Suitenlitnö. De bestuurders van de inrichting voor doofstommen onderwijs te Rotterdam hebben zich tot gedeputeerde staten van Zeeland gewend met verzoek, om bij de provinciale staten te willen bevorderen, dat uit de pro vinciale fondsen eene jaarlijksche toelage worde verleend van 50, voor ieder behoeftig kind uit de provincie Zeeland, dat aan hunne inrichting kosteloos onderwe zen wordt en eene gedeelteiyke vergoediug in de ver- pleegkosten uit haar kas geniet, zooals die toelage sedert het jaar 1855 aan het instituut voor doofstommen te Groningen is toegekend. In de bepalingen, waaronder de verpleging der doof stommen te Groningen en te Rotterdam geschiedt, be staat eenig verschil. Terwijl toch bij beiden het onder- wijs in de gestichten zelve wordt genoten, worden de leerlingen te Groningen tevens daarin verpleegd, terwijl te Rotterdam de verpleging bij particulieren plaats heeft. Op de eerste plaats geschiedt dit, wat behoeftigen betreft behoudens eene toelage van f 10 'sjaars, voornamelijk voor geneeskundige hulp kosteloos, terwijl te Rotterdam daarvoor eene tegemoetkoming uit de kas der instelling wordt verleend; het onderwijs is voor die kweekelingen aan beide instellingen gratis. Naar het gedeputeerde staten voorkomt bestaan er echter alleszins termenom ook de opleiding van doof stommen uit deze provincie, welke in de inrichting te Rotterdam worden opgenomen, te ondersteunen, even zeer als dit geschiedt ten opzichte van het onderricht dat aan doofstommen te Groningen wordt gegeven, en zij stellen daarom aan de provinciale staten voor, om aan de inrichting voor doofstommen-onderwijs te Rotter dam, te beginnen met het jaar 1874, jaarlijks eene som van f 50 toe te leggen voor eiken doofstomme uit de pro vincie, die aan die inrichting kosteloos onderwijs zal genietenen in wiens verzorging of verpleging uit de kas van genoemde inrichting, naar het oordeel van gede puteerde staten voldoende wordt bijgedragen. De Staats-courant van heden bevat de wetten van den 22en Mei jl. tot nadere wijziging van de tweede alinea van art. 4 der wet van 8 Augustus 1862 (Staats blad n° 164), houdende opheffing der slavernij in de kolonie Suriname, en tot intrekking der wet van 26 Yentöse jaar IV (16 Maart 1796), op het uitroeien van rupsennesten, en van art. 471,8°., van het wetboek van strafrecht. KERKNIEUWS. In de jl. Dinsdag gehouden raadsvergadering te Kampen is ten aanzien van 't adres van den kerkeraad der hervormde gemeente tot intrekking van het raads besluit van 29 Juni 1869, betreffende het niet meer uitbetalen van traktement en pensioen aan de later te beroepen predikanten dier gemeente nadat een voorstel om dat besluit te handhaven was'afgestemd besloten, den kerkeraad te kennen te geven, dat bij zich tot den minister van financiën zal moeten wenden ter bekoming eener bijdrage van het rijk, met vrijlating om, zoo die wordt verleend, zich andermaal tot den raad te wenden ter bekoming eener beslissing, in hoe ver die bijdrage, op grond van bestaande zedelijke ver plichting, uit de gemeentefondsen zou behooren te wor den aangevuld. MARINE EN LEGER. De officier van gezondheid le klasse EL van Stockum, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië, en van daar, wegens langdurig verblijf, den 15en dezer in Nederland teruggekeerd, wordt met dien datum op nonactiviteit gesteld. De luitenant ter zee 2e klasse G. van Herwaarden, de officier van gezondheid 2e klasse W. H. Visscher van Aalst, en de officieren van administratie 3C klasse H. Kits van Heyningen en F. H. A. Pool, allen behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië, en van daar den 13en dezer in Nederland teruggekeerd, worden met dien datum op nonactiviteit gesteld. (Staats cour.) GEMENGDE BERICHTEN. De Deutsche Merkur bevat het volgende bericht: Een deputatie van Duitsche oud-katholiekenbestaande uit professor Michelis en twee geestelijkende heeren Strucksberg en Gatzenmeier, is afgevaardigd om den heer Heykamp, bisschop van Deventer der oud-bis schoppelijke clerezij, te verzoeken, den heer Reinkens te wijden. De heer Heykamp heeft zich terstond bereid betoond deze taak op zich te nemen. De wijding van den in het begin dezer maand te Keulen door de oud katholieken gekozen zendingsbisschopden heer Rein kens, zou volgens vroeger gemaakte overeenkomst geschieden door den heer Loos, aartsbisschop van Utrecht, die voor weinige dagen is overleden. Bg de te Gemert wonende wevers, ruim 400 in getal, heerscht geruimen tijd verregaande ontevreden heid over het hun toegekende loondaar dit niet, even als in vele naburige gemeenten, door de fabrikanten wordt verhoogd en omdat zij gedwongen worden bij den fabrikant, meestal ook winkelier, in wiens dienst zij zijn, hunne winkelwaren duurder dan elders te koopen. Her haalde vorderingen om loonsverhooging werden al eenige weken door de fabrikanten op de lange baan geschoven, totdat jl. Zondag de ontevredenheid der arbeiders ten toppunt scheen. Dien dag waren 2- a 300 wevers op de been, bezochten vele herbergen en trokken tot laat in den nacht langs de woningen hunner meesters, bij wie toen, vergezeld van meerdere baldadighedenonder scheidene glasruiten werden ingeworpen. De officier van justitie en de luitenant der marechaussée te Eind hoven waren den volgenden dag aldaar, terwijl de brigade marechaussée met eenige bereden manschappen van elders werd versterkt. Van de zijde van het ge meentebestuur werd bovendien eene verordening tegen samenscholingen afgekondigd. Drie of vier personen werden al spoedig daarop door de marechaussée, niet zonder tegenkantingin bewaring genomenen tegen eenige belhamels proces-verbaal opgemaakt. Van de zij de der fabrikanten is nu besloten tot loonsverhooging over te gaan, doch zij hebben zich voorbehouden om bij de naburige fabriekplaatsen Helmond en Asten po gingen aan te wenden, teneinde eenstemmige loonsver hooging te verkrijgen. (Arnh. cour.) De schah van Persië is eergisteren, via Ostende, van Brussel naar Engeland vertrokken. Als een staaltje van zeldzame volharding diene het volgende: De vader van kolonel Young, wonende in Cook County Texas, werd 11 April 1872 vermoord en uitgeplunderd door zekeren Bunch. Den volgenden dag ging kolonel Young op weg om den moordenaar te vangen. Langer dan een jaar duurde die jacht. Door het Indiaansch grondgebied, over Arkansas en Louisiana, oostwaarts langs Mississippi en noordwaarts door Tennessee en Kentucky, vlood de moordeaaar, steeds door den zoon van zijn slachtoffer gevolgd. De Missis sippi overstekende, ging hij door Arkansas en langs de wigwams van het Indiaansch grondgebied, andermaal door de bergen en wouden van Arkansas, over de heuvelen en steppen van Zuid-Missouri, over de prairieën van Zuid-Kansas en langs den hoofdstroom van Medi cine Lodge naar de Arrapaho's. Den 20en Januari 11, raakte kolonel Young het spoor bijster, doch werd 8 April per telegram verwittigd, dat Bunch te Fort Scott was gezien. Hij begaf zich terstond daarheen, doch vend Bunch niet meer; deze had zich reeds naar Lamar in Benton County begeven. Young volgde hem nog maals naar Stockton, Bolivar, Quincy, Warsaw en Sedalia, totdat het hem eindelijk mocht gelukken te Bonneville den moordenaar zijns vaders in te halen en na identifieering te doen in hechtenis nemen. In Buenos-Ayres zijn zooveel schapen, dat er jaarlijks 10,000,000 worden geslacht en gekookt alleen om het vet; de vellen en de wol werden vroeger weg geworpen, doch tegenwoordig op andere plaatsen waar niet zoo'n overvloed is, aan de markt gebracht. De Duitsche oudheidkenner en geograaf dr. Hein- rich Schliemann die sedert jaren op eigen kosten in de vlakte van het voormalige Troje opgravingen deed, om zich over het werkelijke bestaan dier stad in de oudheid te vergewissen en bijzonderheden dienaan gaande te ontdekken heeft thans aan de Augsburg - sche Allgemeine Zeitung zijn laatste rapport ingezonden. Den 15cn Juni 11. heeft hij zijn opgravingen voor goed geëindigd, nadat hij de vrucht van zijn arbeid in een uitvoerig werk, dat te Leipzig ter perse ligt en circa 3500 photographieën bevataan de vergetelheid heeft onttrokken. Dat Troje werkelijk bestaan heeft, is nu buiten allen twijfel, en zelfs is Schliemann tot de overtuiging gekomen, dat Homerus' Ilias geen verdichting is, maar op feiten steunt. Zijn geest drilt voor den eenigen Home rus is dan ook zoo grjot, dat hij bij testament zijn gansche verzameling van Trojaansche oudheden aan de Grieksche natie vermaakt, en zich voor de rest van zijn leven te Athene gaat vestigen, waar men hem en zijne oudheden dus voortaan zal kunnen bezichtigen. Uit Cadix wordt aan de Engelsche bladen gemeld, dat 't Spaansche admiraliteitshof uitspraak heeft gedaan in zake de aanvaring tusschen de Murillo en de North- fleet. De bemanning van de Murillo is vrijgesproken en uit de gevangenis ontslagen. Deu kapitein van 'tvaartuig is geen andere straf opgelegd, dan dat zijn certificaat als scheepsgezagvoerder voor den tijd van een jaar geschorst is, „wegens 'taanvaren van een onbekend schip, zonder aan de in ncod verkeerenden hulp te verleenen." Een Amerikaansch luchtreiziger, professor Wise, is voornemens op den 4en der volgende maand met een ballon van Philadelphia naar Europa over te steken. Drie wetenschappelijke heeren zullen den reiziger op zijn stouten tocht vergezellen. Men neemt voor 30 dagen pro-, viand medeen onder den luchtballon bevindt zich eene reddingsboot, om desgevorderd de reis over zee te kun nen doen. VERKOOFINGEN EN AANBESTEDINGEN. Door het tijdelijk bestuur der waterkeering van den calamiteuzen Nieuwen Neuzeupolder is gisteren te Neuzen aanbesteedhet maken en zinken van 1420 vierkante meters zinkstuk; het "keveren en verwerken van 4660 sclieepston gewone Doornikscheu-, Lessinee- schen- of bazaltsteen, en 1670 scheepston afval van Doornikschen-, Lessineeschen- of bazaltsteendaarvan is aannemer geworden de heer C. Roskam, te Sliedrecht, voor f23,249. THERMOMETERSTA ND. 19 Juni '8 av. 11 u. 63 gr. 20 'smorg. 7 u. 66 gr. 'smidd. 1 u. 70 gr. 'sav. 6 u. 66 gr. ALGEMEEN OVERZICH'. Zooals te voorzien was heeft de Fransche kamer de machtiging tot vervolging van den afgevaardigde Ranc verleend en hebben de discussiën daarover niet tot die stormachtige tooneelen aanleiding gegeven, welke deze nationale vergadering reeds zoo vaak bij partijquaestiën kenmerkten. Met 485 tegen 137 stemmen werden de conclusiën van het rapport der commissie aangenomen, nadat het hoogst billijke voorstel van den heer Cazot om de zaak naar de commissie te renvooieeren, opdat deze de generaals de Ladmirault, de Cissey en Appert en de ministers du Barail en de Broglie hooremet 450 tegen 200 stemmen verworpen was. Na den heer Cazot, die dit voorstel baseerde op de onopgehelderde omstandigheid, dat de heer Ranc gedurende twee jaren op vrije voeten was gebleven, nam de minister van justitie het woord. DeheerErnoul protesteerde legen het denkbeeld dat men met deze zaak de regeering van den heer Thiers wilde treffen. Hij wenschte gelijk recht voor allen, maar aan de poli tiek was deze geheel vreemd. De eenige quaestie welke aan de kamer onderworpen was bestond hierin, of het recht ten aanzien van den heer Ranc zijn loop zou hebben; de nieuwe positie van den heer Ranc bracht geen on strafbaarheid teweeg en het was billijk dat het onder scheid tusschen bem en Ulysse Parent, die voor den krijgs raad heeft terechtgestaan, ophield te bestaan. Hij kon den heer Ranc onpartijdige rechters beloven. De heer Brisson der uiterste linkerzijde meende in de woorden van den minister van justitie het bewijs te zien, dat het niet het lid der communemaar den afgevaardigde van Lyon gold. Ook de heer Duverger de Hauranne, lid van het linker-centrum, was deze meening toegedaan; die woorden hadden bezwaren bij hem en eenige zijner vrienden doen oprijzen. Doch hij wilde geen nader onderzoek vragen, maar verlangde van den minister slechts zijn woord als man van eer, dat de tegenwoordige regeering geene pressie op de militaire justitie had uitgeoefend. In plaats van een rechtstreeksch antwoord van een der ministers op dit verlangen van den heer Duverger nam weder zeer welwillend een vriend der regeering hare verdediging op zich. Namens de vorige regeering had de heer Dufaure gezegd, dat zoolang er schuldigen zijn de regeering ze zal weten te bereiken en te straffen. Ook deze regeering huldigde diezelfde beginselen, ook zij wenschte do schuldigen niet ongestraft te laten en om dit doel te bereiken was ten aanzien van de ver dachten een onderzoek noodig. De stemming van de eenvoudige orde van den dag na de interpellatie van. 20 December 1871 verhinderde thans de vervolging van den heer Ranc niet. Hiermede waren de discussiën ten einde. Zooals uit het résumé blijkt leverden zij weinig belangrijks op. De heer Thiers was niet in de vergadering tegenwoor dig. De juiste beteekenis der redevoering van den minister Ernoul, die blijkbaar het hoofdmoment der debatten uitmaakte, zal uit het nader verslag moeten blijken. Voor zoover men er thans over kan oordeelen, geven zijne woorden weinig aanleiding om daaruit de conclusie der heeren Brisson en Duverger d'Hauranne te trekken. Een andere vraag is 't of de regeering, hoewei zg het niet te kennen gaf, toch geen ander doel had dan om den gevaarlijken liberalen afgevaardigde van Lyon onschadelijk te maken. Het schuldig blijven van een antwoord op het verlangen van den heer Duverger is uit dit oogpunt karakteristiek. In de Voce della Verita wordt de redevoering publiek gemaakt, welke de paus Woensdag tot het college van kardinalen richtte. Uit een politiek oogpunt is deze redevoering van weinig belang. In zeer a'gemeene be woordingen worden de klachten over de vervolging der kerk en over de vijandschap tegen den godsdienst herhaald; een enkel feit slechts wordt tot staving van deze bewering aangewezen, namelijk de plechtige be grafenis van Ratazzi, hoewel hij zonder de laatste hulp middelen der kerk gestorven is. De vermelding van dit feit door den paus getuigt meer van onverdraag zaamheid zijnerzijds, dan van moedwillige beleediging van den godsdienst door de vrienden van Ratazzi. De Italiaansche kamer heeft eergisteren het budget

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 2