meester en wethouderszonder hoofdelijke stemming tot
afwijzing van het verzoek besloten.
De voorzitter deelt met leedwezen mede, dat aan
den heer mr. A. E. Dronkers op zijn verzoek eervol
ontslag is verleend als griffier ter gemeente-secretarie,
tengevolge zijner benoeming tot adjunct-commies ter
provinciale griffie van Zeeland. Deze mededeeling wordt
voor kennisgeving aangenomen.
Hetzelfde is het geval met de mededeeling van den
voorzitter, dat gedeputeerde staten van Zeeland de
ontvangst hebben bericht van de verordening op het
keuren van brood.
Voorts deelt de voorzitter mede, dat is ingekomen
het Proviuciaal blad van Zeeland n° 40, houdende de
volgende circulaire van den minister van binnenlandsche
zaken, aan gedeputeerde staten gericht: „Art. 9 der
wet van 4 December 1872 (Staatsblad n° 134)schrijft
voordat vervoer van lijders aan eene besmettelijke ziekte
naar een ziekenhuis of naar hunne woning geoorloofd is,
volgens de daarvoor bij plaatselijke verordening te stel
len voorschriften. Daar zich reeds op 1 Mei gevallen
kunnen voordoenwaarbij die voorschriften gevolgd
moeten worden, schijnt het wenschelijk, dat vóórdien
dag in alle gemeenten, waar dit nog niet geschied mocht
zijn, de bedoelde verordening worde vastgesteld. Ik
verzoek uwe college, de gemeentebesturen in uwe provincie
daaraan te herinneren."
Op voorstel des voorzitters wordt dit Provinciaal
blad gesteld in handen der commissie voor de straf
verordeningen, teneinde de verordening op de pokziekte
te herzien en in overeenstemming te brengen met de
wet op de besmettelijke ziekten.
De heer de Kruijff, het woord gevraagd en verkregen
hebbende, zegt dat hij bij denbrand, die straks (tijdens
de gesloten zitting) plaats had, tot zijn leedwezen heeft
bemerktdat de brandmeesters hunne roeping niet
schijnen te begrijpen Zij begaven zich wel naar de
plaats van den brandmaar bemoeiden zich niet met
de regeling en trokken zich zelfs zoo ver mogelijk terug,
om niet bespat te worden. Daarentegen hebben de
commissaris en beambten van politte zich, evenals som
mige andere personenzeer beijverd om den brand
te blnsschen. Hij stelt daarom voor, burgemeester en
wethouders uit te noodigen om namens den raad aan
de brandmeesters en ouderbrandmeesters leedwezen te
betuigen over hun zoo slecht toezicht en de hoop te
kennen te geven dat dit in het vervolg niet meer het
geval zal zijn.
De heer Schraver vraagt, of onder al de brand- en
onderbrandmeesters niet éen is die zijn plicht heeft ge
daan Dit moet eerst vaststaanwant geeft de raad
in het algemeen aan de brandmeesters zijn ongenoegen
te kennen, dan worden allen daardoor getroffen. Is
de heer de Kruijff, vraagt hij, in de gelegenheid geweest
om te zien, dat al de brandmeesters en on der brand mees
ters in gebreke zijn geweest'? En ook de opperbrand-
meester en de commissarissen der brandweer'? Hij acht
het geven van een votum van afkeuring zeer gevaarlijk.
De heer de Kruijff antwoordtdat hij de inzetters
hun plicht heeft zien doen, maar geen brand- of onder
brandmeester. Ook de commissaris van politie heeft
daarover ten zeerste geklaagd. Daarentegen heeft on
der anderen de metselaarsbaas Heijblom zich Diet ontzien
op het dak van den brandenden zolder hulp te verleenen.
De heer Pot is het eens, dat iedere brandmeester op
zijn post behoort te blijven, doch onder verzachtende
omstandigheden zou hij te kennen willen geven, dat
de brand- en onderbrandmeesters alles hebben gedaan
om water te doen geven, maar tevens den wensch uit
spreken dat voortaan niet meer water worde gegeven
dan noodig is.
De voorzitter merkt op dat deze zitting openbaar is
en het daarin gesprokene dus ter kennis van het publiek
komt. Hij stelt daarom voor, deze zaak, waarbij zich
veel heeft voorgedaau wat ook hem niet bevallen heeft,
verder aan zijne zorg over te laten. Aldus wordt
besloten.
Verder niets meer aan de orde zijnde, wordt de zit
ting gesloten.
föuttmlcmö.
ALGEMEEN OVERZICHT.
Alle pogingen van verschillende zijden aangewend om
den heer Jules Grévy vaD zijn voornemen terug te
brengenom het praesidium der Fransche nationale ver
gadering neer te leggen, zijn vruchteloos gebleven*
Zelis Thbrs en de ministers Dufaure en de Goulard
hebben zich naar den heer Grévy begevenmaar zij moch
ten er niet in slagen hom tot andere gedachten te brengeD.
Het incident van eergisteren was, zooals hij zeide,
de laatste droppel die de maat had volgemeten. De
93 briefjes in blancodie bij de laatste presidentskeuze
in de stembus waren gevonden, de zichtbare teekenen
van afkeuring waarvan de rechterzijde had doen blijken,
toen hij onlangs de heereu du Temple en de Franclieu
tot de orde moest roepen en verscheidene andere voor
hem min aangename zaken waren zoovele redenen om
thans den post vaarwel te zeggen, dien hij slechts ge
steund door het algemeen vertrouwen in staat was te
vervullen.
Terstond na de opening der zitting werd dan ook
gisteren door den vice-president, den heer Vitet, een
brief van den heer Jules Grévy voorgelezen, waarbij hij
ontslag neemt als voorzitter der kamer. Wanneer men
zich eergisteren te Versailles voorstelde, dat dit ont
slag niet zou worden aangenomen en de kamer door
eene eenstemmige herkiezing een nieuw bewijs van ver
trouwen in den onpartijdigen voorzitter zou gevendan
heeft men buiten de rechterzij de gerekend. Deze heeft
er geen oogenblik aan gedacht om hare fout vaD eer
gisteren goed te maken, en niet alleen dat zij terstond
met een eigen candidaat voor den dag kwammaar
ook door het voorstel van den heer de Baragnon, om
de verkiezing eerst Vrijdag te doen plaats hebben, gaf
zij het bewijs dat zij (len heer Grévy persoonlijk wilde
treffenwant daardoor maakte zij eene rehabilitatie van
het gebeurde onmogelijk. Haar toeleg mislukte echter,
want met 358 tegen 305 stemmen besloot de kamer
onmiddellijk tot de verkiezing over te gaan. Het resul
taat der stemming was dat de heer Grévy met 319
stemmen herkozen werd tegen 321die uitgebracht
waren op den heer Buffet, minister van financiën in
het ministerie-OlIivier onder het keizerrijk. Men twijfelt
er echter aan of de heer Grévy, vooral na deze stem
ming de hernieuwde benoeming zal aannemen.
Een telgeram uit Berlijn meldt dat den bisschop van
Ermeland, die wegens het inhouden van zijn trakte
ment den Pruisischen fiscus in rechten had aangespro
ken, in eersten aanleg zijn eisch ontzegd is. Dit vonnis
kan geen verwondering wekken, want de Pruisische
regeering heeft hare rechtsgeleerde raadslieden vol
doende geraadpleegd en zich lang genoeg bezonnen, of
zij de Tempora liënsperre wel op den weêrspannigen
bisschop zou toepassen, om te mogen aannemen dat de
eisch had kunnen worden toegezegd. Zonder twijfel is
't het tweeslachtig karakter der geestelijken in Prui
sen, die half ambtenaar en half van den staat onaf
hankelijk priester zijn, dat zulk een vonnis mogelijk
maakt. In alle andere gevallen gaat het toch zeker
niet op, dat de staat eenerzijds de diensten van zijn
ambtenaar blijft eischen en hem anderzijds zijn trakte
ment onthoudt. Gewoonlijk dan ook gaat in Pruisen
Temporallen- met AmUperre samen. De ontzetting van
den bisschop uit zijn ambt stootte echter blijkbaar op
grooto bezwaren. Iu vergelijking met de vele groote
quaestiën, die tegenwoordig door den strijd tusschen
de kerk en den modernen staat aan de orde zijn, is
deze zaak' echter van meer ondergeschikt belang, want
zoo dra de nieuwe wetgeving, die de kerk onder het
oppertoezicht van den staat plaatst, tot stand gekomen
is, zal het in Pruisen niet meer de vraag wezen, wat in
beginsel recht is, maar wat de belangen van den
modernen staat eischen?
Eene kerkelijke politiek, geheel verschillend van die
der Duitsche regeering en naar onze meening juister
dan deze, wordt docr het Italiaansche kabinet-Lanza-
Sella gevolgd. De avondzittiog van het Italiaansche
parlement van Dinsdag bewees dit opnieuw. "Wanorde
lijkheden welke Zondag voor de kerk delGesu hebben
plaats gehad tusschen libeiale en orthodoxe jongelie-
lieden, noopten den heer Broglio de regeering te inter-
pelleeren over het misbruik hetwelk de geestelijkheid
vau den kansel maakt. „Die heftige taal, zeide bij, waar
van de geestelijken zich tegen bet vaderland bedienen,
beeft niets met den godsdienst gemeenhunne woorden zijn
niets anders dan politieke daden met het doel om de
openbare orde te storen. Men behoort niet aan bet volk
de zorg over te laten om zijne nationale rechten te verde
digen die door de clericalen met voeten getreden wor
den." In Duitschland heeft men dit bezwaar willen
oplossen door een speciale wetdie de kanselvrijheid
beperkt en misbruiken als delicti suigeneris strafbaar stelt.
De Italiaansche minister van justitie, de heerFalco,be
antwoordde de interpellatie met de verzekering dat hij
voor' de strenge toepassing der wetten, zonder on
derscheid van persoon of betrekking, zou
wakenmaar voor het oogenblik niets meer kon zeggen
omdat de zaak door de justitie onderzocht werd. Met
dit antwoord verklaarde de heer Broglio voldaan te zijn.
Gisteren zijn de Cisleithaansche en HoDgaarsche dele-
gatiën te Weenen geopend. Tot voorzitter van de eerste
is de oud-minister von ScbmerÜDg gekozen, de Hon-
gaarsche delegatie besloot hare bureaux en commission
zoo samen te stellen als in hare laatste bijeenkomst te
Pesth. Het gemeenschappelijk budget voor de gebeele
monarchie benevens eenige andere regeeringsvoorstellen
welke door graaf Audrassy zijn ingediendzijn onmid
dellijk in handen gesteld van de commissiën.
Uit Spanje is heden weinig nieuws. De opgewonden
heid te Barcelona is iets bedaard, zooals een telegram
van den lcn uit Madrid meldt. De regeering heeft ge
weigerd de onrustige stad in staat van beleg te ver
klaren maar daarentegen onmiddellijke vermeerdering
van garnizoen beloofd. L'Impartial des Pyrénées et des
Landes meldt, dat de Carlistische genei aal Caballero
de Roda8, die ernstige onaangenaamheden met eenige
zijDer collega's gehad heeft, zich naar Bilbao heeft
ingescheept met bet doel om zijn degen ter beschikking
te stellen van de republikeinsche regeering te Madrid.
De wet op de drukpers in den Duitsclien
rijksdag.
Naar aanleiding van de beraadslagingen der com
missie voor de rijkswet op de drukpers wordt aan de
Berlijnsche Volks-Zeitung door een lid van den rijks
dag het volgende geschreven„Maakt reeds het niet
verschijnen van een regeeringscommissaris in de eerste
zitting der pers commissie in parlementaire kringen een
zeer slechten indruk, nog meer werd die versterkt toen
in de tweede zitting wel is waar een vertegenwoordi
ger der bondsregeering in den persoon van den gehei
men raad Starke verscheen, maar gedurende de gansche
zitting het stilzwijgen bewaarde. Geheel afgescheiden
van het pijnlijke dat er voor een vertegenwoordiger in
gelegen moet wezenom gedurende diie uren stom te
moeten blijven over aangelegenhedenwaarbij de
regeering zelve zoozeer betrokken is, bovendien om
verschillende scherpe uitvallen van de ultramontaansche
leden der commissie vooral tegen de Pruisische regeering
paseief te moeten aanhooren eene positie die slechts
een Pruisisch ambtenaar met zijn sterk ontwikkeld
plichtgevoel verdragen kan ligt er in deze handel
wijze toch eene onbeschaamdheid en minachting zonder
wederga ten aanzien van eene commissie van den rijks
dag en derhalve ten aanzien van de vertegenwoordigers
van de Duitsche natie.
„Deze houding is nog des te moeilijker te verklaren,
omdat de vertegenwoordigers der rijkskanselarij vaak
in den rijksdag de noodzakelijkheid hebben erkend om
spoedig eene drukperswet uit te vaardigen en de bonds-
regeeringen reeds zeiven een ontwerp-wet hebben opge
steld en daarover met elkander in overleg zija getre
den. Wanneer nu de bondsraad plotseling tot de
ontdekking komtdat een wetboek van strafvordering
vooraf moet gaan aan de wel op de drukpers, dan had
hij dat en nog met meer recht ook van het
algemeene Duitsche strafwetboek kunnenzoggen."
Na deze inleiding bespreekt de schrijver van den
brief uitvoerig de beraadslagingen in de commissie,
die in de tweede zitting de vier eerste paragrafen van
het ontwerp aannam met eenige daarop voorgestelde
araendementen. Nog voor Paschen hoopt de commissie
het geheelo ontwerp eenmaal doorgewerkt te hebben.
Teneinde een denkbeeld te geven van den geest en de
strekking van deze ontwerp-wet, behoeft men slechts
de eerste paragrafen te raadplegen. 1 erkent het recht
van eiken Duitscher om door schriftdruk en afbeel
ding zijne meeniog vrij te uiten. Beperkingen dezer
vrijheid kunnen niet anders plaats hebben dan volgens
bepalingen dezer wet. 2 bepaalt dat geen vergunning
of concessie noodig is voor de exploitatie van boek- en
steendrukkerijenen voor den handel in boeken en
kunstvoorwerpen, voor leesbibliotheeken of voor den
verkoop van dagbladen, brochures, tijdschriften en an
dere geschriften. "Volgens 3 kan deze bevoegdheid
evenmin door administratieve maatregelen als door
rechterlijk vonnis ontnomen worden. 4 eindelijk
bepaalt dat voor dea verkoop van geschriften, prent
werken enz. op den openbaren wegalsmede voor open
bare aanplakkingen verlof vereïscht wordt. Zij die
dit verlof hebben kunnen den openbaren verkcop onder
hunne verantwoordelijkheid door anderen doch minstens
16 jaren oud, doen uitoefenen. Wat den inhoud der
geschriften of de plaats der aanplakkingen betreft kan
in het algemeen deze bevoegdheid slechts wegens
redenen van openbare orde ingekort of ontnomen
worden.
De behandeling in do openbare zitting zal waarschijn
lijk aan het licht brengen of dit ontwerp in beginsel
overeenkomt met het voorstel, hetwelk aan de rijks
kanselarij is uitgewerkt. Yon Bismarck's vrijheidsbe
grippen en zijne vaak gebleken geringaebting dei-
pers rechtvaardigen dit vermoeden zeker niet. In elk
geval is het hoogst interessant te vernemen welke hou
ding de rij ks-regeering tegenover deze waarlyk liberale
wet zal aannemen.
Belgische brieven.
Gent 1 April.
Sedert Zondag is het feest in onze stadde interna
tionale tentoonstelling van planten alhier geopend, ver
oorzaakt ontzaglijk veel beweging, en het is bijna
ongelooflijk hoeveel vreemdelingen dagelijks de wonderen
der kunst en der natuur komen bezichtigen; kunst en
natuur dient hier in éen adem te worden genoemd;
want de kunst is noodig om in ons climaat die uit-
heemsche planten te doen groeien en bloeien die de
natuur zoo rijkelijk aan de menschen heeft geschonken.
De opening der tentoonstelling heeft Zen dag door
Z. M. den koning, de koningin en de koninklijke prinses
plaats gehad. De ontvangst die de koninklijke familie
te beurt viel was hartelijkdoch niet zoo opgewonden
als tijdens de laatste Septemberfeesten. De ministers
van binnenlandsche zakenvan oorlog en van openbare
werken, vergezelden den koning.
De receptie in het Casino was schitterend, al de
burgerlijke en militaire autoriteiten waren daar te
genwoordig. De bouquetten die aan de koningin en
aan prinses Louise werden aangebodenwaren zoo
keurig als men ze te Gent kan maken.
Z. M. heeft de verschillende zalen doorloopen, want