öuitwlanix Bectijïmigcn. is wat het publiek gerucht hem heeft medegedeeld, dat weder een ambtenaar der bank van leening alhier is ontslagen De voorzitter antwoordt, dat het bestuur der bank gemeend heeft deu klerk Verhulst te moeten ontslaan en dit ontslag onder goedkeuring van burgemeester en wethouders is verleend. De heer Snijders zegt, dat het een onaaDgenamen indruk op hem'maakt, dat de gemeenteraad, aan wien de voorzitter indertijd beloofd heett dat hij volledig op de hoogte zou worden gebracht van alles wat de bank betreft, thans nog minder weet dan bij publiek gerucht dienaangaande wordt gemeld. De voorzitter merkt op, dat de reden van het stil zwijgen van burgemeester en wethouders betreffende de bank van leening hierin ligt, dat het rapport dei- commissie nog riet ontvangen is. Zoodra dit rapport, dat een zeer uitgebreid stuk zal zijnin hun bezit zal zijn gekomen, zullen burgemeester en wethouders den raad alles mededeelen. De heer van Hoek geeft te kennen, dat ook hij het gerucht van bet ontslag van een ambtenaar der bank van leening vernomen heelt, en het ook hem zeer heeft bevreemd om reden dat de voorzitter onlangs heett toegezegd dat de gemeenteraad spoedig in staat zou gesteld worden, om over de meerdere of mindere mate van schuld of onschuld der ambtenaren bij de bank te oordeelen. Hij acht bet dus vreemd, dat burgemeester en wethouders, zonder den raad daarmede in kennis te stellen, de schuld van een ambtenaar hebben aange nomen en op die schuld het ontslag hebben gebaseerd. De voorzitter antwoordt, dat twee punten der ver ordening op de bank van leening behooren onderschei den te worden, namelijk het geven van ontslag en de beslissing over het al of niet teruggeven van den borg tocht. Over dit laatste moet de raad beslissen, maar het eerste, het ontslaan van ambtenaren, behoort tot de bevoegdheid der commissie onder goedkeuring van burgemeester en wethouders. Toen hij vroeger heeft toegezegd, dat hij den raad in staat zon stellen om de zaak der bank te beoordeelen, zag dat ook op de teruggave of niet teruggave der gestelde borgtochten, maar het aan den klerk Verhulst gegeven ontslag kon moeilijk aan de beslissing van den laad onderworpen worden, vooreerst omdat zulks in strijd zou zijn met de verordening, en ten anderen omdat het ontsiag van een ambtenaar wel altijd zal moeten geschieden zoodra het bestuur over de bank redenen heeftom zoodanigen ambtenaar niet langer toe te laten. De heer van Hoek bedankt den voorzitter voor de gegeven inlichtingen. Hij reserveert zich echter het recht om nader op de nu besproken zaak terug te komen bij de behandeling van het verwachte rapport betreffend de bank van leening. De zitting wordt gesloten. ALGEMEEN OVERZICHT. De zittingen der Fransche nationale vergadering hebben na den storm van den 24en Mei nog weinig belangrijks opgeleverd. Zij houdt zich slechts bezig met onderwerpen van ondergeschikt belang, allen be- hoorende tot de nalatenschap van het vorige bestuur. In den eigenlijken zin van het woord heeft men de nieuwe regeering nog niet aan het werk gezien, althans in het parlement. Daarbuiten heeft zij door bare groote opruiming in het personeel der administratie, waarmede zij nog altijd niet gereed schijnt te zijn, daarentegen meer teekenen van leven gegeven. Het ontwerp eener gemeentewet, hetwelk' door de commissie van decentra lisatie uitgewerkt en thans gereed is, zal haar waar schijnlijk de eerste gelegenheid aanbieden, om in de kamer te toonen, welke opvatting zij van de toegezegde fêsolument et ênergiquement conservatieve politiek heett. Toen door de regeering van Thiers de thans vigeer en de gemeentewet was ingediend, verzette de meerderheid zich tegen de benoeming der mires door het uitvoerend bewind. Zij bestreed de centralisatie-geest, zooals het toen heette, en met moeite kwam het vergelijk tot stand dat slechts in de groote steden de benoeming door de regeering geschieden zou. De meerderheid heett zich echter in hare verwachtingen teleurgesteld gezien; nu de gemeentelijke verkiezingen niet in monarchalen, maar bijna allen in republikcinschen zin zijn uitgevallen, wenschte zij zelfs aan de kleinste gemeenten de keuze van den maire wel weder te ontnemen. De commissie van decentralisatie en met haar het nieuwe bestuur zijn niet meer zoo decentraliseerendgezind als vóór twee jaren. Maar zij kunnen nu toch niet meer voorstellen wat zij vroeger zoo heftig bestreden. De verkiezing van den moiré moet dus aan den gemeenteraad blijven, doch om den invloed van het algemeen stemrecht te temperen heeft de commissie in het nieuwe ontwerp de bepaling opgenomen, dat de hoogstaangeslagenen in de grondbelasting met den gemeenteraad den maire zullen benoemen. Het is te vreezen dat deze eerste stap tot besnoeiing van het algemeen en tot wederinvoering van bet censitair stemrecht op hevigen tegenstand stooten en de impopulariteit der regeering belangrijk vermeer deren zal, zoo zij er al in slaagt om de voorgestelde bepaling tot wet verheven te zien. Hiervoor zijn de kansen zeer gering met het oog op de kleine meerderheid waarover zij beschikt. Er is weinig noodig om die meerderheid in minderheid te doen veranderen, vooral wanneer de coalitie door sterf gevallen getrouwen uit hare rijen verliest. Want op aan vulling door partieele verkiezingen behoeft zij niet veel te rekenen. Gisteren deed de voorzitter Buffet mededeeling van het overlijden van twee leden der kamer, beiden behoorende tot de rechterzijde, den vice-president Yitet en graat de Legge. Hij bracht hulde aan beider nagedachtenisen wees op de zware verliezen die de kamer in den laatsten tijd geleden bad. Die verliezen zijn trouwens onherstelbaar voor de partij coalitie, waartoe ook de beer Buffet behoort. Het Pruisische kabinet, dat de drukpers-wet voor het Duitsche rijk ontwierp, en de rijkskanselier, die dit ontwerp aan den bondsraad indiendeschijnen in den waan te verkeeren dat een vrijzinniger wet nauwe lijks denkbaar is. In de memorie vau toelichting althans wordt gezegd, dat deze wet de eenige regeling van de aangelegenheden der pers op het geheele gebied van het rijk zal wezen en geen der staten het recht zal hebben om deze drukpers-wetgeving nog te beper ken. Die zinsnede is inderdaad naiëf in den mond der Pruisische regeeringdie in beperkingen der druk persvrijheid de regeeringen van alle andere Duitsche staten voorbijstreeft. Misschien heeft zij dit verbod tegen ziehzelve gericht, omdat zij vreest dat zij latei- ongetwijfeld berouw over hare liberaliteit zal gaan gevoelen. Zij moge in haar eigen oogen ziehzelve overtroffen hebben, de Duitsche liberalen zijn echter van dit reactionaire ontwerp niet gediend en achten het eenstemmig onaanneembaar. In dit ontwerp, zooals in de memorie van toelich ting gezegd wordt, is het repressieve systeem gehul digd, zoodat een doeltreffende toepassing der strafwetten tegen persdelicten verzekerd is. Hoofdzakelijk ziet dit op den redacteur van net blad of het ge schrift, die niet alleen van onbesproken naam, maar ook solvabel moet wezen en voor alle uitingen van het blad enz. verantwoordelijk gesteld wordt. Hij zal be schouwd worden als de „dader" zelf, waar de wet overtreden is. Dö straffen zijn van 300 Ihaler boete tot G maanden gevangenis. Ten aanzien van de ophef fing der cautie en „hare vervanging door strenge straf bepalingen" bespreekt de memorie zeer uitvoerig „de gevaren der sociaal-democratische beweging, in de be strijding waarvan de hoofdstrekking der wet op de drukpers bestaat. Wetenschappelijke opstellen, publicis tische beschouwingen wenscht men wel is waar niet te verhinderen, maar zij moeten in een vorm gegeven worden dat het recht, de zedelijkheid en de vaderlands liefde daardoor niet onderaijad worden." Nadat de voorzitter in de zitting der Italiaansche kamer van Donderdag het overlijden van den heer llatazzi had medegedeeld, stelde hijomdat hij dit sterfgeval als een nationaal verlies beschouwdevoor om de zittingen te schorsen en de vlag, die op het gebouw der vertegenwoordiging wappert, voor den tijd van 14 dagen te omfloersen. De minister-president, de heer Lanza, en afgevaardigden van verschillende richting brachten hulde aan den overledene en betreur den het verlies hetwelk het parlement en de natie met dit sterfgeval leden. Het voorstel van den voorzitter werd daarop eenstemmig aangenomen. Omtrent Spanje blijven de berichten uiterst schaars. De weinige en gebrekkige tijdingen, welke de Fransche dagbladen van de grenzen ontvangen, luiden verre van gunstig voor de troepen der regeering. In de nabijheid van Irun bij de brug van Endariaza heett eene ont moeting plaats gehad tusschen republikeinsche karabi- niers en de Cariisten onder Santa-Cruz. Helder zijn de berichten omtrent dit gevecht niet. Het is nu een maal gewoonte geworden om aan den naam van den geestelijke Santa-Cruz het plegen van moord en fusil lades te verbindengeen wonder dus dat ook nu weder gemeld wordt dat hij 36 karabiniers liet ombrengen. Dit bericht heeft, zooals de Agence Havas meldt, terecht groote verontwaardiging te Madrid ge wekt en in de constituante schijnt men er over te den ken om strenge maatregelen tegen de Cariisten te nemen, ware het slechts om voldoening aan de veront waardiging van het volk te geven. Het ongelukkigste echter is dat zij daartoe niet bij machte isanders had de regeering reeds lang den opstand ten onder gebracht. Maar die moord op de 36 karibiniers ge pleegd is nog volstrekt niet bewezen. Andere berichten uit BayoDne melden dat de geheele post aan de brug slechts uit 37 man bestond, dat de bende van Santa Cruz 1000 a 1200 man telde en van geschut voorzien was, dat de gebouwen, waarin de karabioiers zich ge- nesteld hadden, platgeschoten moesten worden, dat dezen zich tot het laatst verdedigden en allen sneuvelden, be halve een die zich door de rivier over te zwemmen wilde redden, maar verdronk. Aan het bericht uit Carlistische bron dat Irun tengevolge van dit gevecht, dat 4 uren duurde zooals daarbij gemeld wordt, in de handen der Car- listen gevallen is, zal wel evenmin geloof gehecht kunnen worden als aan de voortdurende barbaarschheden van den pastoor Santa-Cruz. Een bedienaar van den gods dienst der liefde, die met geweer en degen in de hand zijne geloofsgenooten tot burgeroorlog aanzet en hen zelfs voorgaat, is zeker geen heilige, maar ten aanzien van hem zal ook wel het spreekwoord geldenwee den wolf, die in een kwaad gerucht staat. Uit Weenen, Het ongunstige weder oefende in de vorige week een zeer slechten invloed uit op het bezoek vaD de inter nationale tentoonstelling. Over den toestand bij nat weder aldaar wordt geweldig geklaagd. Het terrein rondom het iDdustrie-paleis schijnt alsdan een modder poel te zijn, die men ternauwernood kan doorwaden, en in het paleis en de verschillende paviljoens heeft men zooveel last van het lekken, dat men degoedfren moet opbergen. Hoe zeer het goede weer het 'oezoek aan de tentoonstelling bevordert, bleek Maandag jj. Zater dag waren slechts 20/312 personen door de tourniquets bin nen gegaanZondag bedroeg dit aantai 2d,704 en jsl, -.acfoo. klom het tot 85,577. Een vroolijke drukte heersiw" toen op geheel het uitgestrekte terrein; men hoorde de meest verschillende talen spreken, terwijl overal muziek weerklonkzoowel uit het muziek-paviljoenals uit de verschillende restaurants, waar de nationale instrumen ten, dikwijls begeleid door een nationaal gezang, werden bespeeld. Zaterdag werd het paviljoen voor de additioneele tentoonstelling geopend, waarin ook verschillende groe pen vertegenwoordigd zijn, en vooral op zeer interes sante wijze de muziek. Men vindt daar bijv. de kla vieren van Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert. „Aha zeide een der bezoekers deze oude rammel kasten waren voor het industrie-paleis zeker te slecht en daarom heeft men dat tuig hier geplaatst." In een der zalen van het paviljoen zijn ook de producten van vrouwen-arbeid geëxposeerd, die zeer worden geroemd, zoowel om de bewerking als om de schikking, en zij trekken in hooge mate de belangstelling en bewondering van het publiek. Eindelijk is ook de Egyptische afdeeling geopend. Zij wordt niet rijkmaar wel belangrijk genoemd, en moet het kenmerk dragen van een Oostersch land waarin de Europeesche beschaving reeds diep is doorgedrongen. Die Europeesche invloed moet vooral sterk uitkomen in de voor werpen van schilder- en teekenkunst, die zoowel studie-kop pen als bestanddeelen van werktuigen voorstellen. Achter de Egyptische atdeeling bevindt zich die van Centraal-Afrika, en aan den ingang daarvan wekt een hut van Massona-Bedouinen (van de Roode zee) de belangstelling bijzonder op, als een hoogst interessant beeld van de levenswijze van een bijna nog Nomadisch volk. Het voornaamste materiaal voor de woning en het zich daarin bevindende huisraad gebezigd, zijn hout en de bladeren van palmboomen. In de hut bevindt zich de slaapplaats van den Bedouien; in eene slechts door een kleine ladder bereikbare atdeeling, die kort onder het dak is aangebracht is de slaapplaats van zijne vrouw en onder deze, op den grond, die van de slavin. In deze liut vindt men ook den meest primitieven koorn- ïnolen, bestaande uit twee steenen, waarvan de groot ste in zijn holte het koren opneemt, dat door den kleineren wordt fijn gewreven, die met de hand wordt gedraaid. Het op deze wijze verkregen meel wordt in een uit palmbladen sierlijk vervaardigde mand bijeen verzameld. De wanden der hut zijn versierd met een soort roode tapijten die uit Indië worden ingevoerd, en waarvan de randen met struisvederen zijn omzet. De industrie van de bewoners van deze hutten is de looierij. Zij hebben niet minder dan tien methoden om te looien. Buiten de hut staat een bankvormige divan, die grootendeels uit stukken leer bestaat, die geen aangename reuk verspreiden. Boven dien divan hangt eene verzameling lansen, die de wildheid van de be woners zeer scherp karakteriseert. Naast de hut staat eene verzameling koralen en schelpen. Herhaaldelijk zijn van verschillende zijden klachten ingebracht tegen de slechte administratie over het trans port en de plaatsing van de ingezonden goederen. Ver scheidene exposanten die reeds weken geleden hunne goe deren hadden gezondenhebben bericht ontvangen dat hunne kisten waren aangekomen, doch toen ze kwamen om ze in ontvangst te nemen, waren ze nergens te vinden. De klachten hierover hebben aanleiding gegeven tot een onderzoek in de bergplaatsen der ledige kisten. Men zocht naar de kist van een Italiaansch exposantwaarin zich zijn meesterstuk moest bevinden, nl. een zomerhoed, die slechts l'/t hektogram weegt. De kist werd niet gevonden, maar wel 30 andere kisten waarnaar de eigenaren weken lang to vergeefs hebben gezocht en waarvan de inhoud reeds gedeeltelijk beschadigd was. Heden is te Vlissingen in het dok gekomen het Nederlandsche driemastschip Nieuwe waterwegge zagvoerder J. Swart, om de lading verder in het dok in lichters over te laden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 3