tJuitenianö. vroeger bewerkt wordenen het gevaar voor ontploffingen veel vermeerderd is. Be tegenwoordige wijze van be werking is zeer schadelijk en vermindert de opbrengst voor de toekomst. De heer Dickenson meendedat de oorzaak van de stagnatie in den kolenhandel gelegen is in de vermeerdering der bevolking en de uitbreiding van den handel. De tegenwoordige aanvoer is veel kleiner dan de vraag, en bovendien is de oude voor raad verbruikt. Uit hetgeen nader omtrent de ongeregeldheden te Stuttgart wordt gemeld blijkt, dat een afgedankt sol daat bij een Israelietischen kleerkooper een burgerklee- ding had gekocht en bij de betaling twist gekregen met het gevolg dat de winkelier de kleederen wei gerde af te geven en den soldaat de deur wees. Daar deze niet wilde heengaanriep de koopman de politie te hulp, die den lcooper dwong het huis te veriatenen wegens gewelddadig verzet tegen de openbare macht in arrest nam. Onmiddellijk daarop werd het gerucht verspreid, dat de soldaat in den winkel mishandelden vervolgens door de politie neergesabeld was. Er kwam eene talrijke menigte op de beenweldra werd er op het huis van den koopman en tegelijk op de politie een aanval gedaan en nam het tumult zoodanig toe, dat de militaire macht in last kreeg de straat met geweld te ontruimen. Dit gelukte, maar nu verspi-eidde zich de menigte door de stad, met het gevolg dat er in andere straten talrijke samenscholingen plaats hadden en overal bij de Israelietische kleerkoopers en kleinhandelaars de glazen werden ingeworpen. Volgens sommige berichten liet de burgemeester toen doch vruchteloos den gearresteerden soldaat aan het volk vertoonen en door een ige straten rondleidenom te doen zien dat het ge rucht hetwelk tot het rumoer aanleiding had gegeven, ongegrond was. Volgens andere berichten echter was dit niet gebenrd en kon het ook niet gebeuren, door dien de soldaat werkelijk zwaar gewond was. Wat er van zijde menigte was eenmaal in opgewondenheid gebracht cn ging voort met hare aanvallen op de wo ningen en winkels van Israëlieten en heeft dit, blijkens de laatste telegrafische berichten eenige avonden voort gezet, niettegenstaande reeds een aantal personen gewond en zeer velen gearresteerd waren. Bij sommige Joodsche kleerenkoopers zijn Donderdag avond de winkels letterlijk geplunderd, doch sedert dat oogen- blik heeft de militaire kommandant zulke strenge maatregelen genomen, dat men niet twijfelde of de ongeregeldheden zouden nu wel zijn afgeloopen. Donderdag toen ten gevolge van een groote koers- mutatie de gemoederen op de beurs te Berlijn bui tengewoon verhit warenbood de directeur van een makelaarsbank een speculatie-papier een achtste min der aan dan het den bediende van een makelaar ge legen kwam. „Hoe kunt gij dat stuk zoo laag afge ven?" en nu volgde het eene scheldwoord het andere; de aanwezigen kozen partij voor den directeur en de bediende kwam erg in 't gedrangtoen zijn patroon hem te hulp kwam„wat is er te doen wat is er te doen trek uw mes en steek die u te na komt neder Dat was olie in 't vuur en toen nu de ongelukkige misschien werktuigelijk de hand in zijn zak stak, steeg de verbittering ten top. Dievenmoordenaarsbedrie gers! klonk het van alle zijden, weg met den messen- held. Het woord volgde de daad en een dozijn krach tige vuisten onder kommando van een bekenden reus- achtigen makelaar pakten patroon en bediende op en sneller dan dien dag de koersen wisseldenwaren bei den onder groot gejuich van de straatjeugd op het trottoir van de beurs geplaatst. De beurslieden staan in Berlijn al niet hoog aangeschreven, maar dergelijke scènes brengen die heeren nog meer in discrediet. Bij den roeiwedstrijd tusschen de studenten van Cambridge en van Oxford, hebben de eerstgenoemden de zegepraal behaald met drie bootslengten. Telegrafische berichten uit Bagdad melden dat het aldaar vijf en vijftig uren achtereen heeft geslag regend; het bureau der telegraaf en 't paleis van den gouverneur werden geheel verwoest. VERKOOPINGEN EN AANBESTEDINGEN. Zaterdag avond is te Vlissingen in het openbaar te koop aangeboden: een huis en erve met tuin in de Gravenstraat, wijk K, n* 86. Het huis werd aan den hoogsten inschrijver den wijn werker A. J. Staats voor 3500 toegewezen, doch nu bleek het dat deze de ge vraagde borgen niet aanwijzen kon. Daarna verklaarde hij mondelings last te hebben van zekeren heer Willem van WageniDgen te Goes, doch de telegraaf antwoordde weldra dat zijn adres aldaar onbekend was. Het huis is dus nog onverkocht gebleven. Met genoegen verneemt het Handelsblad, dat de aanbesteding der uitdieping van het westelijk IJ na herhaalde mislukking eindelijk geslaagd is. Het werk is gegund aan den heer W. J. Schram, te Sliedrecht, die, zooals eenigen tijd geleden reeds gemeld is, bij de laatste oproeping van gegadigden voor de laagste som had ingeschreven, namelijk voor f 369,000. BURGERLIJKE STAND. MIDDELBURG. Eerste huwelijksafkondiging van den 30cn dezer: Th. J. Coenraads Pieterse, jm. 21 j. met P. Jongepier, jd. 21 j. R. de Ridder, wedr. van J. Wassink, 41 j. met P. M. van de Woestijoe, jcf. 34 j. A. M. van Velthoven, jm. 28 j. met A. J. Arnoldus, jd. 23 j. E. Lauwerijssenswedr. van V. van den Bosch, 57 j. met M. Th. Wastenbergh, jd. 60 j. (Van 2229 Maart.) Vlissingen. BevallenE. Kloeggeb. van Duure, z. J. F. de Leeuwgeb. Gillissend. A. de Visser, geb. Verseput, z. M. van den Berge, geb. Lijs, d. M. Roeting, geb. van der Linde, z. Overleden: J. Scharpentierz. 13 m. G. A. van Rooijwede. van J. Dommisse, 66 j. H. J. Jaeger, jd. 34 j. Goes. Bevallen: F. Korstanje, geb. de Dreu, z. G. Boonsmageb. Sevensmaz. C. Borgs, geb. Goossez. J. F. Couwenberggeb. de Jonge, z. W. G. van Opdorp, geb. Vermeulen, z. J. Snoep, geb. van Appeldoorn, d. Overleden: H. Janse, z. 7 j. J. van Luijk, z. 9 j. Zierikzee. Bevallen: D. A. Adriaanse, geb. Mole- graaf, z. B. Gravelijngeb. Goos,z. H. C. F. Hugenholtz, geb. van Gogh, d. P. Blonk, geb. Schippers, z. B. de Biegeb. Bax, z. Overleden: J. G. Franke, z. 6 m. L. F. J. den Boer, jm. 20 j. (te Middelburg overleden.) THERMOMETERSTAND. 31 Mrt. 's av. 11 u. 52 gr. 1 April 'smorg. 7 u. 52 gr. 'smidd. 1 u. 54 gr. 'sav. 6 u. 55 gr. STA TEN-GENERAAL. tweede kamer. Zitting van Maandag 31 Maart. {Nader verslag.) Twee interpellatiën voor éen maakten het onderwerp der beraadslagingen uit. De eerste was, gelijk men weet, de door d n heer van Zuylen van Nyevelt aan gekondigde, betreffende de maatregelen des ministers van oorlog nopens het toelaten van geestelijken in de militaire hospitalen. De interpellant herinnerde in de eerste plaats dat de zaak in quaestie tot hiertoe nooit door eenige aanschrij ving, maar alleen krachtens het gebruik geregeld was geweest, en dat hieruit sedert 50 jaren nimmer eenige moeilijkheid was ontstaan. Nu heeft de minister als regel gesteld een verbod voor de geestelijken om uit eigen beweging in dc hospitalen te komen. De circu laire van 18 Maart jl. heeft daarin slechts verzachting aangebracht. Hoe rijmt de regeering die houding met het beginselaan hare jongste militaire voordracht ten grondslag gelegd, dat de milicien niet slechter, maar beter in de maatschappij moet terugkeeren? Ook het godsdienstig gevoel der natie moet geëerbiedigd worden en dit ergert er zich aan, dat de godsdienstleeraars behandeld worden als gevaarlijke sujetten, die zooveel mogelijk geweerd moeten worden. Aan zieke militairen mag de godsdienstlroo&t niet worden onthouden dien zelfs de gevangene nog geniet. Met leedwezen heeft hij daarom in ons Recueil militaire een maatregel zien opgenomen, die geheel overeenkomt met een zoodanigen als de Parijsche commune genomen heeft. Hij zou dus de intrekking van dien maatregel wenschen. De minister van oorlog gaf zijn leedwezen te kennen over de oppositiewelke de z. i. gerechtvaardigde maatregel had gevonden, maar kon tevens mecdeelen, dat hij het middel meende te hebben gevonden, om aan de geopperde bezwaren tegemoet te komen, name lijk door voor de kerkbesturen doorloopende toegangs kaarten beschikbaar te stellen, door de militaire chefs af te geven, en die bij misbruik kunnen werden inge trokken. Intrekking der circulaires acht de minister, bij goede toepassingoncoodig. De heer C. van Nispen zegt den minister dank voor de nu ontwikkelde denkbeelden, welke door kalm overleg merkelijk gewijzigd schijnen te zijn. Jammer dat dit zelfde bedaard overleg niet vooraf is gegaan aan de uitvaardiging van de eerste circulaire, uitgelokt door een beweerd geval van proselietenmakenjwaar aan echter, maar spreker's stellige overtuiging, de gees telijkheid te Breda zich niet schuldig heeft gemaakt. De bediening van het laatste sacrament heeft plaats gehad toen Kuisinga volkomen bij zijne keunis was; dat moet dus wel met zijn wil zijn geschied. Hij be strijdt voorts de uitgevaardigde circulaires. Het bezoek moet vrij zijn, tenzij de patient het weigert; initiatief in zake den troost van den godsdienst is van een jong milicien niet te verwachten. Daarbij herinnert hij aan de plichtender Roomsch katholieke geestelijkheid met betrekking tot het ziekenbezoek opgelegd. Hij ver trouwt dat de minister, als hij daarmede bekend ware geweest, zijne circulaires niet zou hebben uitgevaardigd. Hij zou het dus nuttig achten als de minister op zijne dwaling wilde terugkomen door intrekking der circu laires. De heer de Bieberstein dringt hierop mede aan. De heer Viruly meent dat de geestelijkheid zich inde zaak-Kuisinga toch wel iets te verwijten zal hebben, dat nit de polemiek te dier zake gebleken is dat Kui singa protestant was, dat er dus proselietenmakelij in het spel was. Was dat het geval dan had de minister recht. Hij vraagt daaromtrent inlichting. De heer van Zuylen gelooft dat de door den minis ter toegezegde nieuwe maatregel de bezwaren zal op- beffen als hij wordt opgevat in dien ruimen zin, dat hij wordt uitgestrekt tot al de tot dusver toegelaten godsdienst-bedienaren. Alzoo geloovende dat eene verdere werkiDg van den maatregel moet worden af gewacht, dankt hij den minister voor de gegeven inlichtingen. De heer Nierstrasz begrijpt niet waarom, terwijl ieder ander onbelemmerd in de hospitalen wordt toe gelaten, alleen voor geestelijken beperkende bepalingen gemaakt moeten worden. Daarin ziet hj eene daad van vijandschap jegens den godsdienst. De beer Cremers meent dat de minister zich bij zijne tweede circulaire had moeten houden orodat rust en orde in de hospitalen noodig zijn en vele geestelijken meer op het belang van den godsdienst dan op dat van den patient letten. Do heer Haffmans is tevreden met den toegezegden nieuwen maatregelmaar daar deze de vroegere circulaires geheel omverwerpt, vraagt hij waarom deze laatsten dan niet liever ingetrokken werden. De minister antwoordt dat de bedoelde permissie slechts aan éc-n geestelijke van elke gezindheid zal ge geven worden. De heer van Zuylen keurt die noodelocze beperking af. De heer Luyben eluit zich hij dit protest aan. Hoe overigens de zaak-Kuisinga ook gelegen ware, zij had nooit de aanleiding mogen worden voor een algemeenen maatregel tegen de geestelijken. Maar hij wijst overi gens op een schrijven waaruit gebleken is dat Kuisinga Roomsch-kathol,ek was, en in elk geval is te goeder trouw gehandeld. De heer van Wassenaer constateert hoe opnieuw ge bleken is dat reglementeeren op godsdienstig terrein moei lijk is en raadt de intrekking aan. De heer Heijdenrijck is overtuigd dat de beperking, waarvan de minister in zijne tweede rede gesproken heeftminder de gevoelens* van graaf van Stirnm uit drukt dan de vrijgevigheid, welke in diens eerste rede doorstraalde. Hij gelooft oveiigens, in strijd met den heer Cremers,'dat geestelijken in de hospitalen niet aan de kerkelijke belangen, maar wel in de eerste plaats aan hunne hoogere roeping zullen denken. De heer Moens meent dat de uitgifte der kaarten tot bezwaren aanleiding zal geven en raadt den minis ter aanin deze niet slechts met de mannen van zijne bureaux maar ook eens met geestelijken te raadplegen. De heer van Loon betreurt het dat de minister de geestelijken nog te zeer als een noodzakelijk kwaad schijnt aan te merken. Met de toegangskaarten heeft hij slechts als overgangsmaatregel vrede, maar er moet eene nieuwe regeling op volgen, die de volle vrijheid voor den zieken militair zal medebrengen. De heer Jonckbloet kumt er tegen op dat men zijner richting vijandigheid tegen den godsdienst toedicht, hij wil den zieken militair dan ook volkomen vrijheid ten aanzien van geestelijke toespraak toegekend zien. Nadat de heer C. van Nispen nogmaals zijne denk beelden heeft ontwikkeld, wordt de interpellatie ge sloten. De tweede interpellatie, waartoe de heer van Kerk wijk verlof verzocht en verkreeg, bestond in het vragen van inlichting omtrent den stand der aansluiting van den noorder-spoorweg aan de Hannoversche westbaan, en meer bepaald in de vraag of weldra een wetsontwerp tot toekenning van subsidie voor den aanleg te verwach ten was. De minister van binnenlandsche zaken deed eenige mededeelingen omtrent den stand der zaak en voegde er bij dat geene voordracht kon geschieden voordat de onderhandelingen wareu afgeloopen. De heeren Idzerda, Hengst en van Houten drongen er nog op aan dat de regeering nu reeds een voor dracht tot het verleenen van subsidie zou indienen, evenals deze ook reeds door de Pruisische regeering was voorgesteld, maar de minister wees op het verschil tusschen het aanleggen van een weg in zijn eigen land en het bestaan eeoer voorloopige overeenkomst voor een weg in een vreemd land. Vóórdat de onderhande lingen geheel waren geëindigd, verklaarde de minister alzoo geen stap verder te kunnen doen. Hiermede liep deze interpellatie en de zitting voor dezen dag af. Zitticg raa Dinsdag I April. (Per telegraaf.) De beraadslagingen over het wetsontwerp tot invoe ring van een nieuwe rechterlijke organisatie zijn bij artikel 42 voortgezet. Aan de diseussiën over dat artikel met het daarop door den heer van Houten voorgestelde amendement en een sub-amendement van den heer Bredius, strek kende tot beperking van de rechtsmacht der kanton rechters, hebben verschillende sprekers deel genomen. Morgen zullen de diseussiën worden voortgezet. ALGEMEEN OVERZICHT. Gisteren zijn in de Fransche nationale vergadering de debatten aangevangen over een der gewichtige vraagstukken, welke nog vóór het uiteengaan der kamer tot oplossing gebracht zullen worden. De quaestie der gemeentelijke inrichting van Lyon, was aan de orde. Zooals men zich herinnert bestaan hieromtrent drie verschillende meeningen in de kamer. In de eerste plaats die der monarchalen, die in de commissie de meerderheid hebben en zooals gewoonlijk van die toe vallige omstandigheid gebruik maakten, om in strijd met het gevoelen der regeering en ondanks de tegen kanting van de bevolking van Lyon, een wetsontwerp op te stellen, waardoor de gemeentelijke eenheid ver broken en Lyon ongeveer op dezelfde leest geschoeid wordt als Parijs. Opheffing van de centrale mairie en plaatsing der verschillende maires der arrondissementen onmiddellijk onder het gezag van den prefect. Hun doel is kastijding der revolutionaire stad Lyon, die behalve andere radicale misdrijven den clericalen pre-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 2