kakatoes in zijn vaderland inheemsch te maken. Het
parlementslid Boxton bezit in de zuidelijke graafschap
pen uitgestrekte bosschen, waarin een groote menigte
papegaaien gevonden worden. Aanvankelijk had hij
zeer groote kooiendoch de dieren vermeerderden zoo
sterk, dat de verpleging bezwaar had. Hij beproefde
toen of zij zich niet in de vrije natuur zouden voort
planten en liet ze vliegen. Zij waren echter door
gewoonte aan bet huis gehecht en kwamen aanvanke
lijk tegen den winter terug. Zij hebben zich tbans zoo
sterk vermeerderd, dat geheele zwermen kakatoes in
zijne bosschen huizendaar nesten bouwen en jongen
voortbrengen, en zelfs nieuwe soorten doen zich voor.
De speculatie gaat te "VVeenen zoover, dat een
nieuw etablissement van rouwkleederen aan de gezamen
lijke geneesheeren der stad prijscouranten heeft gezonden,
met het verzoek, die met een aanbevelingswoordje aan
de bloedverwanten der zieken ter hand te stellen, zoodra
stervensgevaar bestaat, of er den eigenaar van het
etablissement kennis van te geven. Het honorarium
voor de beleefdheid is 1/10 der winst!
THERMOMETERSTAND.
24 Feb. 's av. 11 u. 33 gr.
25 'smorg. 7u.33gr.'smidd.lu.35gr.'sav.llu.40gr
STA TEN-GENERA AL.
TWEEDE KAMER.
{Per telegraaf.)
Uit het verslag van de rapporteurs over het wets
ontwerp tot wijziging van den census blijkt, dat de
groote meerderheid der ledendie aan het onderzoek
in de afdeelingen deelnamen, de noodzakelijkheid van
een algemeene verlaging van den census ontkende in
zoover die verlaging een algemeen karakter draagt.
Zeer enkele leden wilden een uniform-census vau f 20.
Door de heeren van Houten en Grata ma werd dit stel
sel in afzonderlijke nota's ontwikkeld. De meerderheid
wilde slechts eenvoudige wegneming van de bestaande
onevenredigheden.
Nagenoeg algemeen was het oordeel over de voor
dracht zooals zij daar ligt zeer ongunstig. Zelfs volgens
de voorstanders van een algemeene census-verlaging
rust dit wetsontwerp op losse, betwistbare gronden, en
velen achten een nieuwe administratieve enquête noodig
n den geest zooals door Tliorbecke voor zestien ge
meenten was ingesteld.
In haar nota van antwoord op het verslag Iaat de re
geering zich niet uit over kamerontbinding, doch wel
blijkt dat zij geen ontbinding verlangt van al de re-
geeringslichamen die volgens de kieswet worden samen
gesteld.
De regeering verklaart niet tegen nader onderzoek
te zijn, mits bepaalde puntenwaaromtrent onderzoek
wordt gewenscht, worden opgegeven. Daarover is echter
tusschen de commissie en den minister geene overeen
stemming verkregen, zoodat de beslissing aan de kamer
overblijft.
*8u ttmlanö.
ALGEMEEN OVERZICHT.
„Aan hersenschimmige bezwaren, waarvan God mij
rekenschap zal vragen, schijnt gij het toe te schrijven
dat de zoo vaak herhaalde pogingen, om eenetoenade
ring tusschen de beide takken mijner familie tot stand
te brengen, zonder gevolg blijven. Zonder eenige
rancune en vooringenomenheid ten aanzien van de per
sonen, is het echter mijn plicht het erfelijk beginsel,
waarvoor ik waken moet ongeschonden te bewaren;
zonder welk beginselik zal niet ophouden het te
zeggen, ik niets benen met welk beginsel ik tot alles
in staat ben. Dit is het wat men maar niet genoeg
wil begrijpen."
Deze woorden van den legitiemen troonpretendent
slaan de bodem in aan alle illusiën, waarvan de voor
standers eener fusie van Bourbon en Orleans een herstel
der monarchie in Frankrijk in de naaste toekomst ver
wachtten. Debisschop van Orleans, monseigneur Dupanloup
die in verscheidene brieven aan Henri V als advocaat
voor deze zaak was opgetreden en den pretendent op
merkzaam had gemaakt op „de missie, welke hij van de
Voorzienigheid heeft ontvangen om een volk te redden,
dat voor onze oogen zijn ondergang tegemoet gaat",
eene missie, weike „wederzijds plichten oplegt teneinde
tot een vergelijk te geraken", omdat dit „niet slechts
eene quaestie is tusschen den graaf van Chamborden
de prinsen van Orleans, maar tusschen Frankrijk, uen
hen" de heer Dupanloup heeft als een onhandig advo
caat de zaak zijner vrienden bedorven en waarschijnlijk
daarmede den grootsten dienst aan de vijanden, de
republikeinen, bewezen. Want het lijdt geen twijfel of
die uitdrukkelijke weigering van Chambord, om éen
zijner beginselen op te offeren ter wille van de samen
smelting der monarchale partijen, heeft er veel toe bij
gedragen om de d'Audiffret-Pasquiers, de Broglie's, de
Orivarts en hunne geestverwanten ten slotte tot toege
vendheid aan de eischen van Thiers te stemmen,
stemmig haar veto over deze wet hebben uitgesproken.
Slechts zoolang de kansen voor een aaneengesloten
monarchale partij bestaan, kan de rechterzijde der
kamer met succes de republikeinsche neigingen in het
land beheerschen, doch zoodra hare onmacht en eigene
verdeeldheid blijken is haar kracht gebroken.
En daaraan kan geen twijfel meer bestaan, wanneer
Chambord uitdrukkelijk en openlijk verklaart: „Het
is mij vergund om uit uwe toespelingen op te maken,
eerwaarde bisschop, dat een eerste plaats onder de
opofferingen, die door u noodzakelijk geacht worden
om aan de wenschen der natie te beantwoorden, door
de quaestie der vlag wordt ingenomen. Ziedaar echter
slechts een voorwendsel van ben, die aan de eene zijde
de noodzakelijkheid van het herstel der monarchie in
Frankrijk erkennenmaar aan den anderen kant althans
het symbool der revolutie willen behouden. Geloof mij,
Frankrijk heeft zijn eergevoel niet verlorenhet begrijpt
evenmin het hoofd van het huis Bourbon, die den
standaard van Algiers verloochent, als het den bisschop
van Orleans begrepen zou hebben, die besloten had in de
Académie fran^aise naast sceptici en atheïsten zitting
te nemen." De fusie blijft dus wel niets meer dan eene
ij dele illusie, met welk feit men Frankrijk geluk mag
wenschen. Wanneer Chambord zijne schoone beginselen in
het graf medeneemt, dan heeft dit het dubbele voor
deel dat hij zijn verleden niet behoefde te verzaken en
Frankrijk voor een nieuwe proefneming met het reac
tionaire en clericale koningschap gespaard blijft.
Centraal-Azië blijft het geliefkoosd onderwerp van
discussie in het parlement en in de Engelsche pers uit
maken wel een bewijs dat de zaak in beginsel nog
niet zoo naar genoegen van partijen geregeld isals
de belangrijke redevoering van lord Granville in de
eerste zitting van het huis der lords deed voorkomen.
Wel verklaarde Gladstone gisteren weder, dat het
benoemen eener commissie teneinde de demarcatie-lijn
vast te stellen overbodig was, omdat het voorstel van
Engeland door Rusland aangenomen was en voldoende
in de behoeften voorzag. Maar niettemin is die lijn,
waar zij den oever van den Oxus verlaat, nog niet
door Rusland goedgekeurd. The Daily Telegraph bevat
dan ook eene mededeeling uit St. Petersburgdat prins
Gortschakoff het benoemen eener Engelsch-Russische
commissie wenschte voor te stellenteneinde ook omtrent
dit deel der lijn tot een vergelijk te komèn. Volgens
hetzelfde blad is er ernstig sprake van den Russischen
gezant aan het hof van St. James, graaf Brunnow,
door graaf Schouvaloff te vervangenwelk bericht, zoo
het juist is, slechts het vermoeden kan versterken dat
de Russische regeering eene vredelievende oplossing der
quaestie wil, al bestaat ook voor het oogenblik nog
weinig gevaar voor een vredebreuk. De Gazette de
Moscou denkt er echter gansch anders over; de vast
stelling eener demarcatie-lijn zal, meent dit blad, in
plaats van eene botsing tusschen Engeland en Rusland
te voorkomen, die onvermijdelijk in de hand werken.
Aan de groote werkstaking in Zuid-Wales is waar
schijnlijk reeds een einde gekomen. Zondag was een
meeting belegdwaarop eene schikking zou worden
voorgelegdwelker aanneming door de werklieden
nauwelijks betwijfeld werd. Heeft men zich in die ver
wachting niet bedrogen, dan hebben gisteren 60,000
werklieden den arbeid hervat. 'De vreeaelijke ellende,
welke in den laatsten tijd onder deze arbeiders heerschte,
heeft er ten slotte veel toe bijgedragen, zooals de cor
respondent van the Daily News meldt, om hen te doen
besluiten de voorgestelde schikking aan te nemen. De
armoede en ontbering waren onbeschrijfelijk, en deze
schikking van den heer Menelaus was te meer eene uit
komst, omdat er hoegenaamd geen hoop bestond dat
de patroons met hunne concessiën verder zouden gaan
dan zij reeds gedaan hadden.
„De zaken in Madrid geven eenige reden tot bezorgd
heid, meldt een correspondent aan the Daily News.
Do republikeinen eischen het ontslag der radicale
leden van het laatste ministerie van Amadeo en de fe
deralisten steken, in de hoofdstad zoowel als in de pro
vinciën, op onrustbarende wijze het hoofd op. In de
achterwijken van Madrid heerscht veel drukte in de
straten en hier en daar neemt men zelfs toebereidselen
waar voor het oprichten van barricades. De geest van
het garnizoen is niet minder onrustbarend dan die van
de bevolking. Door het ontslag der heeren Cordoba,
Beccera, Echegaraj' en Beranger hoopt men de gemoe
deren gerust te stellen. In alle klassen heerscht echter
ongerustheid en vrees voor aanstaand gevaar." In
overeenstemming met dit treurig relaas is het bevel der
Fransche regeering, zooals het te Toulon verschijnende
blad le Toulonnais meldt, om onmiddellijk het eskader
der Middellandsche zee van leeftocht en ammunitie te
voorzien en op de kusten van Spanje te stationeeren.
Reeds twee stoomschepen zijn naar Malaga en Valencia
vertrokken. „Dit bevel iszegt het blad, een voor
zorgsmaatregel ten gunste van de Fransche onderdanen,
met het oog op de ernstige verwikkelingen welke in i
Spanje's politieker? toestand te verwachten zijn."
Twèe commission schijnen nog over de middelen te
beramen om een breuk tusschen de republikeinen en de
progressisten te voorkomen, doch de eerste bijeenkomst
leverde geen resultaat opgisteren zouden zij opnieuw
vergaderen en nog steeds hoopte men dat de crisis niet
tot uitbarsting zou komen. De uitslag is nog niet bc-
kend, doch inmiddels wordt van andere zijde vernomen
dat de Alfonsisten eerstdaags eene manifestatie ten
gunste van den prins van Austurië op het touw zullen
zetten. De president der kamer, Martos, heeft verklaard
dat de vertegenwoordigers der natie liever zouden ster
ven dan voor geweld te bukken. Het schijnt niet
onmogelijk dat zij vroeg of laat voor dit alternatief
geplaatst worden.
Belgische brieven.
Brussel24 Februari.
24 FebruariWelke herinneringen wekt deze datum
niet op, vooral heden den 25£n gedenkdag van de om
verwerping der constitutioneele monarchie van Louis
Philippe! Wat is er in dit vierde van een eeuw niet
voorgevallen. Tal van herinneringen en beschouwingen
dringen zich bij het schrijven met geweld in mij nepen
En toch zal ik die oude geschiedenis niet oprakelen
en liever van het heden sprekenwant reeds geruimen
tijd deelde ik niets mede van de werkzaamheden onzer
tweede kamer.
Het oogenblik is gunstig. Na debatten van zes weken
is de kamer uiteengegaan, en vooral de jongste discus-
siën zijn meer van algemeen belang. Men heeft daarin
het groote vraagstuk behandeld, hetwelk tegenwoordig
bijna geheel Europa bezighoudt, Pruisen, Duitschland,
Zwitserland, Italië en Engeland zelfs ten opzichte van
Ierland, de quaestie der verhouding tusschen staat en
kerk.
De heer Kervijn de Lettenhove, oud-minister van
binnenlandsche zaken in het Langr an disten-kabinet,
provoceerde hoewel onwillekeurig dit debatwaarin de
rechterzijde letterlijk op de pijnbank gelegd werd.
Vóór ongeveer 14 dagen nam de heer Kervijn de Let
tenhove, een over het paard getilde nulliteit, het woord
en zeide: „Vau mijn kant wenschte ik der linkerzijde
eene vraag voor te leggen. Ik wilde weten of zij de
wet van 1842 [regelende het lager onderwijs] wenscht
in stand te houdendan of zij het godsdienstig onder
wijs strijdig acht met de leerstellingen van het libe
ralisme. Ik wenschte dat zij den moed had openlijk
en zonder voorbehoud hare meeningen en hare voorne
mens te dien aanzien uit te spreken."
Welnu, de heer Kervijn heeft zijne wenschen ruim
schoots bevredigd gezien. De linkerzijde heeft hem
zooveel en zoojuist geantwoord, dat hij letterlijk ver
stomd was en er zich wel voor wachtte de conclusie
van het debat als antwoord op zijn vraag te resumeeren.
Voor zijne politieke vrienden was dit debat een ver
pletterende nederlaag.
De geheele linkerzijde heeft in aangeslotengelederen
en als éen man de clericalen in het nauw gebracht en
hun het zwijgen opgelegd. De heer Funck, schepen
van Brusselbewees hunne verregaande inconsequentie,
de heer Bergé verdedigde de vrijheid van gedachte
tegenover hunnen geloofsdwang. Op dogmatische gron
den, maar grootendeels getoetst aan de werkelijkheid,
leverde hij een helder betoog voor zijne stelling, dat
de libre pensee het eenige houdbare beginsel is, waar
mede hij een onuitsprekelijk succes behaalde. Aan de
hand der statistiek toonde hij aan, dat juist de meest
orthodox-katholieke provinciën van België het grootste
contingent leveren van idiotendoofstommen en andere
ongelukkigen, en eindelijk ook van misdadigers.
De redevoering van den heer Bara daarentegen was
een zuiver politiek betoog. Gewapend met Syllabus
en Encyclica, welke alle politieke vrijheden veroordee-
len en verdoemen, heeft hij hen gesommeerd zich daar
omtrent te verklaren, hen gedwongen eene keuze te
doen. Te vergeefs verscholen zich de heeren Thonissen
en Schollaert achter den godsdienst, bewerende dat deze
stukken uitsluitend kerkelijke stukken zijn, de heer
Bara ontnam hun met onweerstaanbare handigheid en
scherpzinnigheid deze treurige nftvlucht en wees hen
op den tegenstand, die in Duitschland door de ultra-
montanen en dé geestelijkheid openlijk tegen het gou
vernement gepredikt wordt.
Den genades toot ontvingen de clericalen van den heer
Frère Orbah. Ten slotte constateerde hij dat bij altijd
een tegenstander van de inconstitutioneele wet van
1842 geweest was en steeds de afschaffing daarvan
gewenscht had, en dat hij zelfs met den heer Rogier
een ander ontwerp had gereed gemaakt hetwelk niet
temin moest opgegeven worden tengevolge van de ver
deeldheid der liberalen over deze quaestie.
De heer Kervijn de Lettenhove heeft door zijn onver
standige vraag althans dit bewerkt, dat hij de ver
schillende fractiën der liberale partij tot elkander
bracht; en zoo er eene stemming had moeten plaats
hebben, de linkerzijde zou voor de eerste maal een-