MIDDELBURGSCHE
C O U R A N T.
r 167.
Vrijdag
1873.
4 Juli.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/in., franco is f 3.KO.
BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL.
Middelburg 3 Juli.
De heden namiddag gehouden zitting der provinciale
Btaten van Zeeland werd door 37 leden bijgewoond.
Na de mededeeling van den voorzitter omtrent de
benoemingen van voorzitters en ondervoorzitters der
afdeelingende toewijzing van later opgekomen leden
aan de onderscheidene afdeelingen, alsmede omtrent de
samenstelling der afdeelingen van het college van gede
puteerde staten, had de benoeming plaats van een
buitengewoon lid van gedeputeerde staten, volgens art. 89
der piovinciale wet, waartoe met 32 stemmen opnieuw
gekozen is de heer mr. W. Pb. Vis, die zich bereid
verklaarde die betrekking andermaal op zich te nemen.
Vervolgens werden de algemeene verslagen der afdee
lingen uitgebracht over de zestien verschillende voor
stellen, adressen enz. welke in de vorige zitting daar
heen zijn verzonden. Die verslagen en de daarbij bo
hoorende stukken zijn ten deele op de griffie voor de
leden ter inzage gelegdom nader aan de orde te
worden gesteld.
Voorts zijn in deze zitting in behandeling genomen::
a Het voorstel van gedeputeerde staten tot het ver-
leenen eener subsidie van f 1000 aan de gemeente Goes,
als tegemoetkoming in de kosten om het in 1874 aldaar
te houden 28e landhuishoudkundig congres. Zonder
hoofdelijke stemming goedgekerud.
b Het voorstel van gedeputeerde staten tot het toe
kennen aan het bestuur der inrichting voor doofstom
men-onderwijs te Rotterdam eener bijdrage in de kosten
van het onderwijs, te geven aan behoeftige ingezetenen
dezer provincie. Zonder hoofdelijke stemming goed
gekeurd.
c Het voorstel van gedeputeerde staten tot toeken
ning eener jaarlijkscho subsidie van f A00, gedurende
tien jaren, aan het Zeeuwseh genootschap der weten
schappen. Zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
d De verantwoording van gedeputeerde staten wegens
de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en
uitgaven over 1871. Met algemeene stemmen goed
gekeurd, terwijl de leden van het gedeputeerd college
aan de stemming geen deel namen.
e Het voorstel van gedeputeerde staten tot verplaat
sing van het aan de provincie toebehoorend wacht
huisje aan de westzijde van het S!oe naar den dijk van
den Onrustpolder, in het belang van het overzetveer
van Kamperland op Veere. Zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Het voorstel van gedeputeerde staten tot het toeken
nen van een pensioen van f400 aan J. Hemmekam,
commissaris van den stoombootdienst op de Wester-
Schelde te Vlissingen. Zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
g Het voorstel van gedeputeerde staten tot het toe
kennen eener gratificatie van f300 aan de weduwe van
den gewezen conducteur van den stoombo otdienst op de
Wester-Schelde, A. van der Plank. Zonder hoofde
lijke stemming goedgekeurd.
h Het voorstel van gedeputeerde staten tot afwijzende
beschikking op een adres van het gemeentebestuur en
ingezetenen van Stavenisse c. s., tot het bouwen van
een aanlegplaats of steiger aan het veer aldaar.
Aangenomen met 30 stemmen tegen 1die van den
heer Sipkes.
Het voorstel van gedeputeerde staten tot afwijzende
beschikking op het adres van de Zeeuwsche spoorboot
maatschappij tot vermindering der rechten voor het
gebruik van de steigeis te Kortgene en Katsche veer.
Zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
De overige aan de orde zijnde werkzaamheden zul
len behandeld worden in de volgende zitting, welke
is bepaald op morgen voormiddag te 10 uren.
Omtrent het aanstaand bezoek van H. M. de koningin
aan deze gemeente, vernemen wij nog de volgende bij
zonderheden. Na te 11 uren 18 minuten aan het station
door de autoriteiten ontvangen te zijn, zal H. M. zich
per rijtnig, langs denzelfden weg dien onlangs Z. M. de
koning üïm, "begeven naar de woning van den commis
saris dts konings in de Abdijwaar haar een dejeuner
zal worden aangeboden. Te omstreeks half 2 uur zal
zij een bezoek brengen aan de Nieuwe kerk; vervolgens
rijdende over de Groenmarkt en Burcht, aan het raad
huis, waar H. M. door eenige jongejuffrouwenleerlin
gen der school van mejuffrouw Achilles, zal worden
begroet. Daarna begeeft H. M. zich over deVlasmarkt
naar het oude mannen- en vrouwen- en armweeshuis
op de Heerengracht, waar zich ook de weezen uit het
gesticht op het Molenwater zullen bevinden. Na een en
ander in oogenschouw te hebben genomen zal een rijtoer
óf van de Langeviele- óf van de Seisbarrière langs de
buitensingels worden gemaakt tot aan de Veersche
barrière, voorts over de Dam- en Spijker bruggen laügs
den Kinder- en Korendijk naar het station en langs
den Vlissingschen weg naar West-Souburg, om, vermoe
delijk over den Koudek( rkschen weg, naar de woning
van den commissaris des konings alhier terug te keeren.
Vóór eenigen tijd is door eene commissie van inge
nieurs van den waterstaatbenoemd door den minister
van binnenlandsche zaken en bestaande uit de keeren
J. A. A. Waldorp, F. W. H. van Opstall en J. F. W.
Conrad, een onderzoek ingesteld naar het bekende ge
brek aan de groote sluis van het kanaal door Walcheren
te Veere. Aan deze commissie zijn later door den
minister toegevoegd de ingenieurs van den waterstaat,
de heeren P. Galand en N. T. Michaëlisterwijl de heer
J. A. A. Waldorp wegens ons onbekende redenen ver
vangen is door den inspecteur van den waterstaat te
Arnhem, jonkheer J. Ortt van SchonauweD. Deze com
missie is eergisteren te Veere bijeengeweest en heeft
haar onderzoek niet slechts tot de groote sluis bepaald,
maar tevens den algemeenen toestand van het Veersche
gat, de verzanding voor den mond van het kanaal,
den loop der stroomen enz. onde: zocht. Eene beslis
sing is echter nog niet genomen en over 14 dagen zul
len deze heeren hun onderzoek in loco voortzetten. Met
zekerheid kunnen wij dan ook het alhier in omloop
zijnde gerucht tegensprekendat als resultaat van het
onderzoek geheele afdamming van het kanaal te Veere
en dientengevolge stremming der vaart aan die zijde
voor geruimen tijd door de commissie noodzakelijk ge
acht zou zijn.
Nadat eergisteren avond te 6 uren een voorbereidende
bidstond was gehouden waarbij het woord werd ge
voerd door de predikanten de Graaff uit Amsterdam,
Huët uit Diiksland, van Dijk uit Doetinchem, Buiten
dijk uit Harderwijk en van Ryn uit Wassenaar had
gisteren het aangekondigde zendiogsfeest op het daar
toe bestemde ruime terrein te Kloetinge plaats. Het
werd door eenige duizenden menschen bijgewoond en
door schoon weder begunstigd. Na aankomst derfeest-
treinen begaf ieder zich te ongeveer half 10 uur in den
voormiddag naar het terrein, aan welks iDgang het uit
Bergen op Zoom overgekomen muziekkorps van het
3e regiment infanterie zich liet hooren.
Intusscben was reeds do predikant Buitendijk bij
spreekgestoelte n° 1 opgetreden, die onder anderen in
herinnering bracht de bekende woorden van prof. Doe-
des bij de opening van het vorige zendingsfeest te
Wolfhezen dat het bij een zendingsfeest altijd mooi
weer zou zijn, en de weerkundigen bij een zendings
feest geen rekening behoefden te houden met hunne
eigene waarnemingen. Die woorden warenzeide de
heer Buitendijk, tegen de bedoeling van den professor
uitgelegd en schandelijk misbruikt; Doedes had zeniet
bedoeld als eene profetie, maar 'twas eene ontboeze
ming tengevolge zijner hooge ingenomenheid met het
zendingsfeest, tengevolge zijner overtuiging, dat zulk
een feest Gode welgevallig was. De spreker wees er
voorts op, dat aanvankelijk het gebed van gunstig
weer beden verhoord bleek te zijn.
Omtrent het verdere dezer feestviering ontleenen wij
de volgende bijzonderheden aan de Goessche courant.
Alvorens de openingsrede door den predikant Huët
van Dirksland werd gehouden, sprak de predikant van
Rijn van Wassenaar een kort woord. Hij betoogde, dat
de Zeeuwen bekend stonden wegens hunne behoudend
heid, maar toch bewees de geschiedenis dat de Zeeuwen
niet altijd achterstaan. Ten bewijze daarvan baalde
hij aan hce in dezen omtrek reeds voor eeuwen de
Zeeuwen predikingen onder den blooten hemel hielden
en hce vroeger zoogenaamde bagepreken in Vlaanderen
plaats hadden. De spreker zeide, dat de zendingefees
ten daarmede wel eenige overeenkomst hadden, en dat
in onze dagen vooral het devies van 't Zeeuwsche wapen
„Luctor et emergo" „al worstelende ontkom ik" indach
tig moest gehouden worden om in het heilig worstelperk
tegen bijgeloof en ongeloof het hoofd omhoog te houden.
Hierna deed dezelfde predikant een gebed, werd onder
geleide der muziek het feestlied n° 1 gezongen en trad
de predikant Huèt uit Dirksland op. Ilij ving aan
met te zeggen, dat hij liever de geringste plaats onder
de toehoorders zou hebben ingenomen dan de openings
rede voor dit feest te houden. Nochtans had hij zich
niet willen onttrekken aan de uitnoodiging van den
Seheveningschen leeraar Dermout, van wien het plan
tot dit feest was uitgegaan, en hij achtte zich nu ge
lukkig het woord te mogen voeren. Ook hij begon met
de opmerkingdat het woord van professor Doedes
niet gelogenstraft was en dat het ook thans weder
gunstig wcêr was. Hij herinnerde vervolgens eerst aan
vroegere toestandenhoe er ook onder den oud-Zeeuw-
schen adel en de burgers eene scherpe afscheiding be
stond en nu geen onderscheid meer; hoe men ook bier
zuchtte onder pauselijken gewetensdwang, en hoe er nu
volkomen gewetensvrijheid heerschte, blijkende ook uit
dit feest. Zulk een toestand, zulk een feest, zou door
onzen Smallegange geboekstaafd, door onzen ouden Jo
hannes Antonides van der Goes bezongen, door onze
vroegere schilders de gebroeders Eversdrjk afgemaald
zijn. Bernardus Smijtegelt's hart zou opspringen vau
vreugde indien hij zulk een feest aanschouwen kon en
hij zou 't bewijs erlangen, dat het gekrookte riet niet
vertreden, de rookende vlaspit niet uitgebluseht wordt.
Nu kwam de spreker tot de vr-aag: wat is een
zendingsfeest? Als eeüig antwoord verwees hij naar
de tweede bede van Jezus: „uw koninkrijk kome!"
Uitbreiding van 't Godsrijk aan de éene zijde, maar
ook opdat dergelijke feesten mochten komen in de plaats
van de kermis-bachanalen en opdat der arbeidende
klasse een weg tot uitspanning zou worden aangewezen.
In 't voorbijgaan roerde hij de sociale quaestie aan,
maar kwam met nadruk neder op het onzedelijke der
ruwe kermi8-vermakeuwaarbij vooral de arbeider zich
blindelings stort in den stroom van voor geest en lichaam
nadeelige uitspattingen. Daarom verblijdde hij zich dat nu
een feest kon gevierd worden waarop G ods oog met wel
gevallen moest rusten. Maar ook niet dit alleen was de
bedoeling van een zendingsfeest. Het moest ook in zich
bevatten het denkbeeld eener groote kerk, vrij van
haren gewonen gedwongen vorm, eene kerk in de vrije
natuur, eene kerk waarin Christus is. Daarom moest
men ook het leest bijwonen met die bede „Uw konink
rijk kome!" Wij zijn midden in den afval der kerk,
het volk zinkt weg in godsdienstlcosheid; en juist in
zulke tijden is bet goed, dat in de vrije natuur van
heinde en ver de menschen verzameld worden, om hen
op te wekken de banier van den Heiland omhoog te
heffen. Men moge in onze tijden kerk en staat
scheiden, kerk en volk kunnen niet gescheiden wor
den. Eene herleving der oude hageprekea, maar vrij
van onheiligen ijver, achtte hij niet onmogelijk. Hij
wijst daarvoor op de daden cn de vruchten der daden
van Wesley, Whitefield, Rowland Hill, Spurgeon enz.
en bij acht het denkbaar, dat de dagen van Hi3kia en
Eira wederkomen en kunnen herleven. Daartoe kon ook
onder de boomen van Kloetinge de kiem gelegd wor
den en bleef deze bede onverhoord, toch meende hij,
dat er iets van dit feest in de harten zou overblijven
en dat een nieuw leven in de kerk van Nederland zou
gezien worden. Ook hier geldt de oude spreuk „een
dracht maakt macht".
Ten slotte sprak de redenaar een woord over de