MIDDELBURGSCHE COURANT. F 31. Woensdag 1873. Februari. ■Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2cn Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco i§ 3.SO. BIJ DEZE COURANT BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Middelburg 4 Februari Ter openbare terechtzitting voor burgerlijke zaken van het provinciaal gerechtshof in Zeeland heelt de heer nar. A. J. van Deinse, advocaat alhier, heden de bij de wet voorgeschreven eeden afgelegd als rechter- plaatsvervauger in de arrondissements-rechtbank alhier. In de gisteren gehouden zitting van den gemeenteraad van Kapelle is tot secretaris en ontvanger dier gemeente "benoemd de heer J. J. C. van der Bilt, aldaar. Ten einde de reizigers op den laatsten trein uit en naar België, bij hun oponthoud te Roosendaal, in de gelegenheid te stellen om, zoo noodig, nog van de telegraaf gebruik te maken, is de diensttijd van het telegraafkantoor der Maatschappij van den Belgischen grooten centraalspoorweg op het station aldaar, zoowel op zon- als werkdagenverlengd tot 9 uren namiddags. {Staats-cour.) De oppositie tegen het census-wetje vermindert van de zijde der liberalen nog geenszins; naarmate de tijd nadert waarop het tot een beslissing zal moeten komen, wordt de strijd zelfs levendiger. Een krachtig strijder "blijft voortdurend het Handelsblad, waarin V. thans opnieuw onder de „Vragen van aen dag" de census- quaestie behandelt. Hij erkent al dadelijk, dat hoe meer men de regeeringsvoortlracht tot herziening van de censustabel bestudeert, boe meer tmen zich ver wondert, dat zeven verstandige mannen, na al het geen over de census-quaestie in den laatsten tijd gezegd en geschreven was, met zulk een ondoordacht plan te voorschijn zijn gekomen. Een voorstel, zoo gewichtig als dat tot census-herziening, moet niet gedaan worden dan na een oordeelkundig en grondig* onder zoek. Zoodanig onderzoek zal wel altijd onvolkomen zijn; wiskundige zekerheid is in eene zaak als deze niet te krijgen en men zal toch soms den knoop moeten doorhakken; maar het is toch zeer mogelijk verschil lende gegevens te verzamelendie tot een vrij juist oordeel over de maatschappelijke positie, de mate van ontwikkeling en onafhankelijkheid (vooral in de lagere klassen der bevolking) kunnen leidenmen kan vooral gemakkelijk weten hoever men met census-verlaging niet moet gaan. Als men b. v. uit de gegevens door Thorbecke bij de kamer ingezonden, tot de conclusie komt, dat van de belastingschuldigen te Rotterdam die f 25 moeten betalen 25 a 30 percent niet in staat zijn te betalen, dan mag bij ons grondwettig kiesstelsel te Rotterdam de census vcor kiezers van den gemeen teraad niet tot f 25 afdalen, zooals de regeering wil. V. betwijfelt of sommigen, die van meening zijn, dat al die onderzoekingen en nasporingen niet veel to betcc- kenen hebben en dat men, waar bet census-herziening geldt, niet anders kan doen dan een greep in den wilde, de zaak wel goed van alle zijden hebben bezien, en hij wordt in zijn twijfel bevestigd, door hetgeen profes sor Buys in het Januari-noinmer van de Gids zeide, als hij beweert, dat Thorbecke alles wat met betrekking tot den census logisch en stelselmatig onderzocht kon worden, eer men tot eene herziening komt, onderzocht heeft en dan uitroept: „hoe arm aan resultaten blijft ten slotte ook zijn jongste arbeidThorbecke zelf echter zeide: „do ondergeteekendo heeft de eer do tweede kamer met de uitkomsten bekend te maken, welke de instructie omtrent den census tot dusver opleverde." Er waren dus nadere opgaven te wachten en zij waren ook zeer noodig, want de oppervlakkige inzage zelfs der ingezonden stukken is voldoende om te doen ziop, dat men slechts met het begin eener viquête te doen heeft. Op het logische en stelselmatige van die enquête is daarenboven zeer veel af te dingen. Thorbecke gaf zes statenalleen de zesde (F) is de eenige van werkelijk gewicht. Daarin tóndt~*~nïen opgaven omtrent den maatschappelijken toestand der ingezetenen in 16 groote gemeentCD. De ingezetenen zijn daarbij verdeeld in vier categoriënal naarmate zij in de directe belastingen voor eene som van [1520, f 2025, f 2530 of f 8040 zijn aangeslagen. Voor elke categorie wordt opgegeven het getal personen zon der beroep, het getal personen, die grondbelasting beta len en het cijfer der oninbare posten. Doch die staat is, als alle andere, met weinig zorg opgemaakt. Het cijfer der oninbare posten bijv. ontbreekt in verschillende ko lommen. Bij de grondbelasting is niet aangegeven of zij al dan niet bezwaard is. De directe belastingen zijn niet zooals toch tot het vellen van een grondig onderzoek noodig is, gesplitst. Eindelijk en hieruit vooral blijkt met hoe weinig oordeel bij het ingestelde onderzoek te werk is gegaan de grenzen der 4 categoriën zijn geheel willekeurig gekozenzoodat niemand begrijpen kan waar de minister eigenlijk heen wilde. In de toelichting svordt gezegd, dat het hem te doen was om waardeering van het gehalte der kiezers voor den gemeenteraad. Waarom dan niet tot f 10 afge daald? En waarom dan tot f 30 en f 40 geklommen voor plaatsen, die, als met de meeste van de 16 ge meenten het geval is, nu reeds, dien census ofeenlage- ren hebben? Beoogde men algemeene verlaging, het onderzoek had, voor alle daartoe in aanmerking komende gemeenteutot f 10 moeten worden voortgezet. Beoogde uien slechts verlaging van den census in de 40 of 50 gemeenten met hoogeren census (namelijk methoogeren census dan de normaal-census van hun district), dan kwam slechts de vraag in aanmerking, in hoeverre die gemeenten tot den normaal-census konden naderen? Het onderzoek moet dan bij dien normaal-census aan vangen. Het onderzoek van Thorbecke is dus verre van logisch en stelselmatig; op die wijze komt men er nooit, maar oordeelkundige circulaires, waarbij duidelijk is aangegeven waarheen het gouvernement eigenlijk wil, kunnen tot oordeelkundige tabellen leidendie wel degelijk een basis van beoordeeling kunnen opleveren. In de oude censustabel, die 22 jaren vrij goed gewerkt heeft, heeft men een punt van uitgang en van vergelij king waardoor het niet moeilijk kan vallen voor elke bepaalde plaats de vraag te beantwoorden: hoeveel de census hier moet dalen om een gelijksoortig kiezers personeel te verkrijgen als daar reeds wordt aange troffen. Gaat men met de regeering en den heer Buys van de stelling uit, dat bij census-herziening geen ruimte is voor onderzoek en berekening, dan kan er by een voordracht daartoe ook geen sprake zijn van eenig be ginsel of eenige op goedo gronden gevestigde overtui ging; de regeering behoeft dan geen rekenschap te geven van haar voordracht; een lastig en tijdroovend onderzoek kan ter zijde worden gesteld; de cijfers kun nen als bij intuïtie in de nieuwe tabel worden ge plaatst, en mocht de vertegenwoordiging daarmede geen vrede hebbendan kan men haar zoolang nieuwe cij fers aanbieden totdat men eindelijk tot de tabel is ge komen die genade vindt in hare oogen. Ouder zoodanig systeem van loven en bieden leidt de waardigheid van een gouvernement wel een weinig, doch het eenmaal aangenomen hebbende had het minis terie bij de toepassing met meer beleid te werk kunnen gaan. Het ministerie kon weten of behoorde vóórdat zij haar' ontwerp indiende te wetendat vele leden der tweede kamer en ook de liberale partij tegen een ingrij pende census-herziening gestemd waren. Gebood dan niet de meest gewone voorzichtigheid zich te bepalen tot een voorstel van beperkte strekking en lag het niet voor de hand om eene verlaging van den census voor te dragen „hetzij voor de 16 groote gemeenten door Thorbecke aangeduid, hetzij voor de 40 of 50 gemeenten met verhoogden census? Vaneen voorstel tot algemeene verlaging te komen tot een voorstel van meer beperkte strekking, kon toch niet anders dan eene moeilijke manoeuvre heeten, maar gemakkelijker zou het altijd wezen van een beperkt tot een ruimer voorstel over te gaan. Bleek nu uit bet verslag der tweede kamer, dat deze een greoter stap wenschelyk achtte, welnu, niets belette een grooter stap te doen. Men kon den census algemeen verlagen met 25 pet., of met 30 pet., of met 50 pet., al naar de wind scheen te waaien. Immers, bij bet aangenomen systeem was met de zaak geen be ginsel gemoeiden de eenige vraagwaarop het aankwam werd daardoor deze: hoe groot wenscht de vertegen woordiging, dat de „sprong" genomen zal worden?" Als met blindheid geslagen handelde het ministerie juist omgekeerd als voorzichtig zou zijn geweest. In plaats van een kleinen stap te doen, droeg het dadelijk een algemeene census-verlaging voor en tweede onvoorzichtigheid dien gevaarlijken maatregel, waar van het welslagen in elk geval onzeker is, bracht het zoodanig op den voorgrond, dat het bestaan van het ministerie daaraan als het ware verbonden werd. En wat nog vreemder is, de regeering, die van geen on derzoek wil weten, bracht tegelijkertijd hulde aan het tegenovergesteld beginsel, door zich ten onrechte wel is waar op de resultaten van Thorbecke's onder zoek te beroepen. De natuur ging boven de leer. Het regeeringsvcorstel zooals het daar ligt, is door de publieke opinie reeds gedood. De vraag'is maar of het ministerie, dat niet sterk is, hel verongelukken van dit ontwerp zal kunnen overleven. Is de misgreep, die hier gedaan isniet een dier misgrependie geen gouvernement ongestraft kan begaan? V. wenscht met den heer Buys niets liever dan dat dit ontwerp eenige vruchten voor het Staatsblad zal opleveren. Alleen van grondwetsherziening is verbetering van de ver keerde grondslagen van ons kiesstelsel te wachten; daartoe is echter de tijd nog niet gekomen; intussehen kan de census-tabel verbeterd worden, doch hoe daartoe te geraken? Kan de regeering nu weder een sprong terug doen Hoever moet zij dan terugspringen En hoe als zij eens tot een derden sprong verplicht ware? Een ministerie dat groote innerlijke kracht bezit en ze ker is van de ondersteuning van zijne party in het par lement kan zulke sprongen doen, maar het tegenwoordig kabinet mist dien steun; het wordt blijkbaar slechts ge duld; het is niet geliefd. Zulk een kabinet kan wel zulke sprongen doen, maar het overleeft zeniet. Als raiddel tot levensverlenging kan het gouverne ment thans nog wel een administratief onderzoek in stellen, maar het feit zelf, dat het daartoe wordt geïm poneerd is een politieke nederlaag, en wat zal dan de toestand zijn over onige maanden, als het onderzoek is afgeloopen, waaruit waarschijnlijk zonneklaar zal blijken, dat het repeeringsvoorstel een onmogelijk voor stel is? Welke zal dan de positie van het ministerie zijn? Hoe men de zaak ook wende of keere V. ziet voor het ministerie geen uitweg, maar hoopt toch, dat het lang genoeg zal leven om eeu onderzoek als door Thorbecke was aangevangen, voort te zetten en de resultaten daarvan tepubliceeren. BENOEMINGEN EN BESLUITEN. posterijen. Benoemd tot commies der posterijen 2° klasse: C. A. Nicukerk, J. H. A. K. van Weezei, W. II. Moll ea II. H. Oostingthans commiezen der posterijen 3° klasse. ONDERWIJS. Uit Tilburg wordt gemeld, dat tengevolge van be staande oneenigheid tusscben het personeel der leeraren aan de rijks hoogere burgerschool Willem II aldaar, niet alleen éen of meer dier leeraren, maar ook de direc teur dier school hun eervol uitslag uit die betrekking hebben gevraagd. KERKNIEUWS. Het kiescollege der Nederduitsche hervormde ge meente te Nieuw- en St. Joosland heeft uit een zestal predikanten bestaande uit de heeren Locher, te Zevenhoven; Gobius du Sart, fe Nijkerk; Kuntzli te Elberfeld; Petri, te Wemeldinge; van Dis, te Hoornaar eu Adama van Scheltema, te Puimen de drieeerst- genoemden op het drie'tal geplaatst en daaruit den heer Locher beroepen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1