag liever of de verplich ting om critiek te oelenen niet op de kamer rust. Krachtens den aard der constitutioneele instellingen is het parlement daar om een aanhoudend toezicht te houden op de daden der aan het parlement verant woordelijke ministers, en is het geroepen om de voor stellen en wets voor drachten door de regeering bij de kamers ingediend te onderzoeken en te verbeteren. Ons dunkt, ^e^C^pmerking beantwoordt ten volle de gestelde vragen. Voor wij verder gaan, een koit woord over de be- teekenis van de uitdrukking: critiek. Het woord heeft in alle talen der wereld eene officieels en zeer schoone beteekenis; men bezigt het om de kunst, en ook de practijk aan te duiden van het naar wetenschappelijke regelen beoordeelen van personen of zaken, handelingen of werken. Nevens deze zeer schoone beteekenis staat echter eene andere, die in de volkstaal leeft. Volgens haar en zij is waarschijnlijk haar aanzijn verschul digd aan de min hebbelijke practijken van vele critici is critiek niets anders dan vittenen staat op den voor grond bij eene critiek van personen en zaken niet de wetenschappelijke regelen, waaraan het voorwerp der cri tiek ter toetse moet worden gebracht, maar de zucht om af te keuren en de toeleg om die afkeuring op de inder daad meest ruwe manier uit te drukken Deze laatste critiek verwerpen wij op ieder gebiedin het parle ment zoowel als in de litteratuur, in de kunstwereld of op wetenschappelijk terrein. Alleen van critiek in de hoogere en edele beteekenis van het woord mag er tussehen regeering en volksvertegenwoordiging sprake zijn. De handelingen en voorstellen der regeering be hooren getoetst te worden aan vaste beginselen van staatkunde en regeeringsbeleid en aan de éischen der volksbehoeften, maar het oordeel mag niet worden be- heerscht, hetzij door persoonlijke consideratiënhetzij door eigenbelang, hetzij door de zucht om kiezers te believen, hetzij door de eene of andere toguadevan den beoordeelaar. Dat er een groot onderscheid behoort te bestaan tus sehen de critiek der regeeringspartij en die der oppo sitie ligt in den aard der zaak. De beginselen van staatkunde en regeeringsbeleid vormen een subjectieven maatstaf, verschillende naar het credo van elke partij; ook de behoeften des volks en zijne eisehen verschillen hemelsbreed naarmate men die van het standpunt der eene of andere party beschouwt. De door de oppositie gevoerde critiek zal daarom een ander karakter dra gen dan die der vrienden van de regeering; de eigen aardige verhoudiDg in onze tweede kamer geeft ons echter vrijheid de eerstgemelde critiek buiten aanmer king te laten. Die eener regeeringspartij nu behoort altijd te beantwoorden aan de vereischten, welke wij hierboven aangaven. Zij moet objectief, uitsluitend objectief zijn, en ze kan dat wezen omdat de gelijk heid van richting, de eenstemmigheid aangaande de beginselen tussehen regeering en regeeringspartij de subjectieve punten van geschil als het ware buitensluit. Dat nu de houdiDg van vele geestverwanten van het ministerie in de laatste jaren verre is van aan die gestelde eisehen te beantwoorden bij de door hen uit geoefende critiek op de regeering zal men on3 zeker wel willen toestemmen. Een gedeelte der geestver wanten van de regeering, een deel van de liberale partij heeft uit het oog verloren dat niet uitsluitend cri tiek de roeping is van den volksvertegenwoordiger, en zich eenmaal uitsluitend toegelegd hebbende op het oefenen van critiek is die fractie verzeild op de klip waarop zoo menig ander kunst-, wetenschappelijk of letterkundig criticus hier te lande en elders heeft schip breuk geleden; in plaats van Part de jager heeft zij het tronver d redire als richtsnoer genomen, en het resultaat van deze treurige misgreep hebben wij allen gezien en zien we dagelijks nog. Niet uitsluitend critiek is de roeping van den volks vertegenwoordiger zeggen wijniemand zal dit De beide beteekenissen van bet woord worden o. a. in de Prauscbe Dictionnaire de Tacadcinie aldus omschreven. Voor eerst: "l'art de juger d'un ouorage d'esprit, cl'eruditionde littêrature"en later: "II se prend quelquefois en mauvaise part, et signifie une censure maligne de la conduite d'autrui, de quelque chose, ou de quelque ouorage d'esprit". Het woord criliquer wordt daarna verklaard als: "Censurer quelque chose, y irouver cc redire" Zoolang wij het Hollandsche woordenboek niet bezittenmoe ten we ons met bet Fransclie behelpen. wraken. De roeping der kamer brengt niet mede dat zij eenvoudig proeft van de schotels die haar op- gedischt worden en, wanneer de smaak haar niet be valt, ze naar den kok terugzendt en een ander gerecht verlangt, om ook dit spoedig naar de keuken terugte zendeD, den kok te ontslaan en met zijn opvolger het zelfde plan te hervatten. Voor een dusdanig werk is er plaats onder de oude constitutioneele monarchiede getemperde monarchie gelijk men haar noemde, welke zich oploste in een zeker recht van veto op sommige regeeringsmaatregelen door do volksvertegenwoordiging uitgeoefend. Het parlementair stelsel daarentegen geeft aan de vertegenwoordiging des volks uitgebreide rech ten, maar legt haar tevens zwaarder verplichtingen op. Aan haar komt niet alleen het recht van temperen toe der koninklijke macht, maar het recht om de richting van het regeeringsbeleid aan te geven. In algemeenen zin regeert in den modern-constitutioneelen staat het parle ment; maai- dan houdt ook de critiek op het voor naamste bestanddeel van zijn werkkring te zijn. Mede werken met het ministerie harer richting is dan voor de meerderheid plicht. Heeft nu de liberale partij in de tweede kamer den goeden niet te na gesproken in de laatste jaren dezen plicht vervuld? Wij gelooven het niet. Wij wenschen, evenmin als de heer van der Linden en even min als de heer Jonckbloet, meêgaande of volgzame kamers; wij verlangen niet dat een enkele onzer geest verwanten zijne overtuiging geweld aandoe of zich aan zijn mannelijk karakter vergrijpe ter wille van door hen afgekeurde wetsontwerpen eener bevriende regee ring. Maar wat wijdunkt onshet recht hebben te verlangen is dat de toongevende meerderheid, de regee- rende politieke partij met de regeeriag uit eigen boe zem medewerke en zich niet zóo vlak en zóo scherp tegenover haar plaatse, dat zij der oppositie het werk uit de handen neemt. Worden er tegenwoordig niet dan slecht gedachte en slecht geredigeerde wetsont werpen ingediend? Die besehuldiging zou behalve de ministers treffen het geheele personeel der bureau ambtenaren, wier gehalte men ons bij herhaling vertelt dat sedert een twintigtal jaren zoo aanmerkelijk ver beterd is. Doch al ware dit zoo, waar zijn dan de pogingen der klagers om die wetsontwerpen door amen dementen te verbetereneu welk amendement ter ver betering hebben zij gesteund door hunne stem? Wat meer is, hoe hebben zij zich gehouden tegenover geop perde denkbeelden, om althans het hoofdbeginsel eener aanhangige wet te redden, gelijk bij de behandeling der inkomstenbelasting en van de afschaffing der plaats vervanging? Dat de ontwerpen der regeering la mort sans phrases vinden, kan niet worden gezegd, maar dat zij niettemin onverbiddelijk worden dood gedaan is een feit, en dat die moorden nederkomen op eene weigering van het gemeen overleg, waartoe de constitutioneele instellingen verplichten, blijkt uit iedere verweiping, hetzij in de openbare zitting, hetzij in de afdeelingen, gelijk met het wetsontwerp betrekkelijk het pandrecht. Men versta ons welwij willen de critiek zelve der tweede kamer, van meerderheid noch minderheid, van regeeringspartij noch oppositie, in het geheel niet brei delen. Elke critiek is onbegrensd; tracht men haar te begrenzen dan is ze geen critiek meer. Maar haar uit oefening behoort getemperd te worden door of samen te gaan, waar 't geestverwanten geldt, met een besef van de verantwoordelijkheid der volksvertegenwoordigers tegenover de natie, van de verplichting dat samen wer- kiug, niet tegenwerking, ten goede kan leiden. Geschiedt dit niet, dan doemt de meerderheid zich zelve tot on macht, de staatsmachine loopt vast en het land komt in eene treurige crisis, gelijk Nederland er op bet oogen blik eene ondervindt. Bij ministerieele beschikking van 8 dezer is de ver gunning voor een stoomsleepdienst op de Ooster- en Westersehelde, van Brouwershaven naar Hellevoetsluis en Dordrecht en terug, alsmede langs de daarop aan- loopende zeegaten en rivieren tot aan of binnen de daaraan gelegen zeehavens, vroeger aan Spoors eu

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1