ZITTING VAN VRIJDAG 4 JULI 1873, 15 beweert dat de, bij amendement-Begram in art. 19 ge brachte wijziging de oprichting der rijks-landbouw school onuoodig maakt, bijaldieu daarin door provin ciale of bijzondere landbouw-scholen wordt voorzien. Spreker acht deze opvatting geheel nieuw en volkomen in strijd met den geest der wet en met de meening van haren ontwerper. Drieërlei trap van onderwijs was en bleef steeds Thorbecke's bedoeling; getuige ten over vloede zijn betoog bij art. 20, waar hij de hoofdgedachte van het ontwerp nader ontwikkelde. Zoo is het dan ook tot heden door den Nederlandschen landbouw begre pen en deze nieuwe leer wordt hier voor het eerst ver kondigd. Hij eindigt met de verzekering, dat hij gaarne zal medewerken om het plan tot oprichting een er landbouw school tot stand te helpen brengen en dringt bij zijne medeleden er op aan, dat zij zich niet door kleine be zwaren van de aanneming van het voorstel mogen laten terughouden. De heer Vader wenscht met een kort woord reken schap te geven van de slem die bij zal moeten weigeren aan het voorstel van gedeputeerde staten, om de pro vinciale begrooting voor de zaak eener landbouwschool met f 3000 te verhoogeD. Reeds dadelijk bij de inzage der stukken heeft het zijne aandacht getrokken, dat eer.e zoo machtige corpoiatie als de Maatschappij van landbouw in Zeeland aan deze zaak geheel vreemd is gebleven. Niet alleen is hem nergens gebleken dat deze Maatschappij het initialief heeft genomenmaar zelfs niet dat zij aan het plan hare adhaesie heeft verleend. De vraag rijst bij hem: van waar is de impulsie uitge gaan? De naaste impulsie zeker van de gemeentebestu ren van Zierikzee en Goes, maar de argumentatie dier besturen is, men mag zeggen eenigszins flauw, en daardoor is hij in zijne overtuiging versterkt, dat op dit oogenblik aan eene landbouwschool nog geene behoefte bestaat. In den brief van burgemeester en wethouders van Goes van 1 Februari jl. leest hij„Het verlangen naar landbouw-onderwijs, dat zich in den laatsten tijd meer dan vroeger deed kennen, is ook in Zeeland geopenbaard." Meer dan vroeger, maar er staat niet bij in welke verhouding die meerdere behoefte gevoeld wordt. In de missive van burgemeester en wethouders van Zierikzee van 5 Maart jl. leest hij, dat hun een plan voor eene landbouwschool is toegezonden door „eenige belang stellenden in het landbouw ouderwijs." Dit is alles wat men weet. En nu heeft spreker alle respect voor de namen der heeren ouderteekenaars van het plan, maar hij betwijfelt of men op de voorgestelde wijze den land bouw wel verbeteren zal. Bovendien rijst de vraag, of de landbouw in Zeeland tegenwoordig niet eene hoogte heeft bereikt, dat hij gerekend kan worden vat baar te zijn om voortaan op eigen krachten te steunen. Wat toch ziet men? rijen-cnltuur, schoffels, aanaard- ploegen, dorschmachines en dergelijke meer en meer in gebruik; en dat niet alleen bij liefhebbers, maar zelfs landbouwers vereenigen zich, om gezamenlijk eenig nieuw werktuig aan te koopen. Zij toonen dus het nieuwe te waardeeren zoodra zij van het nut daarvan overtuigd zijn. En wat ontwaart men nu? In den brief uit Zierikzee wordt gezegd, dat de landbouwersstand in Schouwen en Duiveland zeer ontwikkeld is, en in dat opzicht zeer ver schilt van dien van vele andere deelen van Zeeland, be paaldelijk van Zoid-Beveland en Walcheren. Zuid- Beveland en Walcheren zijn dus, volgens dien brief, het minst ontwikkeld. Laat ons nu eens zien hoe bet daar gesteld is, zegt spreker. Als ik wil leeren kennen de kracht van den landbouw, het productief vermogen, de energie, van den landbouwer enz., dan vraag ik niet of de landbouwers ook vreemde talen spreken, of zij wis- en scheikunde verstaan, maar dan vraag ik: wolk werk zij leveren; ik vraag naar de producten, en besluit daar uit tot, de ontwikkeling. En zie ik dan rond in Zuid- Beveland, dan bemerk ik prachtige velden, goede cul tuur, schoone oogsten. De afgevaardigde uit Grijpskerke heeft straks, en terecht, gewezen op eene sedert jaren bestaande inrichting in den Wilhelminapoldermaar ook in andere deelen der provincie, bijvoorbeeld in den polder Kruiniugen waar geen gestudeerde landhuis houdkundigen wonen, vindt men prachtige oogsten en schoone akkers; dat zijn dan die deelen van Zeeland waarvan gezegd wordt dat zij gerekend zijn te behooren tot de minst ontwikkelden wat den laDdbouwstand be treft, deelen waar wel is waar geene geleerde des kundigen wonen, maar toch landbouwers die in hun vak practisch ervaren zijn en den grond naar eisch we ten te bearbeiden. Ook de landerijen in de streek die de afgevaardigde uit Grijpskerke bewoont zijn als schoon bekend. Men bezoeke slechts van hier uit de streken naar Domburg, en terug langs Grijpskerke. En waar dit alles nu het geval is in de deelen der provincie die men als zoo onontwikkeld voorsteltdan acht spreker zich gerechtigd tot de vraag: of de ontwikkeling van den landbouw niet voldoende vooruit blijkt le gaan, en oi men hem niet met volkomen gerustheid aan eigen ont wikkeling kan overlaten En nu de practijk. Volgens het onderwijsplan zou het personeel bestaan uit een directeur met drie leeraren, die 57 uren per week les zouden geven, en met 2500 a ƒ2000 betaald worden. Tegenover die uitgaven staan de ontvangsten van de leerlingen die het onderwijs zui len genietenvoor memorie uitgetrokken. Dit noemt spreker zeer voorzichtig, want hij gelooft inderdaad, dat van de school weinig gebruik zal gemaakt worden. Hij vreest dat menig leerling die de school verlaat, min der bruikbaar zal bevonden worden voor dc practijk, waar het dan toch op aankomt, evenals menig land- bouw-werktuig waarvan men groote verwachting had, spoedig als ongeschikt bevonden is opgelegd geworden, waarvan bij sommige liefhebbers magazijnen bestaan. Om te besluiten, geeft hij nog als zijne meening te kennen, dat de landbouwers hunne zonen niet naar zoo danige inrichting, waar het onderwijs aanvankelijk uit sluitend theoretisch zal zijn, zulJen willen zenden. Als de jongelieden van hun twaaltde tot huu zestiende jaar theoretisch wetenschappelijk onderwijs hebben genoten en dan tot de practijk terugkeeren, zullen zij na alle experimenten van kennis, proeven, talen enz., niet meer geschikt zijn voor de practijk en achterstaan bij den eersten den besten knecht. Op grond van een en ander is spreker tegen het op richten eener landbouwschoolvooral als dit ten koste der provincie geschieden moet. Laat de gemeentebe sturen desverkiezende zelve de zorg op zich nemen. Het spijt hem dat bij met zijn geacht medelid uit Grijps kerke, wiens kennis en werkzaamheid hij waardeert, van zienswijze verschillen moet. Ia éen punt is hij het echter met hem eens, namelyk omtrent de hooge kosten van het onderwijzerspersoneel der op te richten school. De heer Fokker begiDt met te verklaren, dat het gedeputeerde staten genoegen heeft gedaan te mogen opmerken, dat hun voorstel behoudens enkele uit zonderingen zooveel bijval bij deze vergadering heeft gevonden. Zij waren daardoor echter niet verrast, want zij hadden niet anders verwacht. De behoefte aan we tenschappelijk landbouw-onderwys wordt algemeen er kend door alle mannen die den vooruitgang op materieel en zedelijk gebied lief hebben. De overtuiging van de behoefte aan wetenschappelijk landbouw-onderwijs is 10 jaren geleden uitgesproken in de wet op het middel baar onderwijs. Iu het wetsontwerp door de regeeriug aan de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 7