delden den prijs zonder veel bezwaar kunnen betalen.
De groote Ulmer transportschepen zullen tot dit doel
ngericht worden.
De meubelmakers te Berlijn hebben eenparig besloten,
iederen werkmandie gevolg geeft aan het besluit dei-
gezamenlijke werklieden in dat vak om te eischen dat
het loon met een derde gedeelte verhoogd en het aantal
werkuren tot op 8 per dag verminderd zal worden,
onmiddellijk ontslag te geven. De huisschilders hebben
in eene voorloopige bijeenkomst besloteninsgelijks
elkander tegenover alle te hooge eischen der werklieden
te ondersteunen.
BURGERLIJKE STAND.
(Van 1—8 Maart.)
Vlissingen. Gehuwd: J. B. van Hilst, jm. 32 j.
met T. F. Smit, jd. 28 j. P. Borsjewedr. van G. Zent-
sis 65 j. met C. Korsthof, wed0, van P. A. Buijl, 50j.
A. Telleman, jm. 22 j. met M. M. Brand, jd. 19 j.
J. van Gimst, jm. 29 j. met I. Schattelijn, wede van
J. Q. Keru43 j.
Bevallen: M. E. Aertssen, geb. Schuurbees, d. A. Hou-
baer, geb. Galon, d. M. Fey, geb. Aggenbach, z. T. Ma
lers, geb. Boshoff, d. J, B. A. van Velzen, geb. Beuk-
man, d. J. van Hoek, geb. Baart, d. F. van Breen,
geb. Swenne, d. P. J. Joukes, geb. Bos, z.
Overleden: A. Prince, man van M. S. Senger, 69 j.
H. Verzeveldt, jd. 34 j. D. Dees, vrouw van K. Wil-
lemse, 89 j.
Goes. Bevallen: C. van der Pijl, geb. Dronkers, z.
D. A. Fukken, geb. Arnooijs, z. A. Berks, geb. Jans
sen, d8. (tweelingen.)
Overleden: N. Potter, d. 15 j.
Zierikzee. Bevallen: S. Velleman, geb. Rubens, d.
J. de Graaf, geb. Bakker, z. E. Mulder, geb. de Vos, z.
Overleden: J. de Graaf, man van F. Trijselaar, 54 j.
J, de Blok, vrouw van B. 't Hooft, 71 j. F. Huikes-
hoven, z. 7 j.
THERMOMETERSTAND.
11 Mrt. 's av. 11 u. 41 gr.
12 'smorg. 7 u. 40 gr. 'smidd. 1 u. 44 gr.'sav. 6 u. 44 gr.
STATEN-GENERAAL.
tweede kamer.
Zitting van "Woensdag 12 Maart.
(Per telegraaf.)
Een voorstel der commissie van rapporteurs over het
wetsontwerp tot wijziging van den census, om met
betrekking tot dat wetsontwerp een nader onderzoek
te doen plaats hebben en inmiddels de openbare behan
deling te verdagen, werd met 48 tegen 16 stemmen
aangenomen.
Bij de stemming over de conclusie van het verslag
betreffende de stukken omtrent de nieuwe regeling der
suikercultuur in Indiëstrekkende om te verklaren, dat
de belangen der schatkistder industrie en der bevol
king niet voldoende waren behartigd had eene staking
van stemmen plaats.
Tegen Maandag is aan de orde gesteld het wetsont
werp tot invoering van een nieuwe rechterlijke organi
satie, terwijl tevens is bepaald, dat na de pauze eene
eindstemming zal plaats hebben over het rapport be
treffende de suikercultuur.
fijuitentcmö.
ALGEMEEN OVERZICHT.
In de onafhankelijke Duitsche pers heerscht in den
laatsten tijd een sombere en moedelooze toon. De vrees
dat de kerkelijke wetten zullen afstuiten op de stijf
hoofdigheid der Pruisische lords schijnt tot die misnoegd
heid aanleiding te geven. Zoo schildert de Breslaner
Zeitang o. a. den toestand met de zwartste kleuren;
zij ziet het Duitsche rijk reeds aan de voeten der ultra-
montanen, geboeid en vernederd om genade sineekend,
en alsof dit vreeselijk droombeeld haar den hals dreigde
toe te nijpen roept zij aan het slot van haar artikel in
doodsangst uit: „Neen! voort naar Rome! zegevierend
of boete doende, dit is slechts de keus!"
Merkwaardig is het dat de anders zoo krachtige en zelf
standige Pruisische regeering zich altijd laat medesleepen
wanneer de angst voor het zwarte spook zich van de
gemoederen mee3ter maakt. Ook nu is dit blijkbaar
het geval, want reeds den eersten dag, die aan de
discussiën over de grondwetswijziging in het heerenhuis
gewijd was, trad de gevreesde von Bismarck op om den
weerspannigen „heeren" te beduiden, dat zij de wet
moesten aannemen. In menig opzicht was dit optreden
belangrijk. Nauwelijks had een der bestrijders het
wetsvoorstel eene verkorting der geloofs- en gewetens
vrijheid genoemd en zich aan de voor een Pruisische
jonker vergeeflijke dwaling schuldig gemaaktdat men
slechts het liberalisme iQ de hand werkte, wanneer
men de verschillende kerkelijke wetten aannam, of
von Bismarck nam het woord, minder om deze meening
te bestrijdendan wel om den „heeren" hunne plicht
onder het oog te brengen. „Wanneer het liberalisme
vorderingen maakt, dan ligt het aan de desorganisatie
der conservatieve partijzeide hij. De rijkskanselier
is het dus volstrekt niet eens met zijne aanhangers,
die plus royalist es que le roi aan hem die vorderingen
der liberale beginselen toeschrijven. Dit echter slechts
ter loops. „Deze kamer zoo ging hij voort heeft
der regeering zijne ondersteuning onthouden en haar in
een engte gedreven. Gij hebt er veel toe bijgedragen
om mij uit het ministerie te dringen en mijne positie
daarin onmogelijk te maken. Maakt toch de regeering
niet verantwoordelijk voor uwe besluiten!" Na deze
hartelijke ontboezemingen, waaruit het der kamer tevens
duidelijk kan worden dat, al heeft zij von Bis
marck zooals hy zegtuit het ministerie ge-
drongen, hij haar toch nog zijn ijzeren vuist kan doen
gevoelen, schilderde hij de beteekenis van den strijd
om de oppermacht tusschen koningschap en priesterdom,
tusschen den Duitschen keizer en den pausthans
dezeltde als in de middeleeuwen. Die strijd was zuiver
politiek, niet kerkelijk, en beoogde niets anders dan
de vaststelling der grenzen tusschen staat en kerk.
Pruisen zag in de artt. 15 en 18 der grondwet oen
modus vivendi met de katholieke kerk, doch deze was
slechts houdbaar door de toegevendheid der regeering.
(Alsof die modus vivendi, de grondwettig gewaarborgde
vrijheid der kerk ooit eerlijk en naar den geest der
constitutie door de reactionaire Pruisische regeeringen
in toepassing ware gebracht!) Die toegevendheid moest
ophouden, zeide von Bismarck, na den oorlog met
Frankrijk, toen hij de ultramontaansche partij, sterk
georganiseerd en gedisciplineerd, tegen het Duitsche rijk
zag front maken enz., enz. M. a. w. de jezuïeteuvrees,
welke de beangste gemoederen der zoogenaamde libe
ralen, die tallooze blijken geven geen vertrouwen in
de kracht der liberale beginselen te stellen bedwelmde,
sloeg ook over op de regeeriog en brengt von Bis
marck er toe om het dringend verzoek aan het heeren
huis te richten dat het zijnen bijstand verleene tegen
de ondermijning van de autoriteit der regeering door de
clericalen.
Dat von Bismarck in het heerenhuis reeds terstond
voor de kerkelijb-politieke wetten in de bres sprong»
maakt, het vermoeden der onafhankelijke nationaal-
liberale bladen zeer waarschijnlijk dat de regeering niet
zoo zeker op den by stand der „heeren" kan rekenen.
Intusscheu zijn invloed zal de schaal wel spoedig naar
zijne zijde doen overslaan, te meer daar de „heeren"
zich zeker nog zeer goed herinneren dat von Bismarck
geen Pain schubmaar eene hervorming van het heeren
huis wenschte om hen tot gedweeheid te dwingen.
In de Fransche kamer vorderen de beraadslagingen
over het ontwerp der groote commissie zeer weinig.
Wanneer niet reeds twee weken daaraan gewijd waren,
zou men waarlijk gelooven dat de algemeene beraad
slagingen nog niet waren afgeloopen. Niet met art. 5
of de daarop voorgestelde amendementen houden de
sprekers zich bezig, maar met algemeene beschouwingen
over staatsrecht in het algemeen en het onhoudbare en
dubbelzinnige iu den politieken toestand van Frankrijk
in het bijzonder. Zoo verdedigde een oud-Orleanistde
republikein van jongen datum, de heer Duvergier de
Hauranne, het bewuste artikel, omdat hij daarin de
voorloopige organisatie der republiek zag, die door de
tijdsomstandigheden definitief zou moeten worden. Louis
Blanc daarentegen bestreed hetzelfde artikel omdat hij
daarin een dreigend gevaar voor de republiek zag.
Zeer terecht toonde hij aan dat de samenstelling van
organieke wetten onmogelijk was, wanneer men niet
wist aan welk régime zij verbonden zouden wezen. Een
afgevaardigde door het algemeen stemrecht mocht en
kon niet de hand leenen tot zijne verminkingeen
tweede kamer kon niet in het leven geroepen worden
onder een twijfelachtigen regeeringsvormthans zou zij
de organisatie van het gouvernement de combat tegen de
republiek in de hand werken. Openlijk beschuldigde
hij den heer de Broglie en zijne vriendendat zij eene
monarchie wilden voorbereiden onder den dekmantel
der republiek.
Na deze warme en zonder twijfel welsprekende taal
beklom een banierdrager der clericaal-legitieme monar
chie de tribune, om op droge wijze te betoogendat
Frankrijk niets verstandigers kon doen' dan na de ont
ruiming van het grondgebied een koning te kiezen.
Dien onschuldigen raad deed hij gepaard gaan met de
voor Thiers niet zeer vleiende opmerking, dat deze
de booze geest van Frankrijk was. Hoewel dergelijke
beleedigingen gewoonlijk slechts getuigen van de onbe
duidendheid en de onmacht van den beleediger tegen
over den beleedigde, meende de voorzitter toch den
heer de Franclieu tot de orde te moeten roepen. Heden
zullen de langgerekte discussiën worden voortgezet.
Ook de discussiën over de lersche universiteits-wet
in het Engelsche lagerhuis kunnen niet op kortheid
bogen. Maandag avond werden zij tot éen uur in den
nacht voortgezet en toen op verzoek van Gladstone tot
gisteren avond verdaagddie daarbij tevens den wenseh
uitdrukte dat het huis dan tot eene conclusie mocht
komen. Intusschen zou de regeering de amendemen
ten aan een nauwkeurig onderzoek onderwerpenten
einde daaromtrent hare meening kenbaar te kunnen
maken. De zitting van gisteren is dus ongetwijfeld zeel-
belangrijk geweest; berichten daaromtrent ontbreken
echter heden nog geheel.
Het Engelsch-Fransche handelstractaat, waarmede
men zich in Engeland faute de mieux reeds eenigszins
verzoond hadschijnt in Frankrijk nog op ernstige
moeilijkheden te zullen stooten. Twaalf der vijftien
afdeelingen van de Fransche kamer hebben tegenstanders
van het tractaat tot leden der commissie benoemd en
uit de discussiën, welke over dit onderwerp in de ver
schillende partij-vergaderingen hebben plaats gehad,
blijkt dat de meerderheid verlenging van het status quo
wenscht en zonder voorafgaand onderzoek en advies der
kamers van koophandel de aanneming van het tractaat
zal trachten tegen te houden.
De berichten uit Spanje leveren heden niets bijzon
ders. Als een gevolg der crisis schijnt het onherroe
pelijk besluit van Martos beschouwd te moeten worden,
om den presidents-zetel der Cortes te ontruimen, waar
uit zou kunnen blijken dat, wanneer inderdaad de
radicale partij zich weder van het bestuur trachtte
meester te makenMartos aan die pogingen niet vreemd
gebleven is. Thans ia tevens de verklaring gegeven
van het in de vorige week zoo onbegrijpelijke bericht,
dat men de optreding van een ministerie onder het
voorzitterschap van Martos verwachtte. Ten aanzien
van den opstand te Barcelona heeft de regeering in de
Cortes geruststellende verklaringen afgelegd.
Een nieuw conflict.
Dat de katholieke geestelijkheid in Pruisen nog vol
strekt den moed niet laat zakken tengevolge van de
politiek-ieligieuse wetten, waarmede zij door de regee
ring bedreigd wordt, bewijst de aartsbisschop van
Posen, graaf Ledochowski, in een herderlijken brief
dd. 6 Maart. In strijd met de ministerioele aanschrij
ving van den 16en November 1872, volgens welke in
alle inrichtingen van hooger onderwijs in de provincie,
met uitzondering van de katholieke gymnasiën te Posen
en O stro wo en de Realsehuïe te Posen, het godsdienst
onderwijs slechts in de Duitsche taal gegeven mag wor
den, heeft de aartsbisschop Ledochowski in eene circu
laire alle geestelijken en godsdienstleeraars in zijn dio
cees aangeschreven, om het godsdienstonderwijs in alle
lagere klassen tot de secunda (op een na de hoogste
klasse) in de moedertaal vau de meerderheid der leer
lingen te geven.
Het is duidelijk dat, afgescheiden nog van het feit
dat de aartsbisschop de bevelen der staatsregeering in
zijne circulaire overtreedt, deze daad van ongehoor
zaamheid daarom nog zooveel bedenkelijker is omdat na
tuurlijk het meerendeel der scholieren in zijn diocees tot
de Poolsehe nationaliteit behoorenzoodat juist daardoor
bevorderd wordt wat de minister Falk door zijne aan
schrijving wilde verhoeden. In de eerste plaats wil
de regeering voorkomen, dat onder den dekmantel van
het godsdienstonderwijs de anti-Duitsche stemming in
de Poolsehe gewesten levendig gehouden en versterkt
zal wordenen in de tweede plaats bedoelt zij met
dezen maatregelwat zy ook langs andere wegen in
alle niet-Duitache deelen van het Pruisische grondgebied
tracht te bereiken, namelijk de germanisatie der be
volking.
Tot dusverre heeft de regeeriug deze openlijke daad
van verzet nog slechts beantwoord door het in beslag
nemen van een nommer van den Kuryer Poznanski,
waarin de herderlijke brief was opgenomen. „De
staatsregeeringzegt de Volks-Zeitung, staat hier voor
een ernstiger conflict dan in de zaak met don bisschop
van Ermelanden wij zijn benieuwd te zien hoe ver
de regeering het met den door haar ingeslagen weg
van politiemaatregelen brengen zal." Hoe belachelijk
zij zich maakt door de toepassing van dergelijke mid
delen vooral wenneer die maatregelen niet voor het
geheele land geldenkan uit de volgende woorden
van de te Berlijn verschijnende ultramontaansche Ger-
mania blijken. „In Posen schrijft het blad zal
het 'teerst tot een ernstigen strijd komen! Dit is de
indrukdien de circulaire van den aartsbisschop Le
dochowski op vriend en vijand gemaakt heeft. Laat
ons dus afwachten wat de regeering doen zal. Wat
de aartsbisschop en zijn trouwe priesters doen zullen
weten wij. Voorloopig vergenoegt zich de regeering
van Posen met confiscatie-plagerijen. De Kuryer Poz
nanski is wegens het afdrukken van den brief in beslag
genomen. Ons blad heeft menofschoon hetzelfde bis
schoppelijk schrijven gisteren aan het hoofd prykte, vrij
laten passeeren."
Van de kerkehjk-politieke wetten verwachten de
regeering en hare aanhangers uitkomst. „De noodzake
lijkheid dezer wetten die der regeering een onontbeerlijk