Bijvoegsel van de Hiddelburgsche courant van Woensdag 5 Februari 1873. Eene eerste opmerking is dat in art. 1 staat, dat wan neer een polder wordt ingedijkt, de teekening en het bestek door de zorg van gedeputeerde staten ter inzage van belanghebbende besturen en personen zullen neder- gelegd worden in een of meer gemeenten waartoe de te bedijken gronden behooren. Nu is het bekend dat in de stroomen van Zeelaud geen gemeenten bestaan. Bij het ontstaan van een polder behoort hij nog tot geen gemeente, zoodat het wellicht goed zou zijn te bepalen in welke nabijgelegen gemeente de kaarten ter inzage zullen gelegd worden. Eene tweede bedenking betreft de vaststelling van den termijn der in werking treding van het reglement, welke thans reeds verstreken is. Overigens verwijst spreker naar hetgeen hij in de memorie van toelichting bij zijn voorstel gezegd heeft. Uit die toelichting blijkt onder anderen, dat hij zijn voorstel heeft ontleend aan het reglement van Zuid-Hol land, eenigszins gewijzigd naar het oorspronkelijke voor stel van het gedeputeerd college in Zeelandoverigens ingericht naar zijne zienswijze. Om niet te twisten over de beteekenis van keur en politie heeft hij liever het woord strafverordening gekozen met de omschrijving zooals die in de gemeentewet staat, ter verduidelijking. Éene maand ter inzage is gesteld, en niet veertien dagen, om eenige ruimte te geven aan hendie nu en dan afwezig zijn. In Zuid-Holland heeft men er bezwaar in gezien om afschrift of afdruk te zenden aan de rechterlijke colle- giën. Waarom begrijpt hij niet; die verordeningen verkeeren in 't zelfde geval als de gemeenteverorde ningen en daarmede geschiedt het en behoort het te geschieden dat iederdie er in voorkomende gevallen kennis van moet nemen, daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. Rechterlijke inrichtingen staat er opzettelijk, omdat het de vraag is of een kantongerecht wel een col lege uitmaakt, en ook met het oog op de rechterlijke organisatiewaarbij instellingen kunnen opgeheven of van naam veranderd worden. De voorzitter geeft te kennen, dat ingeval eenige wijziging noodig mocht blijken naar aanleiding van de twee punten waartegen de bedenking der regeering ge richt is, daartegen geen bezwaar bestaat; doch zijns inziens zal de vergadering zich moeten bepalen tot de wijzigingen die de regeering verlangt. De termijn van het in werking treden van het reglement zal natuurlijk moeten veranderd worden. Overigens kan hij den heer van Eek geruststellen met de mededeeling, dat de regeering zich ernstig voor neemt de grenzen der gemeenten te regelen en reeds eene correspondentie wordt gevoerd tusschen het depar tement van binnenlandsehe zaken en het college van gedeputeerde statenhetwelk is uïtgenoodigd tot het doen van voorstellen tot voorziening in het gemis der noodige grensregeling ook ten aanzien der Zeeuwsche stroomen. Als dit geschiedt gelooft hij dat de bepaling van art. 1 van het reglement geen bezwaar zou opleveren. Bij de behandeling der voorgestelde wijzigingen van het reglement is spreker's voornemen, om ieder punt afzonderlijk in beraadslaging te brengen, in de eerste plaats het voorstel van den heer van Eek op art. 55 (92 oud) en daarna het tweede punt omtrent art. 64 (101 oud). De heer van Eek verklaart in het door den voorzit ter gesprokene te zullen berusten. Hij heeft met genoe gen vernomen dat de zaak. der grensregeling in overwe ging is en deelt mede, dat hij thans een ander amende ment zal indienen in de plaats van het aanvankelijk door hem voorgestelde met het oog op de juiste plaats, waar zijne wijziging moet ingeschoven worden en om uitdrukkingen over te nemen die reeds in het reglement voorkomen. Provinciale staten. Buitengewone vergadering 1S73. De voorzitter deelt mede een nader voorstel van den heer van Eek te hebben ontvangenhetwelk hij voor leest. De heer Fokker vraagt of dat amendement behoor lijk wordt ondersteund overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde. Maar in de tweede plaats vraagt hij of het voor deze vergadering wel mogelijk is om een amendement van dien omvang zooals dat hetwelk thans is voorgelezen te beoordeelen en daarover door het uit brengen van hare stem te beslissen. Mocht het amen dement voldoende worden ondersteund dan zou hij het althans wenschelijk achten, dat het werd gedicteerd, opdat de leden het konden opschrijven; zij zouden het dan althans bij zich hebben en beter kunnen bekijken. Hij voor zich verklaart althans nu niet geheel te weten wat er in staat. De voorzitter is.'gaarne bereid om het nader voor stel te dicteeren en raadpleegt eerst de vergadering of zij dit voldoende ondersteunt, hetwelk blijkt het geval te zijn; daarna gaat hij over tot het dicteeren van dit voorstel, dat aldus luidt: „Art. 57 wordt gewijzigd als volgt: „De zinsneden \k en l vervallen en worden vervangen door het volgende k Het vaststellen der keuren of politie-verordeningen en de afkondigingen daarvan, nadat zij door gedepu teerde staten zijn goedgekeurd. I Het vaststellen der kohieren bevattende de omstel- ling van het dijkgeschot en andere belastingen. „De ontwerpen van keuren of politie-verordeningen onder k bedoeld worden voor de vaststelling door het polderbestuur in druk of afschrift tegen betaling der kosten algemeen verkrijgbaar gesteld en op een geschikte plaats, gedurende eene maand, nedergelegd ter inzage van al de grondeigenaren of inwoners van de polders of waterschappen, na voorafgaande bekendmaking aan te plakken in al de gemeenten waarin de polder of het waterschap gelegen is, daar waar de gewone afkondigin gen geschieden. „De belanghebbendendie bedenkingen hebben tegen de ontworpen keur of politie-verordening, kunnen deze bij bezwaarschriften mededeelen aan het polderbestuur. Dit bestuur zendt na de vaststelling de keur of politie verordening naar gedeputeerde staten onder bijvoeging der ontvangen bezwaarschriften. „De keuren of politie-verordeningen treden in werking op den achtsten dag na hare afkondiging, zoo zij daartoe geen ander tijdstip aanwijzen. „Deze afkondiging heeft plaats door het aanplakken van afschriften of afdrukken in alle gemeenten waarin de polder of het waterschap is gelegen, daar waar de ge wone afkondigingen geschieden. „Het formulier der afkondiging luidt „„Het bestuur van den poldermaakt bekend: „„dat het vastgesteld heeft en dat gedeputeerde staten van Zeeland bij hun besluit van dengoedge keurd hebben de volgende strafverordening. „„(Tekst en inhoud van de verordening). „„Hiervan is afkondiging geschied, waar het be hoort". „Van de afkondiging wordt door het polderbestuur een verbaal opgemaakt, dat in het archief wordt bewaard. De keuren of politie-verordeningen worden in afschrift of afdruk medegedeeld aan de rechterlijke collegiën, de ambtenaren van het openbaar ministerie en de gemeente besturen tot wier kring de polder of het waterschap behoort." De heer Blaaubeen vraagt het woord teneinde eene motie van orde voor testellen. Het komt hem voor, dat vóór alles moet worden uitgemaakt of art. 92 uit het polderreglement zal blijven weggelaten, dan wel of het weder zal herleven. Besluit men daartoe, dan zalmen 3

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 5