de landbouwschool te bezoeken; men zal er daar dns minder bezwaar in maken om naar Goes te gaan. Daarbij is Goes een centraal-punt; het biedt daarom groote voor deden aan en verdient de voorkeur boven een afgelegen punt der provincie. Hetgeen de heer Vader heeft in het midden gebracht, omtrent het hooge standpunt waarop de Zeeuwsche landbouw staat, die bewering mag spreker niet geheel toegeven. Wel stemt hij toe dat men in veie gedeelten eene zeer nette cultuur aantreft, maar wetenschappelijk wordt de landbouw slechts door zeer enkelen gedreven. De boeren zijn uitnemende practici, maar volgen in den regel steeds den ouden sleur. Daaraan moet men dan ook toeschrij ven dat bundersgewijze de productie, sinds jaren her, steeds dezelfde blijft. En dit juist kan en moet anders worden, wil men aan de groote mededinging en aan den hoogen prijs der pachten op den duur het hoofd bieden. In den regel toch is, bijv. van de tarwevruebt, de op brengst per hectare 25 a 30 hectoliter terwijl die op zijne eigene hoeve en bij enkelen zijner vrienden tot 50 is gebracht. De heer Vader meent niet te hebben gezegd, dat de landbouw in Zeeland geen behoefte zou hebben aan ont wikkeling, maar hij heeft gezegd, dat de ontwikkeling van den landbouw gerust aan zicbzelve kon worden overgelaten. Men moet toch erkennen, dat de landbouw in 20 jaren zeer is vooruitgegaan. Er is eene Maat schappij van landbouw die de landbouwers voorlicht en, zonder te dry ven tot groote sprongen, hunne ontwikke ling bevordert; aan haar kan de verdere ontwikkeling van den landbouw gerust worden overgelaten. Hij wil gaarne geloovendat de akkers van den heer Vis veel meer opbrengen dan die van zijn nabuur, maar hij gelooft ook dat de kosten door den heer Vis besteed vrij wat hooger zullen zijn dan die van zijn buurman. De boerenstand is in Zeeland een zelfstandige stand die meer op zichzelven staat dan elders. Die stand gaat vooruit door zijn eigen industrie en weet zelf te profiteeren van de middelen die hem worden aange boden. De heer de Jonge wil zijn stem motiveerendie hij tegen dit voorstel zal uitbrengen. Hij doet dat met schroom; immers de heer Fokker zeide zooeven, dat ieder die den vooruitgang toegedaan was, zou dit voor stel moeten ondersteunen. Hieruit volgt alzoo, dat hij die zijne stem tegen bet voorstel durft uitbrengen, be hoort tot de mannen van stilstand d. i. van achteruit gang. Intusschen aarzelt spreker toch niet om zijne overtuiging ook in deze te volgen. Tot zijn genoegen heeft hij gehoord, wat door den heer Vis is gesproken over een meer eenvoudige inrich ting dan is voorgesteld. Dat heeft ook spreker voor den geest gezweefd. Hij aebt het niet genoeg bewezeu waarom een afzonderlijke directeur met een zoo hoog salaris moet staan aan het boofd der landbouwschool. Waarom twee directeuren? Wanneer een man als Sta ring zoo bepaald aanraadt om maar éen directeur aan het hoofd te plaatsen en speciaal de directeur van de hoogere burgerschool, dan gelooft spreker dat het niet aangaat om maar met een eenvoudige vraag dat oordeel te écarteeren, n. 1. met de vraag, of het op den duur goed zal gaan Gaat bet niet goedwelnu dan is het gemakkelijker om, als men maar óen directeur heeft, er een tweeden bij te nemen, dan wanneer men twee directeuren heeft hen tot éen te reduceeren f 2500 voor een directeur is geen kleinigheid. Werd dit denkbeeld aangegrepen om maar éen directeur aan het hoofd te plaatsen, dan zou men kunnen volstaan met een leeraar uitsluitend voor land- bouw-onderwijs, om de landbouwkunde aan de hoogere burgerschool te onderwijzen. Aan die inrichtingen heeft men een tal van hulpmiddelen, instrumenten enz. Wat daar noodig is wordt met ruime hand verstrekt, daarom gelooft hij dat het landbouw-onderwijs zeer geschikt aan de hoogere burgerschool kan worden Igegeven, en als dat het geval is, dan gelooft hij dat de hulp van het rijk en de provincie niet te pas komt. Hij zou willen dat men meer in toepassing bracht het welbekende en veel zeggende woord help your selfdat men zoo dikwijls hoort aanvoerenmaar de toepassing van dat help your self geschiedt gewoonlijk met het geld van zijn buurman. Spreker moet erkennen dat dit wel gemakkelijk is, maar het is niet consequent. Als men de zaak zoo eenvoudig en minst kostbaar mogelijk begint, dan zal zich de behoefte aan landbouw-onderwijs wel openbaren; die behoefte is nu nog niet voldoende gebleken. Men acht dat onderwijs een weldaad voor den landbouwenden stand,' maar eeu weldaad laat zich niet opdringen. Laat men daarom zien of en in welke mate die behoefte zich uitspreekt en laat men dan afwachten, of en in hoeverre eene grootere uitbreiding een wezenlijk gevoelde behoefte is. Spreker keert terug tot het heyp your self.en wijst er op dat in het slot van het stuk uit Zierikzee, als de bouquet van bet vuurwerk, melding wordt gemaakt van de ont zaglijke ;,dbaesie, die het plan heeft ondervonden. Het is waar dat er veel brieven van adhaesie zijn inge komen, maar het betuigen van adhaesie is goedkoop. Men neemt eeu velletje papier en wat iukt, en betuigt adhaesie, maar spreker zou die wel eens verwezenlijkt willen zien in klinkende rijksdaalders. Het is mogelijk dat hij zich bedriegt, maar hij vreest dat wanneer men om zulke adhaesie kwam het zou gaan als bij vele andere zaken; als het op offeren aankomt is men ge woonlijk niet te huis. Aangenomen echter dat die adhaesie werkelijk ge meend is en dat de gemeentebesturen genegen zijn om sub sidie te verleenen, dan ziet hij daarin als het fondement waarop de landbouwschool gebouwd kan worden, en dan ziet hij daarin ook een van de posten, die zouden moeten dienenom de kosten verbonden aan eene zoo eenvoudig mogelijk ingerichte landbouwschool, te vinden. De opbrengst der schoolgelden is voor memorie uitge trokken en het is reeds opgemerkt, dat dit zeer voor zichtig is. Hij weet wel men kan dien rnmorie-post dek ken door te zeggen: men kou het aantal leerlingen niet vaststellen. Spreker begrijpt even goed als de oorspron kelijke voorstellers, dat dit get al nu reeds te bepalen moeilijk ja ondoenlijk is; doch dit neemt volstrekt niet weg dat men nu toch reeds een soort van standaard zou kunnen bepalen van het te beffen schoolgeld. Dat schoolgeld nu zou, in vei band met de zooeven genoemde subsidie der gemeenten, zoo niet geheel, althans zeker voor een goed deel de kosten eener zoo eenvoudig moge lijk ingerichte landbouwschool kunnen dekken. Voorts zou spreker zoo ergens ten aanzien van schoolgelden in het algemeen en dus ook ten opzichte van den Memorie- post bet zoo billijke systeem willen zien toegepast qui occupe poye. Toen de zaak der landbouwschool in Zierikzee ter sprake is geweest, heeft spreker er zich, in zijne be trekking tot die gemeente, bij neergelegd, ofschoon ook toen reeds bij hem de vraag gerezen is, of men in dezen niet eenen min kostbaren weg kon volgen. Door het in deze vergadering gehoorde, gelooft hij althans voor zich, een bevestigend aotwoord op die vraag ver kregen te hebben. Bovendien gelooft hij dat men op eenvoudige wijze eerder zou slagen, en dat alsdan de hulp van de provincie en het rijk niet zoo direct noodig zou zijn. Er is nog éen punt waarover ook in deze zaak veel is gesproken, nl. over de theorie der zaak. Hij gelooft en vertrouwt dat wanneer men een leeraar in de land bouwkunde heeft, dat iemand zal zijn die zijne jongens

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 6