öuitenlcmö.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Donderdag 3 Juli.
Nader verslag.)
Aan de orde is de voortzetting de? algemeene beraad
slagingen over het wetsontwerp tot herziening der
belastbare opbrengst van de gebouwde eigendommen.
De heeren de Bruijn Kops en Blussé kwamen op
tegen de in de vorige zitting door den heer van der
Linden aan dit ontwerp gegeven interpretatie, alsof het
zou breken met bet beginsel der fixiteit van de belas
ting. Het behoorde vast te staan, dat hier noch bedekt,
noch openlijk verhooging der grondbelasting werd be
doeld of dat deze wet daartoe den eersten stap zou
doen. Vreesde men nochtans een later voorstel tot ver
hooging, in elk geval bleef daarover de beslissing aan
de kamer.
De heer van den Bercb van Heemstede zou het veel
minder omslachtig rekenen, indien met deze herziening
kon worden gewacht totdat tegelijk die van de belas
ting der ongebouwde eigendommen zou kunnen geschie
den. In ieder geval drong hij aan op eene partieele
regeling ter wegneming van de erkende grieven der
korenmolenaars tegen de wanverhouding, welke in de
laatste jaren tusschen hunne grondlasten en de vermin
derde waarde hunner perceelen is gekomen.
De minister van financiën verklaarde dat dit ontwerp
uitsluitend strekte ter voldoening aan art. 59 van de
wet van 1870. Ten onrechte was door den heer van
der Linden beweerd dat de fixiteit der grondbelasting
daardoor werd aangetast. Heeds do wet van Frimaire
en de wet van 1870 hadden de fixiteit ter zijde gezet.
De bedoeling was echter niet verhooging van het totaal
bedrag der belasting, maar alleen hare betere verdee
ling over de gebouwde eigendommen. Eene onbewezen
insinuatie was het te onderstellen, dat na de hertaxatie
de belasting toch verhoogd zal worden. En hiermede
in verband kwam de minister met warmte op tegen
„den waan van den grooten boop" alsof de schat
kist de algemeens vijand is. Wanneer men de be
lastingen niet wil ontduiken, heelt men geen reden
van klagen over de onheusche bejegening van den
fiscus. Wat de klachten van de korenmolenaars be
treft, zij staan niet alleen, maar daarom kan ook niet
eene partieele voorziening plaats hebben, maar moet
de algemeene ongelijkmatigheid van den druk hersteld
worden.
Met deze herziening te wachten tot die der belas
ting op de ongebouwde eigendommen, ware een ver
schuiven ad calendas graecas. Eindelijk sprak deminis-
ter de beweringen tegen omtrent het inquisitoriale of
vexatoire der in het ontwerp voorkomende bepalingen.
De heeren. van Wassenaer Catwijck en de Bieberstein
beklaagden zich over de fiscaliteit, waar meerdere op
brengst was te verkrijgen en die een contrast opleverde
met de weigering om, waar het aankomt op te hoogen
druk, partieele maatregelen te nemen.
De heer van Lijnden van Sandcnburg achtte door
deze wet de grondslagen der wet van 1870waartegen
zij z. i. reageert, geschikt. Intusschen indien al aan
leiding kon bestaan tot verhoogiDg der belasting, dan
was er ook geen reden om niet tevens de herziening
der belastbare opbrengst op de ongebouwde eigendom
men te doen plaats hebben.
De heer van Kuijk wees er op hoe ook vroeger, toen
een wetsontwerp tot samenstelling van het college van
zetters in behandeling kwamtegengesproken werd,
dat dit de voorlooper was eener belastingverhooging
(de inkomstenbelasting) en hoe desniettemin die belas
ting later werd voorgedragen.
Nadat do algemeene beraadslagingen gesloten waren,
kwam art. 1 in behandeling met het daarop voorge
stelde amendement van de heeren van Kuijk eu van
Kerkwijk, strekkende om den aanslag der landbouw-
schuren en stallen, bij dit ontwerp niet meer onder
de vrijdommen opgenomen, te doen vervallen en
wel op grond: 1° dat de wet van 1870 heeft bedoeld
de belastbare opbrengst te herzien en niet de belasting
te verhoogen, hetgeen hier feitelijk zou geschieden, en
2° dat hierdoor eenmaal verkregen rechten zouden
worden geschonden.
De heer Dumbar schaarde zich, wat de bedoeling
der wet van 1870 betreft, aan de zijde der voorstellers,
doch achtte overigens de bestendiging der hier bedoelde
vrijdommen een groote onbillijkheid. De heer Idzerda,
die dat laatste betoog ondersteunde, betoogde dat aan
de bedoeling der wet van 1870 werd voldaanwanneer
het totaal-cijfer der belasting onveranderd bleef. Overi
gens gold het hier een privilege voor den landbouw,
ten nadeele van alle andere takken van bedrijf dat
de landbouwer zelf niet meer verlangde. Bij deze
meening sloot ook de heer Blussé zich aan.
Daarentegen ondersteunden de heeren Saaymans
Vader en Rutgers krachtig het amendement, betoo-
gende dat hier van privilegie geen sprake kon zijn, omdat,
werden de bedoelde schuren en stallen getroffen, daar
door de landbouwer voor zijn grond, waarvan zij een
integreerend deel uitmaken en zonder welken zij geen
waarde hadden, dubbel zou worden belast. De heer
van Loon voegde er bijdat als vrijstellingen moesten
vervallen, ook de ongelijkmatigheid van druk tusschen
de bijzondere en cpenbare scholen moest weggenomen
W°Naar' aanleiding van eene opmerking van den heer
Vader omtrent de bedoelingen, waarmede de heer Blussé
ziin ontwerp zou verdedigen, gaven deze en de minister
te kennen, dat het ontwerp, zooals het thans aan de
kamer was aangeboden, niet dat was hetwelk de minis
ter Blussé vroeger aanhangig had gemaakt bij den raad
van state, maar een ander, waarin het beginsel der
peraequatie geheel nieuw was.
Nadat de minister van finantiëo art. 1 breedvoerig
verdedigd had, word het amendement met warmte nog
aanbevolen door den heer van Kerkwijk, maar ten
slotte verworpeu met 34 tegen 31 stemmen.
Vóór stemden de heeren Arnoldts, van Loon, Westerhoff,
van den Bercb, van Kuyk, van Kerkwijk, van Zuylen,
Heydenrijek, Vader, van Nispen van Sevenaer, Borret,
van Lijnden, Hoffman, Begram, Gratama, C. van Nispen,
van den Heuvell, van Foreest, Scbimmelpenninck, Ver-
heijen, Smitz, Zijlker, van Wassenaer, van Beytna,
van der Does, Nierst'-asz, Heemskerk, Hafmans, Rutgers,
Beigmann en de Biebeistein.
Art. 1 werd daarna goedgekeurd en de verdere
behandeling van het wetsontwerp verdaagd.
Zitting van Vrijdag 4 Juli.
(Per telegraaf 1)
In de zitting van heden is, na verwerping van het
artikel betrekkelijk de eedsaflegging, het wetsontwerp
tot herziening der belastbaie opbrengst van de gebouwde
eigendommen aangenomen met 42 tegen 23 stemmen.
Daarna werden eenige wetsontwerpen van onderge
schikten aard aangenomen, waarna de kamer op reces
is uiteengegaan.
ALGEMEEH- OVERZICHT.
Als uit éen mond roemen de Fransche organen der
gematigd republikeinsche richting de redevoelingen der
heeren Dufaure en Lêon Say tot aanbeveling van het
voorstel, om de constitutioneele wetsontwerpen der re
geering van Thiers aan de orde testellen. Vooral aan
de redevoering van den oud-minister van justitie wordt
door deze bladen groote hulde gebracht. „De heer Du
faure, zegt o. a. Ie Temps, kenmerkte zich weder door
eene buitengewone welsprekendheid, kort maar duidelijk
en treffend, terwijl hier en daar scherpe opmerkingen als
bliksemstralen nederschoten en volkomen doel troffen
Desondanks werd de motie-Leurent door zitten en
opstaan met ccnc meerderheid van ongeveer 50 stemmen
aangenomen. De voorloopige toestand telt dus éene
overwinning meer. Moge de verantwoordelijkheid daar
voor komen ten laste van heD, die haar vrijwillig op
hunne schouders hebben geladen."
Een van de „doeltreffende bliksemstralen" van den heer
Dufaure was eergisteren neergekomen op het hoofd van
den president der kamer. Hoewei in zeer kiesehe en
bezadigde woorden de redenen ontvouwende, welke er
toe geleid hadden dat het gewone onderzoek in de bu
reaux waaraan alle regeeringsvoorstellen ex ipso onder
worpen zijn, ten aanzien van de constitutioneels ontwerpen
niet plaats bad, maakte de heer Dufaure er den presi
dent toch in bedekte termen een verwijt van, dat hij
niet van zijne bevoegdheid gebruik had gemaakt en die
voorstellen in de bureaux aan de orde gesteld had.
Na de voorlezing der notulen van gisteren kwam de heer
Bnffet tegen dit verwijt op. Hij zeide dat het
reglement der kamer hem niet verplichtte om de
regeeringsvoorstellen naar de bureaux te verzenden,
waarop de heer Dufaure betuigde niets beleedigends
voor den president bedoeld te hebbenmaar alleen
te hebben willen opmerken dat hierin niet volgens de
bestaande gewoonte gehandeld was. Deze verklaring
was weinig geschikt om den vertoornden voorzitter tevre
den te stellentrouwens do opmer king van den heer Dufaure
bleef ook na deze betuiging een verwijt voor den president,
die wegens partijredeneo van de parlementaire gewoonte
zou afgeweken zijn. De voorzitter der kamer, zeide
hijbepaalt slechts volgens het uitdrukkelijk verlangen
der vergadering de orde der werkzaamhedenzij alleen is
daarover meesteres. De heer Dufaure schijnt daarop ge
zwegen te hebbendoch zeker niet omdat hij zijn ongelijk
erkende. De bewering van den heer Buffet, wien even
als de regeering en do geheele coalitie van 24 Mei de
souvereiniteit der kamer op de tong bestorven ligt,
zonder dat daarom dio overtuiging zoo diep zit, was
zeker volkomen juist, hij vergat echter slechts dat de
orde der werkzaamheden altij d op voorstel van den
voorzitter wordt vastgesteld.
De verdere zitting was gewijd aan onderwerpen van
ondergeschikt belang en leverde niets bijzonders op.
In de volgende weken beloven de zittingen weder be
langrijker te zullen worden. De commissie voor de
reorganisatie van het leger heeft haar rapport ingediend,
en zai morgen of Maandag doonmmiddeliijke behandeling
der wet vragen met het nadrukkelijk verlangen, om
de drie lezingen vóór het zomerreces te doen plaats
hebben. Dit reces zalnaar men algemeen verwacht,
den 21en Juli aanvangen om den 15cn October te ein
digen.
Morgen vóór 12 uren zal te Berlijn de betaling plaats
hebben van 250 millioen in mindering van het laatste
milliard der oorlogsvergoeding. Na die betaling zal
Frankrijk nog slechts 500 millioenen schuldig zijn, be
taalbaar in twee gelijke termijnen en vervallende 5 Augus
tus en 5 September a. Zondag wordt een aanvang ge
maakt met bet oprukken der occupatietroependie allen
naar Saarlouis getransporteerd zullen worden, en van
daar van den 6en Juli tot den 14cn Augustus met twee
treinen dagelijks over Keulen en Deutz naar hunne
respectieve garnizoensplaatsen zullen vertrekken.
Volgens telegram uit Miilhausen aan la République
fran§aise is Woensdag de wet, waarbij de Duitsche
constitutie in Elzas Lothaiingen wordt ingevoerd, geheel
in den vorm zooals zij door den rijksdag is aangeno
men, afgekondigd. De bondsraad heeft zich dus met
de wijziging vereenigd, welke in het oorspronkelijk
ontwerp door een amendement van den heer Bamberger
c. s. gebracht is, en waarbij het stemrecht ook gegeven
wordt aan hen die, boewei zij voor Frankrijk opteerden,
zich niet aldaar metterwoon gevestigd hebben.
Vier Italiaansche bladen, allen organen van de ge
matigde conservatievenl'Opinione lTtaliehet Gior-
nale di Roma en la Nazione, deelen mede dat de
ministerieele crisis hare oplossing nadert. De portefeuil
les van buitenlandsche zaken oorlog en onderwijs
zouden toevertrouwd blijven aan de heeren Visconti-
Venosta, Ricotti en Sciajola, een bewijs dat de heer
Minghetti de fractie die het kabinet-Lanza tot het
einde steunde voor het nieuwe kabinet gewonnen heeft,
terwijl de heeren CantelliSpaventi en Vigliani tot
minister van binnenlandsche zaken, openbare werken
en justitie benoemd zouden zijn. De portefeuille van
marine is volgens l'Opinione aangeboden aan den pre
sident der kamer, den heer Biancheridie de opdracht
echter nog niet heeft aangenomenterwijl voor de por
tefeuille van landbouw nog geen naam genoemd wordt.
De beer Minghetti is president van den ministerraad
en tevens minister van financiën. Wcensdag avond
zouden de heeren MinghettiLanza en Ricotti Flo
rence verlaten en naar Rome vertrekken, waar de
crisis tot een definitieve oplossing zou komen. Eene
officieele bevestiging dezer mededeelingen is tot dusverre
nog niet ontvangen.
In eene depêche uit Madrid van den len Juli aan the
Times wordt het tafereel, dat men van den politieken
toestand in Spanje ophangt, zeer overdreven genoemd.
Desniettemin geeft de correspondent in andere bewoor
dingen volkomen dezelfde bijzonderheden als de parti
culiere depêches aan de andere Engelsche bladen be
helsden. Of is de toestand niet hoogst bedenkelijk,
wanneer zooals de correspondent zelf meldt dat
er een groote paniek en een algemeene sauve qui peut
heer8chen, dat de gegoede inwoners de stad verlaten
uit vrees voor straatgevechten, dat de intransigente^ onte
genzeggelijk in opgewonden toestand verkeeren, dat
alle strategische punten in de hoofdstad met artillerie
beplant en door troepen bezet zijn enz. enz.? „Naar
alle waarschijnlijkheid, zoo eindigt hij zijn bericht, zal
er niet in de straten gevochten worden, maar mocht
dit onvermijdelijk zijn dan zal het gouvernement alle
krachten inspannen om overwinnaar te blijven." Reeds
de twijfel aan dit resultaat van den eventueelen strijd
bewijst genoeg voor den hachelijken toestand waarin
de regeering verkeert. Blijkens telegram van 2 Juli,
waarin het bericht wordt tegengesproken dat de intra*-
siqentes barricades in de straten zouden hebben opgewor
pen, is dus de strijd in de stad nog niet losgebarsten.
Varia uit het buitenland.
Duitschland. Het resultaat der verkiezingen
voor de Bezirksraden in het rijksland zijn gunstiger
geweest voor de Duitschers dan de eerste verkiezingen,
vooral in de grootere steden. Op het platteland wer
den bijna uitsluitend verzoeningsgezinde candidaten
gekozen en ook in de steden bleven de uiterste partijen,
clericalen en radicale Franschgezinden, in de minderheid.
Uit dit resultaat is echter nog volstrekt niet de stem
ming op te maken die in het rijksland heerscht, want
de deelueming aan de verkiezingen was uiterst gering.
Waar 35 pet. der kiezers ter stembus kwam, was de
opkomst reeds bovenmatig groot. Gewoonlijk bleef het
aantal uitgebrachte stemmen verre daaronder. Zoo stem
den b. v. in Miilhausen slechts 916 kiezers in de stad,
637 op het platteland daarrondom, d. i. 10 en 11 pet.
der ingeschreven kiezers. De Schlesische Presse
meldt omtrent het resultaat van het onderzoek der
koninklijke commissie naar de administratie, denhouw
en het verleenen van coucessiën van spoorwegen, dat de
misbruiken nog grooter bleken te zijn dan Lasker die
in zijn bekende redevoering aanwees. Van vele personen
moeten door dit onderzoek zeer compromitteerende zaken
aan het licht gekomen zijn. Een gewoon misbruik bij spcor-
wegconcessiën is dat aan de aandeelhouders eene opgave
wordt gedaan van de kosten van aanleg per mijl berekend,
dat die opgave te hoog gesteld wordt en met den aannemer
dan ook lager gecontracteerd wordt. Wie dit geld de r
aandeelhouders in den zak steken, is natuurlijk niet qnaes-
tieus. Het bekende kettergericht over denBerliin-
schen predikant Sydow zal spoedig met de uitspraak
van den Oberkirchenrath als hoogste ressort eindigen. De
Protestantische Kirchen-Zeitung verneemt dat het von
nis van het Brandenburgsche consistorie bevestigd zal
worden. Sydow zal dus voor zijne vrijzinnigheid van
zijn predikambt worden ontzet. De voorzitter van den
Oberkirchenrathdr. Hermanndie volstrekt de moderne