MIDDELBÜRGSCME «Ar C O U R A N T. F 154. Woensdag 1873. f par 2 Juli. "-iSF1 Dit blad verschijnt dageliiks met uitzondering van den Zondag, den 2eo Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is 8.5©. Middelburg 1 Juli. De tweede kamer heeft dus het wetsontwerp tot af schaffing der plaatsvervanging en nummerverwisseling bij de nationale militie afgestemd. Zij heeft het hoofdbeginsel van het wetsontwerp verworpen, de amendementen van transactie afgestemd en geen enkel lid heeft het voor de hand liggend middel tot redding van het beginsel of althans tot het verkrij gen eener zuivere stemming door eene motie van ortie voor te stellen aangegrepen. Hierdoor ia ook de gele genheid afgesneden om met dezen minister van oorlog de regeling van het vestingstelsel te bespreken naar aanleiding van het wetsontwerp, met welks strekking de kamer hare ingenomenheid bij het verslag, dat daar over eenige dagen geleden werd uitgebracht, be tuigde. Wij gevoelen ons over dit votum niet telerrgesteld, "wij verwachtten niet anders. En nu? Een ministerieele crisis natuurlijk. Zoo de omstandigheden al eene collectieve aftreding van het ministerie niet veroorloven, zal toch de minister van oorlog moeten "aftreden,- in geen geval zal hij in eene weigering van zijn ontslag kunnen berusten. §De militaire quaestie moet worden opgelost, het de fensiewezen moet worden verbeterd, en tegenover de minstens vreemde houding der tweede kamer wij hopen met dit woord de gevoeligheid van den pas herkozen heer Jouckbloet niet op te wekken mag de regeering, wil zij niet een deel der verantwoordelijk heid op zich ladengeen enkele poging verzuimen. Zal men echter gemakkelijk een opvolger voor den generaal van Stirarn vinden? Ziedaar wat wij niet weten te zeggen; alleen zij 'tons vergund, in verband met hetgeen wij reeds zoo dikwijls opmerkten, onzen twijfel uit te drukken of men wel ooit een minister van oorlog vinden zal die 'tder tweede kamer, wat meer is die 't.der liberale partij in de tweede kamer, aaar den zin maken kan. De constitutioneele theorie is in de aller-abnormaalste omstandigheden waarin wij ons op politiek terrein be vinden moeilijk naar de eischen der practijk te plooien. Y. in 't Handelsblad beweerde, zooals we dezer dagen gezien hebben, dat, zoo dit wetsontwerp afge stemd werd, de leider der oppositie tegen het beginsel minister moest worden. Wie zal dan nu de portefeuille van oorlog opnemen Storm van 's GravensandeGode- froi of Jonckbloet? Of Arnoldts misschien, want ook deze heeft den traditioneelen coup de pied aan het wets ontwerp toegebracht. De oplossing der militaire quaestie is, wat er ook gebeure, dieper aan den horizont weggezonken dan zij 'tooit geweest is. Ziedaar de vrucht voor het Neder- landsche volk van het gemeen overleg tusschen de tweede kamer der staten-generaal en de Nederlandsche regee ring S Heden werd door de commissie tot bevordering van de belangen van den dienstbaren stand alhier met het dames-comité eene gecombineerde vergadering getiouden, waarbij het bestuur van het Middelburgsch departement der Maatschappij tot nut van 't algemeen door den secretaris was vertegenwoordigdom getuigschriften van welbeproefde trouw uit te reiken aan Maria Mag- dalena Wille, Adriana Lutcijn en Jacobus van Aartsen, meer dan vijf en twintig jaren in dienst van de familiön van Sonsbeeck, van Deinse en Dronkers, terwijl aan W. C, de Korte, veertig jaren bij de damesReitz woon achtig, bovendien de zilveren medaille namens de Maatschappij werd geschonken. Omtrent de commissie tot het instellen eener enquête over den loop der expeditie naar Atsji deelt het Han delsblad nader mede, dat als secretaris aan die com missie is toegevoegd de le luitenant van Ham en niet de ambtenaar de Laat de Kanter, die tot gewoon lid der commissie is benoemd. Aan de hoogeschool te Leiden is tot doctor in de geneeskunde bevorderd de heer J. Hoogkamer, arts, geboren te St. Annaland, na verdediging van een acade misch proefschrift: „Verslag der chirurgische polikli niek en kliniek gedurende den academischen cursus 1871—1872." Burgemeester en wethouders van Groningen hebben op do aanbeveling!ijst ter vervulling van de betrekking van gemeente-secretaris aldaar geplaatst de heeren mr J. Oppenheim, redacteur der Provinciale Grcningsche courant, en mr F. van Panhuys, beide advocaten te Groningen. In de Staats-courant van heden is opgenomen het reglement voor de scheepvaart ter beveiliging van de beweegbare brug over de Zuid-Willemsvaart in den spoorweg van Boxtel naai' de Pruisische grenzen benevens de wetten van den 17en Juni jl.betrek kelijk den kosteloozen afstand aan de gemeente Ste- vensweert van poorten en wegen op de voormalige vestiuggronden aldaar; tot verhooging der begrooting van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1S73 (hoofd stuk I. Uitgaven in Nederland en hoofdstuk II. Uitgaven in Nederlandsch-Iiidiêj tot vaststelling van het slot der rekening van de koloniale uitgaven en ontvangsten voor Suriname over het dienstjaar 1868tot vaststelling van het slot der rekening van de koloniale uitgaven en ont vangsten voor Curasao over het dienstjaar 1868en tot vaststelling van het slot der rekening van de kolo niale uitgaven en ontvangsten voor Curasao over het dienstjaar 1869. BENOEMINGEN EN BESLUITEN. eereteekenen. Vergunning verleend aan den voor het Oost-Indische leger bestemden soldaat F. W. C. J. A. Weitzel, van het koloniaal werfdepot, tot het dragen der Duitsche medaille, ingesteld ter herinnering a.ro den veldtocht tegen Frankrijk in 1870 en 1871. staats-commissien. Benoemd tot lid en voorzitter der commissie, gedurende den tijd van een jaar, in gaande 1 Augustus a., belast met het afnemen der natuur kundige examens, volgens art. 4 der wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n° 59) dr. P. L. Iiijke, staatsraad en hoogleeraar te Leiden; tot lid en vice-president dier commissie, dT. C. J. Matthes, hoogleeraar te Amsterdam; tot lid en secretaris, dr. W. F. K. Suringar, hoog leeraar te Leiden; tot leden: dr. W. Berlinhoogleeraar te Amsterdam; dr. Th. Place, hoogleeraar te Amsterdam dr. J. W. Gunning, hoogleeraar te Amsterdam; dr. W. Koster, hoogleeraar te Utrecht; J. van Rijn van Alke made, 1° apotheker aan 's rijks magazijn van genees middelen te 's Gravenhagetot plaatsvervangende leden dr. J. Bosscha jr., hoogleeraar aan de Polytechni sche school te Delft; dr. D. de Loos, directeur van de hoogere burgerschool te Leidendr. H. G. van do Sande Bakbuyzen, hoogleeraar te Leiden; dr. T. Zaaijer, hoogleeraar te Leiden; dr. A. Heynsius, hoogleeraar te Leiden; dr. P. de Boer, hoogleeraar te Groningen; W. Stoeder, apotheker te Amsterdam; dr. J. P. van Braam Houckgeest, officier van gezondheid 2e klasse te Amsterdam. Benoemd tot lid en voorzitter der commissie gedu rende den tijd van éen jaar, ingaande 1 Augustus a., belast met het afnemen der geneeskundige examens, volgens art. 5 van genoemde wet, dr. J. van Geuns, hoogleeraar te Amsterdam; tot lid en viee-presideDt dr. A. E. Simon Thomas, hoogleeraar te Leiden; tot lid en secretaris, dr. A. H. Israels, lector aan het athe naeum te Amsterdam; tot leden: dr. J. A. Boo;aard, hoogleeraar te Leidendr. S. S. Rosenstein, hoogleeraar te Leiden; dr. M. Polano, hoogleeraar te Leiden; dr. J. W. R. Tilanus, hoogleeraar te Amsterdam; dr. L. Lehmann, hoogleeraar te Amsterdam; F. J. Swartwout, apotheker en lector aan het gymnasium te Amsterdam; tot plaatsvervangende leden: dr. G. J. Loncq C.Jz., hoogleeraar te Utrecht; P. H. Vorst man, heel- en vroedmeester te Amsterdam; dr. J. Zee man, te Amsterdam; d*1. H. Hertz, hoogleeraar te Amsterdam; dr. G. D. L. Huet, hoogleeraar te Leiden P. vanVollenhoven, heel- en vroc dmeester te Amsterdam dr. L. C. van Goudoever, hoogleeraar te Utrecht; dr. W. M. Sangerhoogleeraar te GroningenG. J. Ja- cobson A.Bz., oud-apotheker te Schiedam. Benoemd tot lid en voorzitter der commissie, gedu rende den tijd van éen jaar, ingaande 1 Augustus a., belast met het afnemen der examens van hulp-apothe ker, volgens art. S van genoemde wet, d'. P. J. van Kerckhoff, hoogleeraar te Utrecht; tot lid en vice-presi dent, dr. C. A. J. A. Oudemans, hoogleeraar te Amsterdam; tot lid en secretaris J. Hegland, apotheker te Utrecht; tot lid, dr. R. A. Mees, hoogleeraar te Groningen; tot plaatsvervangende leden: dr. H. J. van Ankum, hoog leeraar te Groningen; dr. A. C. Oudemans, hoogleeraar te Delft; dr. H. van de Stadt, leeraar aan de hoogere burgerschool te ArnhemA. W. Hartmannapotheker te Utrecht. Benoemd tot lid en voorzitter der commissie, gedu rende den tijd van éen jaar, ingaande 1 Augustus a., belast met het afnemen der examens van apotheker, volgens art. 9 der genoemde wet, dr. P. J. van Kerckhoff, hoogleeraar te Utrecht; tot lid en vice-president dr. C. A. J. A. Oudemanshoogleeraar te Amsterdam; tot lid en secretaris, J. Hegland, apotheker te Utrecht; tot lid, C. H. van Ankum, apotheker te Groningen; tot plaatsvervangende ledendr. II. J. van Ankum, hoogleeraar te Groningendr. A. C. Oudomans, hoog leeraar te Delft; A. W. Hartmann, apotheker te Utrecht; P. J. Haaxman, apotheker te Rotterdam. leger. Bepaald met wijziging der koninklijke be sluiten van 5 Mei 1857 en van 23 Juni 1871: 1° a. De bestaande militaire auditie in de eerste mili taire afdeeling voor de provincie Zuid-Holland, stand plaats 's Gravenhage, wordt uitgestrekt tot de provin ciën Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant, bewesten Dongen en bezuiden den Amer, en wordt aangeduid als militaire auditie in de eerste militaire afdeeling, standplaats 's Gravenhageb. de bestaande militaire auditie in de tweede militaire atdeeliog voor de provinciën Neord- Brabant, Zeeland en Limburg, standplaats 's Hertogen bosch, wordt beperkt tot de provincie Noord-Brabant, beoosteu de Donge en benoorden den Amer en de pro vincie Limburg, en wordt aangeduid als militaire auditie in do tweede militaire afdeeling, standplaats 'sHer togenbosch; c. de bestaande militaire auditie in de derde militaire afdeeling voor de provinciën Gelderland en Overijsel, standplaats Arnhem, blijft het rechtsgebied van die provinciën behouden en blijtt aangeduid als militaire auditie in de derde militaire afdeeling voor de provinciën Gelderland en Overijsel, standplaats Arnhem; d. de bestaande militaire auditie in de vierde militaire afdeeling voor de provinciën Friesland', Gronin gen en Drenthe, standplaats Leeuwarden, blijft het rechtsgebied van die provinciën behouden en wordt aangeduid als militaire auditie in de derde militaire afdeeling voor de provinciën Friesland, Groningen en Drenthe, standplaats Leeuwarden; e. de bestaande militaire auditie in de eerste militaire afdeeling voor de provinciën Noord-Holland en Utrecht, standplaats Haarlem, blijft bet rechtsgebied van die provinciën be houden en wordt aan geduid als militaire auditie in de vierde militaire afdeeling, standplaats Haarlem;/, de vesting Gorinehem en het fort Loevestein, bij besluit van den 5en Mei 1867n° 27tot militaire auditie in de tweede militaire afdeeling voor de provincie Noord- Brabant, standplaats 's Hertogenboschgebracht, wor den teruggebracht tct de provinciënwaartoe deze plaatsen respectievelijk behooren. 2° De auditeurs-militair, thans in de bestaande vijf auditien fnngeerende, blijven hunne betrekking ver vullen in de auditien in de nieuwe vier militaire afdeelingen gevestigd, zooals haar rechtsgebied hier boven respectievelijk is aangewezen en worden mitsdien aangeduid als auditeur militair: in de lc militaire afdee ling, standplaats 's Gravenhage; in de 2e militaire afdeeling, standplaats 'sHertogenbosch; fn de 3C mili taire afdeeling voor de provinciën Gelderland en Over ijsel, standplaats Arnhem; in de' 3e militaire afdeeling voor de provinciën Friesland, Groningen en Drenthe,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1