MIDDELBURGSCHE
F 36.
Dinsdag
1873.
COURANT.
11 Februari.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m., franco is f 3.50.
[i (1(1 el burg 10 Februari.
In de Staats-courant van Zondag 9 en Maandag 10
dezer is opgenomen het koninklijk besluit van den
3en dezer, houdende aanvulling van art. 3 van het
koninkbjk besluit van 26 Augustus 1870 (Staatsblad
n° 156), tot regeling der vergoeding voor bureaukosten
aan de collegiën van zetters op 'srijks directe belastin
gen en der presentiegelden aan de leden van die col
legiën.
Eergisteren avond werd, onder leiding van den heer
G. Keijzer, de aangekondigde groote gymnastiek-uit-
voering alhier ten voordeele der noodlijdenden door de
overstroomingen te Gent en omstreken gegeven. Be
halve de kweekelingen en leerlingen van den heer
Keijzer namen aan de werkzaamheden deel een drietal
heeren uit Gent, die met hun directeur, den heer
G. de Krijger, herwaarts waren gekomenals afgevaar
digden van de Gentsche gymnastiek-vereeniging cnder
de zinspreuk „Heb vertrouwen in u-zelven". De vrije
oefeningen, waarmede Let programma werd geopend,
werden begeleid door zang van de klasse der weeskin
deren benevens eenige kinderen der openbare scholen.
Voorts hadden oefeningen plaats met halterstaf, zwe
vend rek, brug en paard, terwijl de tweede afdeeling
bestond uit werkzaamheden met ringeneen carré letton
bokspringen en oefeningen op het vast rek. Het geheel
werd met een nette vlaggenfiguur en zang besloten.
De werkzaamheden gaven over het algemeen blijk van
groote geoefendheid en schenen de goedkeuring van
het vrij talrijk opgekomen publiek te verwerven. De
onzuivere opbrengst bedraagtnaar wij vernemen, plus
minus f 140.
Blijkens het bericht, voorkomende in de Staats-cou
rant van 15 Januari jl., is in de daarbij bedoelde over
eenkomst met België ook begrepen de afschaffing der
surtaxe van vijf francsdie daar te lande vanhetNeder-
landsch gedistilleerd geheven wordt.
In afwachting der nadere mededeelingenwelke ter
zake aan de vertegenwoordiging der beide landen zul
len worden gedaan, wordt, met toestemming der Bel
gische regeering, reeds thans bekend gemaakt dat, in
geval van bekrachtiging van het tractaat, de surtaxe
voor de invoeren in België sedert 15 Januari jl. zal
worden teruggegeven. {Staats-cour.)
De gemeenteraad van Utrecht heeft aangenomen de
voordracht van burgemeester en wethoudersin zake
de uitbreiding der politie en zich niet vereenigd met
de, in het oog der wethoifdersal te groote uitbreiding
in deze door den burgemeester verleend. Alzoo zal in
de plaats van met tweehet getal hulp-bureaux met ëen
worden vermeerderd; het getal agenten le klasse zal
bedragen 16, 2e klasse 32, 3C klasse 60. Het getal
inspecteurs wordt gebracht van 4 op 6; naast den
hoofdinspecteur wordt nog éen adjunct-hoofdinspecteur
aangesteld. Bovendien zullen nog 30 agenten 4e klasse
worden aangesteld voor buitengewone of speciale diensten.
Het hoofdbestuur der schippers-vereeniging Schutte-
vaêr heeft een adres gericht aan de compagnops der
Stellingwerver en Opsterlandsche veenenwaarin wordt
aangedrongen op het doen wegruimen van den dam
bij Apelscha, waardoor zich aan de boorden van de
compagnonsvaart een talrijke binnenschipperij zal ves
tigen, evenals zulks 't geval is te Veendam en Wil-
dervank, terwijl bij de eerlang te volgen aansluiting
van de Pruisische kanalen aan die der noordelijke pro
vinciën als zoodanig een nieuw belang ontstaat.
Duitsche spoorwegmaatschappij voor den aanleg en de
exploitatie van de navolgende spoorweglijnen: 1° Van
Boxtel naar de Nederlandsch-Belgische grenzen in de
richting van Baarle-Nassauom deze lijn verder door
te trekken tot Antwerpen; 2° van B aar le-Nassau in
rechtstreeksche richting op Breda3° van Breda langs
Oosterhout en verder door de Langstraat in de richting
van Sleeuwijk, daar met een overbrugging over de
Merwede op Gorinehem, en van daar langs Leerdam
en Vianen naar Utrecht, om dan aan te sluiten, zoowel
aan den Nederlandschen staats- als aan den Nedarland-
schen Rijnspoorweg.
De kamer van koophandelen fabrieken te Breda
heeft een adres aan de regeering ingediend tot onder
steuning der concessie-aanvrage van den heer W. H..
van Meukeren, president-directeur der Noord-Brabantsch-
De staatscommissie, ingesteld bij besluit van 30 Octo
ber 1872 n° 5, „om te onderzoeken welke nadeelen
voor Nederland te duchten zijn tengevolge van de
maatregelen, die in den laatsten tijd in naburige rijken,
in het bijzonder in Duitschland, op het gebied van
het muntwezen zijn genomen, en om bij .de mededee-
ling van de uitkomsten van haar onderzoek zoo
noodig de middelen voor testellen, die zouden kun
nen worden aangewend, om de voor Nederland gevreesde
nadeelen te voorkomenheeft thans rapport uitge
bracht. Zij is bij haar onderzoek tot het resultaat ge
komen, dat de toestand van het oogenblik bedenkelijk
is, en dat Nederland een zeer moeilijke toekomst kan te
gemoet gaan. De zilvercirculatie is reeds nu hoogst
aanzienlijk en wordt van dag tot dag grooter. Als
men den uitvoer naar Nederlandsch-Indië in aanmerking
neemt kan men de hoeveelheid standaardmunt in het
moederland stellen op 125 a 130 millioen gulden, welk
bedrag door de aanmuntingen, die thans door tijdelijke
behoefte aan zilveren specie noodzakelijk zijn, steeds
klimt. Overtuigd dat Nederland door volharding bij
zijn muntstelsel in groote moeilijkheden zou geraken
en doordrongen van de noodzakelijkheid, dat reeds nu
met spoed gehandeld worde, daar uitstel gevaarlijk is,
acht de commissie zich verplicht voorstellen te doen,
die naar hare meening tot een bevredigende oplossing
van het dilemma waarin ons land verkeert kunnen leiden.
De commissie is van oordeel, dat nog niet tot ge-
heele verandering moet worden besloten, en de zilveren
standaard nu nog niet door den enkelen gouden moet
worden vervangen. Misschien kan het noodig en onver
mijdelijk worden om tot zoodanige verandering over te
gaan, doch voor het oogenblik meent de commissie die
geheele omkeering nog te moeten ontraden.
Na de gevallen die in den tegenwoordigen toestand
denkbaar zijn te hebben nagegaanacht de commissie
met het oog op die eventualiteiten ten spoedigste noodig
1° Invoering van den dubbelen standaard: het goud
naast het zilver, beiden tot den rang van standaardmunt
verheven met eene waardeverhouding van 15.5: 1 en
2° Beperking van of verloopig verbod tot verdere aan
munting van zilveren standpenningen.
In het belang van Nederland zou de commissie liefst
overal in Europa den dubbelen muntstandaard met de
zelfde waardeverhouding tusschen goud en zilver verwe
zenlijkt zien. Men mag nu nog de onderstelling wagen,
dat in Duitschland ten slotte het stelsel van den dub
belen standaard met vrije aanmunting van gouden en
zilveren standpenningen zal worden aangenomen. Dit
zou, onder behoud der waardeverhouding tusschen goud
en zilver van 15. 5: 1 evenals in de Latijnache munt
unie een groote weldaad zijn, want dat voorbeeld zou
dan waarschijnlijk door de overige staten zonder dralen
worden gevolgd. Maar het kan ook zijn dat Duitsch
land aan den wensch van velen voldoet en den enkelen
gouden standaard aanneemt. Scandinaviëdat reeds
voorbereid is, zal dan wel volgen Engeland bezit reeds
het goud en in de Latijnsche unie waar goud en zilver
grootendeels door papier met gedwongen koers ver
vangen zijn, bestaat weinig kans, dat in de eerst
volgende jaren de dubbele standaard zijn invloed
krachtig zal doen gelden. Men kan ook onderstellen
dat Nederland in eene niet ver verwijderde toekomst
bijna geheel omringd zal zijn door staten waar óf het
goud standaardmunt óf het metaal door papier ver
vangen iseen toestand die ons zal noodzaken tot
den enkelen gouden standaard over te gaan. Met het
oog op al die eventualiteiten acht de commissie den
tijdelijken maatregel tot invoering van den dubbelen
standaard volstrekt noodzakelijk.
Zij stelt daarom voor om, met behoud der wet van
26 November 1847, waarbij het muntstelsel is geregeld,
een wet uit te vaardigen dat gouden standpenningen
zullen zijn: het tienguldenstuk en het vijfgul
denstuk. Het gehalte der gouden penningen zou
zijn 0.900, het gewicht van het tienguldenstuk 6.774
gram en van het vijfguldenstuk 3.387 gram, met een
nader te bepalen ruimte zoowel voor gehalte als voor
gewicht.
Bij de toelichting van het voorgestelde wetsontwerp
gaat de commissie uit van het hoofdbeginsel: volhar
ding bij een zelfstandig muntstelsel, zonder een enkelen
stap te wagen op den weg naar een zoogenaamde
internationale munteenheid. Hare poging tot een be
vredigende oplossing van het vraagstuk der universeele
munt, en om zoo mogelijk ook Nederland bij een eventueele
hervorming van zijn muntstelsel daartoe te doen bij
dragen, is mislukt en op bezwaren afgestuit, die vooral
een klein land ondervindt, wanneer het zich op het
gebied van het muntwezen geheel of gedeeltelijk aan
een machtigen nabuur heeft aangesloten.
Ten slotte merkt de commissie nog op, dat naast de
nieuwe gouden munt het muntpapier tot een bedrag
van slechts 10 millioen gulden ongestoord zal kunnen
blijven circuleeren, doch dat, bij aanneming van een
gouden standaardmunt art. 2 der wet van 26 April
1852 zal moeten worden gewijzigd en in overeenstem
ming daarmede de tekst der muntbiljetten moet wor
den veranderd. Voor onze Indische bezittingen zal
voorloopig de enkele zilveren standaard van kracht kun
nen blijven en dus de wet vau 1 Mei 1854 geene ver
andering behoeven te ondergaan. De wederinvoering
van den dubbelen standaard noemt de commissie op
dit oogenblik een noodzakelijken maatregel om den over
gang naar de verwisseling van standaarddie wellicht
eenmaal onvermijdelijk kan zijn, voor te bereiden.
BENOEMING-EN EN BESLUITEN.
marine. Eervol uit den zeedienst ontslagen, op ver
zoek, de scheepklerk W. P. Haver Droeze.
leger. Overgeplaatst in rang en ancienneteit bij
het wapen der infanterie van het leger in Nederlandsch-
Indië, de 2e luitenant B. van Helden van het 6C regi
ment infanterie, gedetacheerd bij bet koloniaal werf
depot.
ONDERWIJS.
Eergisteren legde de hoogleeraar Bierens de Haan de
waardigheid van rector magnificus der Leidsche hooge
schooi neder met eene redevoering over de lotgevallen
dier instelling gedurende het afgeloopen jaar {de iis,
quae Academiae Lugduno-Bataoae hoe anno aut laeta aut
tristia accidental). De spreker bracht hierbij hulde aan
de nagedachtenis van Thorbecke, die in vroegere jaren,
en inzonderheid aan de nagedachtenis van Kaiser, die
tot zijn overlijden een sieraad der hoogeschooi was.
Vóórdat de heer Bierens de Haan het rectoraat aan den
heer de Vries overdroeg, las de secretaris van den
akademischen senaat, de hoogleeraar Scholten, de be
oordeelingen voor der faculteiten betreffende de op eenige
prijsvragen ingekomen verhandelingen, en reikte de
eerstgenoemde, met vereerende toespraken, de toege
kende eereblijken uit, t. w. eene gouden medaille aan
de heeren A. Benthem Gz., M. Treubbeiden phil. nat.
cand. aan de Leidsche hoogeschooi, C. N. Wij brands,
student aan het seminarie der doopsgezinden en aan het
Amsterdamsche athenaeum, M. Tb. Houtsma, theolo
gisch candidaat aan de Leidsche hoogeschooi, en C.H.
Kuhn Lz., med. cand. aan het athenaeum te Amsterdam,
eene zilveren medaille aan den heer B. C. J. Loder,
juris cand. aan het Amsterdamsche athenaeum en een
loffelijk getuigschrift aan den heer D. P. D. Fabius,
juris cand. aan de Leidsche hoogeschooi.