Bijvoegsel van de Middelburgsche courant van Zaterdag 5 Juli 1873.
PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND.
Zitting van Donderdag 3 Juli. Resumtie notulen; rae-
dedeeling benoeming voorzitters en ondervoorzitters af-
deelingen; idem opgekomen leden; idem samenstelling
afdeclingen gedeputeerde statenbenoeming buitengewoon
lid gedeputeerde staten; ingekomen missive; verslagen
der afdeclingen en behandeling voorstellen; bepaling dag
en uur volgende zitting.
Tegenwoordig de commissaris des konings, voor
zitter, 37 leden en de griffier.
De notulen van het verhandelde in de zitting van
1 dezer worden na voorlezing goedgekeurd.
De voorzitter deelt vervolgens mede:
a dat zijn ingekomen de brieven van de voorzitters
der onderscheidene afdeelingen, waarin zij kennis geven
dat tot voorzitters en ondervoorzitters der afdeelingen
gekozen zijn: in de eerste afdeeling de heeren Cau en
Mazure, in de tweede afdeeling de heeren Becius en
Hennequin, en in de derde afdeeling de heeren Fransen
van de Putte en Moolenburgh
b dat later zijn opgekomen en toegevoegd: aan de
eerste afdeeling de heeren Vis en Dierick, aan de tweede
afdeeling de heer Sipkes, en aan de derde afdeeling
de heeren Blaaubeen, van Waesberghe en Bybau;
c dat de samenstelling der afdeelingen van het college
van gedeputeerde staten onveranderd is gebleven en
mitsdien behooren: tot de eerste afdeeling de heeren
van der Bilt en Snouck Hurgronje, tot de tweede afdee
ling de heeren van Citters en Fokkeren tot de derde
afdeeling de heeren Lambrecht3en en H. J. van Deinse.
Al deze mededeelingen worden voor kennisgeving
aangenomen.
Daarna is aan de orde de benoeming van een lid van
gedeputeerde staten, volgens art. 89 der provinciale wet
aangewezen om in het college zitting te nemen wanneer
de stemmen staken en eene beslissing volstrekt gevor
derd wordt.
Tot leden van het stembureau worden door den voor
zitter aangewezen de heeren Moolenburgh, Mazure,
Pompe van Meerdervoort en Pierssens, laatstgenoemde
nadat gebleken was dat de eerstaangewezen heer Hom-
bach de vergadering verlaten had.
De uitslag der stemming is, dat de heermf. W.Ph. Vis
opnieuw is benoemd met 32 van de 36 uitgebrachte
stemmen, terwijl voorts zijn uitgebracht op den héér
mr. B. C. Can 2 stemmen en op de heeren m*1. A. M. Be
cius en ffif. J. Snijder ieder 1 stem.
De voorzitter vraagt den heer Vis, of hij de be
noeming wenscht aan te nemen?
De heer Vis antwoordt, dat hij zeer erkentelijk is
voor het vernieuwde blijk van welwillendheid der ver
gaderingenhij de betrekking gaarne opnieuw aanvaardt.
Het stembureau wordt daarna door den voorzitter
onder dankbetuiging ontbonden.
De voorzitter deelt een brief mede van P. J. J. van
Hertum, d.d. Rotterdam, 24 Juni jl., aan de staten
van Zeeland gericht, houdende bericht namens de kin
deren van de weduwe J. van Hertum, dat hunne moeder
te Rotterdam is overleden. Deze brief wordt voor
kennisgeving aangenomen.
Vervolgens worden de algemeene verslagen der afdee
lingen uitgebracht betreffende de volgende adressen en
voorstellen van gedeputeerde staten
I. Adres van G. Larooijschipper in bet overzetveer
Provinciale staten. Zomervergadering 3873.
van Gorishoek op Yersekedam, aan wien bij besluit der
staten van 13 Juli 1871 gedurende de jaren 1872 en 1873
een jaarlijksche subsidie van 300 werd verleendter
tegemoetkoming in de kosten der bediening van het
veer, die thans in overweging geeft dat veer na 1873 te
bestendigen en hem de bediening daarvan te willen gun
nen tegen een jaarlijksche tegemoetkoming van ƒ300,
terwijl het verkeer in dat veer, volgens zijn adres, het
zelfde is gebleven.
Gedeputeerde staten hebben eenige bijzonderheden
dienaangaande medegedeeld, ter beoordeeling of vol
doende termen bestaan tot inwilliging van het verzoek.
Het algemeen verslag wordt uitgebracht duor den
heer Sipkes.
Aan het onderzoek in de afdeelingen namen 32 leden
deel, waaronder 4 leden van gedeputeerde staten.
In twee afdeelingen was men eenparig van oordeel dat
het verzoek van den adressant moest worden toegestaan
en hemwederom gedurende twee jarenover 1874 en
1875, een jaarlijksche tegemoetkoming van 300 ver
leend behoorde te wordenin een dier afdeelingen ech
ter onder speciaal beding dat de adressant zich stipt zal
gedragen naar de voorschriften door gedeputeerde staten
aan hem te geven, in verband met het bestaande regle
ment op de overzetveren in de provincie thans nog
vigeerende.
In een andere afdeeling vond men bezwaar in dezen
een bepaald besluit te nemen en wenschte men dienten
gevolge het adres te stellen in handen van gedeputeerde
statenteneinde een nader onderzoek en later een voor
stel te doen aaD de vergadering der staten.
De voorzilter deelt mede dat gedeputeerde staten,
naar aanleiding van het verslag der afdeelingen, besloten
hebben voor te stellen, om aan den veerschipper Larooy
toe te kennen een subsidie gedurende de jaren 1S74 en
1875 van ƒ300 's jaars, en te kennen te geven dat, wordt
de subsidie verleend, gedeputeerde staten bem zullen
aanstellen tot veerschipper, in welk geval hij onder
worpen is aan de bestaande reglementen en tarieven,
waardoor de gerezen bedenkingen in de afdeelingen
kunnen geacht worden te zijn vervallen.
Op voorstel des voorzitters wordt besloten het verslag
op de griffie voor de leden ter inzage te leggen, om nader
aan de orde te worden gesteld.
II. Voorstel tot wijziging van het bijzonder reglement
voor het bestuur en beheer der waterkeering van het ca-
lamiteuze waterschap Waarde.
In artikel 2 van het by zonder, reglement voor het be
stuur en beheer der waterkeering van het calamiteuze
waterschap Waarde is, ter uitvoering van litt. a en b
van art. 95 van het reglement voor de calamiteuze pol
ders of waterschappen, bepaald dat als onmiddellijk aan
den calamiteuzen polder Waarde grenzenden dijk wordt
beschouwd de dijk die ligt tusschen den polder Waarde
ten eenre, en de polders Emanuel, Nieuw- Valkenisse*
Oud Krabbendijke en Oost-Inkelen ter andere zijde.
De bedenkingen door het polderbestuur van Kruiningen
ingebracht tegen de kaart, die overeenkomstig artikel 3
van genoemd reglement is opgemaakthebben gedepu
teerde staten aanleiding gegeven om een nader onderzoek
in te stellen. Daardoor is gebleken dat de dijk, welke
men meende dat bestond tusschen de polders Waardeen
Oud-Krabbendijke, voor een groot gedeelte niet meer
aanwezig isdat slechts een zandweg bestaaten dat
alleen zeer kleine gedeelten, gelegen tusschen de beide
voornoemde polders, aanspraak zouden kunnen maken
op den naam van dijkwelke gedeelten plaatselijk bekend
zijn onder den naam van Dooldijk en van Molendijk.
Hieruit volgt dat vermits de polder Oud-Krabben-
dijke mede behoort tot het calamiteuze waterschap
Waarde de dijk, welke de polders Nieuw-Krabben-
2