MIDDELBURGSCHE C O U R A N T. F 160. Dinsdag 1873. 8 Juli. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Faasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. X)e prijs per 3/m.franco is 8.ÖO. Middelburg 7 Juli. HET HECHT VAN" VERZET. Voor een paar weken lazen wij het volgende bericht in een onzer groote dagbladen: "Voor de rechtbank alhier stond terecht H. W. Vinke, uit Delfshavenaangeklaagd van zich op 21 Januari 11. feitelijk en gewelddadig te hebben verzet tegen de agenten van politie J. van Loon en M. Itoodenburg, die hem kwamen arresteeren tot het oudergaan eener' subsidiaire gevangenisstraf. De bedoelde agenten werden ter rechtzitting gehoord als getuigen, terwijl door den beklaagde werden voorgebracht 5 getuigen a décharge. Het bleek dat Vinke de hem opgelegde geldboete had betaald, waarvoor bij eene legale quitantie van den ontvanger der re gistratie te Schiedam had ontvangen, welke door hem bij zijne arrestatie aan de agenten werd vertoonddie daarvanvolgens verklaring van een der getuigen a déchargeniets wilden hoo ien, terwijl van JjOoti zelfs zou gezegd hebben: „Je zult er Gtoch in". Een andere getuige verklaarde gezien te hebben, dat de agent Roodcnburg, door de vaart waarmede bij op Vinke toeschoot, dezen deed voorovervallenen dat van Loon hem toen de knie op de borst zette, wat de agenten ontkenden. Een derde had tot de agenten gezegd't is schande iemand zoo te mishandelenwaarop een agent bad geantwoord„be moei je er niet mede, anders ga je er ook in". Advocaat mr. Haentjes verdedigde den beklaagde en noemde de arrestatie, die op last van den commissaris van politie te Delfshaven plaats had, ccne onwettigehij verwonderde er zich ten zeerste over dat na het onderzoek de officier van justitie den beklaagde nog schuldig achtte en zelfs 8 dagen cellulaire gevangenisstraf cischte. Pleiter laakte ten zeerste de wijze, waarop hier de vrijheid van een burger, bij de grondwet verzekerd en die terecht de eer van ons land uitmaakt, was geschonden. Daar z. i. van verzet tegen bedienende beambten gcene sprake was, wel van zelfver dediging, concludeerde bij tot vrijspraak. De rechtbank achtte bet bewezen, dat de beklaagde zich heeft schuldig gemaakt aan wederspannigheid, nam in de hoog ste mate verzachtende omstandigheden aan en veroordeelde den beklaagde tot 1 dag gevangenisstraf. "Wij achten het de roeping der pers deze en derge lijke voorvallen, niet slechts te vermelden, maar er meer bepaald de aandacht op te vestigen en verkeerde indrukken weg te nemen, die zij allicht kunnen doen ontstaan. Oppervlakkig beschouwd, zal deze uitspraak der lechtbank bevreemding en afkeuring ontmoeten; men zal het natuurlijk vinden dat de betrokkene persoon zich in de gegeven omstandigheden niet goedschiks arresteeren liet. Echter valt er op het vonnis niets aan te merken. De rechter had alleen te vragen of er ver zet of wederspannigheid had plaats gehadzoo ja dan moest de man veroordeeld worden. Dat de man in qnaestie de boete betaald had, waarvoor hem de sub sidiaire gevangenisstraf wederrechtelijk door de poli tie werd opgedrongen is hard, dat de politie-agenten hem met [eene maar al te veel bij het politie-personeel voorkomende ruwheid eu aanmatiging behandelden is ergmaar de wet is geschonden door het verzet, en de eerbied voor de wet brengt mede dat men zich zelfs aan onwettige handelirgen van de autoriteit onder werpt. De rechter heeft dus terecht den wederspannige veroordeeld, en verder gedaan wat hij kon door zóo ver lekeniDg te houden met de verzachtende omstandighe den dat hij met de oplegging eener nominale straf vol staan kon. Niettemin blijtt ieders gevoel door deze uitspraak onbevredigd. De man had eene volkomen rechtvaar dige zaak, hij was zich niet van schuld bewust en ook inderdaad niet schuldig; wat wonder dat hij zich ver zette tegen eene onverdiende gevangennemingDe eiechen der maatschappelijke orde, die onderwerping vragen aan de overheid, schijnen hier dus in strijd met de rechtvaardigheid; tegen dergelijke auomaliën behoort de wetgever te waken. Er staan hier werkelijk twee beginselen tegenover elkander: het natuurlijke recht van verzet tegen onwet tige handelingen, van zelfverdediging dus, en de con- stitutioneele plicht van onderwerping aan het gezag. Wanneer het gezag onfeilbaar was en nooit zijne macht te buiten ging of onwettig handelde, dan zouden deze beginselen elkander uitstekend kunnen verdragen; waar geen aanval plaats heeft komt geene zelfverdediging te pas, en waar het gezag strikt binnen de grenzen blijft behoeft men zich niet op het constitutioneel plichtsge voel te beroepen om eerbied voor de overheid te wekken. Die eerbied volgt dan van zelf. Zoolang echter de mensch mensch blijft, blijven vergissingen te goeder trouw mo gelijk en opzettelijke machtsoverschrijdingen denkbaar. Er moet dus een correctief gevonden worden dat opwegen kan tegen de schending van het natuurlijke recht van verzet tegen onrechtmatige handelingen, door de be trachting der constitutioneele plichten. Dit correctief ligt, naar onze meening, in de persoonlijke aansprake lijkheid en verplichting tot vergoeding van schade in eer, goeden naam en in materieele aangelegenheden ge leden van de ambtenaren die, hetzij door onkunde of verzuim, hetzij door machtsoverschrijding, die schade veroorzaakt hebben. Schadevergoeding in het algemeen zal men hier bil lijk achten. Niemand zal het afkeuren dat men, met het oog op de openbare orde, aan de staatsburgers den eisch stelt dat zij de uitoefening opschorten van het recht van verzet tegen onwettige daden van ambte naren. Men kan hierin onmogelijk toelaten dat elk zijn eigen rechter zij; men zou dit niet mogen doen, ook wanneer het gelukken kon in een wetsartikel de grenzen aan te wijzen tus3chen de gevallen van werke lijk onrechtmatige handelingen der ambtenaren en ge vallen, waarin die handelingen alleen in de oogen van het slachtoffer onwettig en onnoodig schijnen. Doch zoolang er mogelijkheid van machtsoverschrijding be staat, moet men bedacht ziin op middelen tot herstel van het onrecht. De staat is verplicht voor de veilig heid der ingezetenen te wakenen hen te verdedigen tegen zijne eigene ambtenaren, even goed als tegen ge weld van buiten af. Nu kan men aannemen de aan sprakelijkheid van den staat voor alle daden zijner ambtenaren, of wel de persoonlijke aansprakelijkheid van den ambtenaar voor de gevolgen van machtsover schrijding en van onwettige handelingenvoor het slachtoffer dier haudelingen is de keuze onverschillig, mits de aansprakelijkheid maar aanwezig zij enhijwete op wien hij verhaal heeft. Om andere redenen komt ons echter de keuze van de laatstbedoelde oplossing, die der persoonlijke aansprakelijkheid van den ambte naar, de meest wenscheljjke voor. Wij herinneren ons dat in de dagen van de runder- perst een onzer rechtbanken bedriegen we ons niet, dan was het de Tielsche eene zeer merkwaardige uitspraak deed. Een burgemeester had ia een niet bij de wet voorzien geval runderenwelke naar zijne mee ning in contraventie werden vervoerd, verbeurd ver klaard en verkocht; tegen den eigenaar of drijver was tevens eene vervolging ingesteld, en nadat hij wegens het gepleegdo van rechtsvervolging was ontslagen ge worden stelde hij eea eisch tot schadevergoeding wegens de verbeurdverklaring van zijn vee tegen de gemeente in. De rechtbank wees dien eisch af, omdat de schade was toegebracht door eene met overschrijding zijner wettelijke bevoegdheid door den burgemeester gepleegde daad, waarvoor de gemeente niet verantwoordelijk kon worden gesteld, als zijnde uitsluitend aansprakelijk voor de wettige handelingen harer ambtenaren. Een voor treffelijk stelsel voorzeker; maar het is slechts een eerste stap op den goeden weg. Het noodwendig com plement daarvan moet wezen het aannemen der aanspra kelijkheid van den man die de onwettige daad pleegde, der persoonlijke aansprakelijkheid van den ambtenaar dus, doch de jurisprudentie is tot nogtoo voor dien tweeden stap teruggedeinsd. Toch is hij noodig, wil men niet tot gevaarlijke gevolgtrekkingen gedrongen wor den. Het is volkomen juist den ambtenaar te beschou wen in hetzelfde licht waarin men in het burgerlijke recht den lasthebber beschouwtbinnen de grenzen van zijnen last is de laatste bevoegd den lastgever te verbinden; treedt hij zijnen last te buiten dan is hij zelf aansprakelijk, niet tegenover den lastgever maar tegenover de partijen met welke hij gehandeld heelt. Uit dien lastbrief blijkt hoe ver de last gaatal wat de lasthebber daarboven doet, ver richt hij op eigen verantwoordelijkheid en suopericulo. Het aannemen van dit stelsel in het publiek recht zou toe gejuicht verdienen te worden. De ambtenaar-lasthebber heeft in de wet, waarin zijne bevoegdheid geregeld wordt, zijnen lastbrief; zoolang hij daar binnen blijft kan hij den lastgever den staat, de provincie, de gemeente, den polder, het publiek lichaam ia welks dienst hij staat in éen woord verbinden jegens derden; al wat hij boven de wet verricht, doet bij als particulierop eigen verantwoordelijkheid en suo peri culo. Maar wanneer men daarbij niet tevens uitdruk kelijk de aansprakelijkheid van den machtsoverschrijder tegenover de slachtoffers zijner onwettige handelingen regelt, dan vervalt men in een zeer groot gevaar. Wanneer de autoriteit die zich aan u vergrijpt, geen autoriteit meer is zoodra hij zijne macht te buiten gaat, maar handelt op eigen persoonlijke verantwoordelijk heid dus geheel ais particulier persoondan kan er ook geen sprake zijn van wederspannigheid en van verzet tegen een bedienend beambte, en dan valt uw tegenstand binnen de grenzen der gewone zelfverdedi ging, waarmede ge u verweert tegen c-en aanrander op den openbaren weg. Alsdan wordt het natuurlijk recht van verzet uit den aard der zaak volkomen wet tig; maar dan komt tegelijkertijd de openbare ordq op zeer losse schroeven te staan. Dit gevaar vervalt wan neer men vasthoudt aan het constitutioneele leerstuk van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de overheid, behoudens vergoeding van schade hce ook geleden, teneevolge van onwettige handelingen der ambtenaren. Stelt men het publiek lichaam, in welks dienst de ambtenaar is, aansprakelijk voor de schade van alle daden der ambtenaren, wettige en onwettige, behou dens verhaal op dezen dan bereikt men oogenschijnüjk, schoon langs eenen omweg, hetzelfde doel. Toch komt dit stelsel op iets anders neder. Wanneer alle ambte naren benoemd werden door het publiek lichaam zelf, wanneer bij voorbeeld de kiezers benoemden de burge meesters, de commissarissen des koaings, de ambte naren van de belastingen, van den waterstaat, van de politie, de ministers enz. enz., dan ware dit stelsel billijk. De straf voor de verzuimen cf vergrijpen van onkundige, onachtzame of lichtvaardige ambtenaren kwam dan voor rekening van de hoofdschuldigen, de kiezers, die onkundige, onachtzame en lichtvaardige lieden verkozen hadden; maar bij onze wetgeving zou het onbillijk zijn. Ons stelsel van de legatie van macht is te gecompliceerd om vol te kunnen houden dat hier te lande, evenals in België elke macht uit het volk voor komt; en toch zou het volk het gelag moeten betalen omdat er van dat verbaal op de schuldige ambtenaren in den regel niet veel komen zou. Ook ligt er iets zeer onzedelijks in dat de ambtenaar weet dat de gevolgen van elke zijner handelingen, wettig of onwettig, goed of kwaad, onveranderlyk voor rekening van een ander komen. Maar het allergrootste, uit eea politiek en maatschap pelijk oogpunt onschatbare voordeel van de persoonlijke aansprakelijkheid der ambtenaren ligt daarin dat eigen belang heo dwingeu zal tot het nauwkeurig leeren kennen hunner rechten en de grenzen hunner macht, dat alzoo het peil van kunde en geschiktheid van het ambtenaren-personeel verhoogd wordt, en de dienaren van het onzichtbaar publiek lichaam, dat staat, provin cie, gemeent8 of polder genoemd wordt, doordrongen raken van het gevoel hunner dienstbaarheid en aanspra kelijkheid jegens hun eigenlijken meester, het publiek. De leden van de eerste kamer der staten-generaal zijn ter vergadering bijeengeroepen tegen Maandag den 14en dezer, des avonds te acht uren. Ter aanvulling van hetgeen wij eergisteren omtrent het bezoek van M. de koningin hebben medegedeeld vermelden wij nog, dat bij den rijtoer op verlangen

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1