MIDDELBURGSCHE COURANT. F 29. Maandag 1873. 3 Februari. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m.s franco is f' 3.50. Middelburg 1 Februari. NOG- GEEN DERTIGDUIZEND. Het vreemdsoortigste argument dat men dsn tegen standers van het census-wetje tegemoet voert is zeker wel dit: „welk bezwaar kan men dan toch in gemoede hebben tegen een maatregeldie het personeel der kie zers met nog geen dertigduizend vermeerdert? deze maatregel kan dan toch zulke ernstige gevolgen niet hebben". Over cijfers is het moeilijk te twisten; wat den een genoeg of te veel voorkomt, vindt een ander misschien op verre na niet voldoende. Wat ons betreft wij achten ''^datfeWvan „nog geen dertigduizend" groot genoegd Wahh'eér men het tegenwoordige cijfer der kiezers,'; 105,452, verhoogt tot 134,337, gelijk het census-wetje va^den heer Geertsema beoogt, dan is het volkomen waar dat men „nog geen dertigduizend" inderdaad 28,885 nieuwe kiezers maaktmaar men verhoogt daar door het getal der kiezers met 27£ pereent en zelfs zij die 30,000 op zich zelf een bagatel noemen zullen 27£ percent hoog kunnen vinden. Het cijfer doet hier echter niets af, het is geen oogenblik een element geweest van onze oppositie tegen het wetje. Wanneer de heer Geertsema had voorgesteld om het kiezerspersoneel te verbeteren door toevoeging van geschikte en ontwikkelde kiezers, dan zouden wij niet naar de cijfers gevraagd hebben om het voorstel te heoordeelen. Wanneer het kiezerspersoneel door dien maatregel verdubbeld werd zouden wij er evenmin tegen opzien als wij het wetsontwerp bestrijden zouden dat langs dien weg niet meer dau een paar duizend nieuwe kiezers maakte mits namelijk de minister ons bewees dat de tegenwoordige wetgeving hem niet in staat stelde meer geschikte kiezers te bereiken. De geschiktheid der nieuwe kiezers is 't waar alles op neerkomt. Cen- sus-quaestiën kunnen niet beslist worden door holle woorden over een vierden stand, evenmin als ze gemoti veerd kunnen worden door ontevredenheid over eene bestaande vertegenwoordiging en de hoop om door wijziging van het kiesstelsel andere kamers te verkrij gen. Alleen de vraag of door de voorgestelde wijziging het gehalte der kiezers door toevoeging van goede elementen zal verbeterd worden is geoorloofd, en juist in het beantwoorden van deze vraag schiet het census- wetje van den heer Geertsema tekort. Hadde men zich vergenoegd met den census in de stedeu te verla gen, dan zouden wij de partij van het wetsontwerp genomen en het even warm verdedigd hebben als wij het nu moeten bestrijden, want in de steden is de cen sus veel te hoog iu vergelijking met het platteland waar hij, zoo al niet tot het wettelijke dan toch stellig tot het redelijke minimum gedaald is. Wij verzetten ons daarom alleen tegen dat gedeelte van het wetsontwerp dat den census generaliseert tot het grondwettig minimum geenszins tegen de verlaging in de stedeD. De mannen van het cijfer-argument hebben dus eigenlijk nog een veel sterker argument tegen ons. Stel dat door de census-verlaging in de steden 18,000 nieuwe kiezer3 op de lijsten komen, dan geldt ons bezwaar alleen de 10,000 die er overblijven; zij die het tont de bruit pour uneome- lette naar aanleiding van de „nog geen dertigduizend" uitroepen, kunnen dus met nog meer verachting neder- zien op eene oppositie die zich ten slotte tot een 10,000 nieuwe kiezers bepaalt. Maar wat is 't geval? Men is het algemeen daarom trent eens, dat er tegenwoordig vooral, zoo al uiet uitsluitend, in de steden personen achter de kiezers staan die op grond van hunnen graad van ontwikke ling en maatschappelijk standpunt het kiesrecht be hoorden te bezitten; een verstandig wetgever behoort alle door de grondwet toegelaten middelen aan te wen den om aan dien toestand een einde te maken. Maar aan dien toestand maakt men geen einde door tegelijk met die geschikten een zeer groot getal ongesehikten kiesbevoegd te maken. Langs dezen weg baat men de geschikte nieuwe kiezers al zeer weinig, omdat men, hun naar den vorm het kiesrecht verleenende, hun het wezen der zaak, den invloed dien het kiesrecht geeft, onthoudt. Wat baat het den nieuwen kiezers in de steden zoo zij op zekere dagen van het jaar een wit, blauw, groen ot geel briefje met een of meer namen er op in een blikken bns mogen steken, wanneer er tegelijkertijd aan een schub van min geschikte kiezers ten platten lande hetzelfde recht verleend wordtzoo dat de ontwikkelden al dadelijk worden overstemd? Eu dit is juist de fout van het census-wetje, de fout in het wezen, oneindig grooter dan het gemis van toe lichting, dat alleen den vorm raakt. Wij weten zeer wel dat men bij de inrichting van een kiesstelsel de zaak niet, zooals men zegt, met een schaartje knippen kan; wij meenen evenals Thorbecke, dat men geen geschikte kiezers mag buitensluiten uit vrees of met -d'e'Wdte^sp^^ dat men, hen binnenlatende, eenige min rjgéschikten,'Ttegelijk binnen brengt. Hier echter geldt \het niej; ^è^hige" min geschikten tegenover „vele" ge- schikten, -rfiaar juist het tegendeel. Van het door de'ondervinding bevestigde standpunt uitgaande dat eene uitbreiding van het kiesrecht ten platten lande op eene zeer weinig ontwikkelde laag der bevolking werken zal, hebben wij niet het minste be zwaar tegen censusverlaging in die steden welke hetzij alleenzooals Amsterdam, hetzij met enkele plattelands gemeenten verbonden, zooals Rotterdam en den Haag, een kiesdistrict vormen. Maar voor een aantal gemengde districten zou het wetsontwerp van den heer Geertsema eene zeer verkeerde werking hebben. Wij bedoelen bij voorbeeld de districten Middelburg, LeidenAlkmaar, Hoorn Gouda, om van andere niet te spreken. Het kiesdistrict Middelburg telt thans (volgens de bij het wetsontwerp overgelegde staten) 2806 kiezers; 736 in de steden (Middelburgen Vlissingen), 2070ten platten lande. Dit getal wordt door het wetsontwerp verhoogd tot 4210, waarvan 1147 in de genoemde ste den en 3063 ten platten lande. De stedelijke kiezers worden dus vermeerderd met 411, die ten platten lande met 993. Stel nu dat de voorgestelde verlaging voor Middelburg en Vlissingen (van f GO en ƒ40 op f 32 en f 24) zonder gevaar van te ver af te dalen kan geschie den, stel dat die 411 nieuwe stedelijke kiezers allen geschikte kiezers met de noodige ontwikkeling zullen zijnwat zal hunne opneming onder het kiezersperso neel hun zeiven of het land baten, nu men tegelijk een tweemaal grooter getal nieuwe kiezers ten platten lande maakt, waar het bekend is dat de tegenwoordige census de grenzen der geschiktheid reeds bereikt, zoo niet overschreden hoeft? Evenzoo is het in Leiden. Het wetsontwerp vindt daar in de stad 1043, ten platten lande 1749 kiezers; het verhoogt die cijfers in de stad met 340, ten platten lande met 665. Ook hier dus de geschikten door do minder geschikten overstemd. In Gouda zouden volgens het wetsontwerp de stede lijke kiezers met 297 (van 430 tot 727) verhoogd wor den; de kiezers ten platten lande daarentegen met 810 (van 2936 tot 3726). Wat baat het die 297 of zij al medestemmen, en welke vruchten kan hunne opneming onder het kiezersvolk den lande ieveren tegenover de overmacht, welke daar aan de minder geschikten ge geven wordt? Nog veel erger ziet het er in de gemengde districten van Noord-Holland uit. Alkmaar telt 3266 kiezers, waarvan 499 in de stad, 2767 ten platten lande; Hoorn 3665waarvan 380 in de stad3285 ten platten lande. Nu vermeerdert het wetsontwerp de stedelijke kie zers te Alkmaar met 184 en te Hoorn met 129, maar tegelijk de kiezers ten platten lande in het district Alk maar met 1102 en in 't district Hoorn met 1310! En nu zegge men nog dat de verhouding der census-rege- ling niet willekeurig verstoord wordt! Wij behoeven geen verdere voorbeelden aan te halenuit hst aange voerde blijkt dat wij geen strijd over de cijfers vreezen. Te Rotterdam is eene adresbeweging ten gunste van het census-wetje in het leven getreden; uitgaande van de 1400 niet-kiezerswelke aan de aanneming hun I kiesrecht zouden te danken hebben. Naar hetgeen er j van dat adres ia uitgelekt te oordeelen, wordt er een voudig de aanneming van het wetsontwerp aan de staten-generaal in verzocht. Wij betreuren dit. Wan neer de adressanten wel te verstaan de aanstaande adressanten, want het adres is nog niet verzonden alleen aan de tweede kamer verzocht hadden in de voor Rotterdam voorgestelde census-verlaging te bewil ligen, dan zouden wij het toegejuicht hebben. Want, zooals we reeds meermalen opgemerkt hebben, verla ging van den census in de meeste steden is in onze oogen onvermijdelijk; dat te verzuimea isfeenefout; maar veel grooter fout is het verder te gaan en in den wilde door het geheele land heen den census te verla gen hier met 50daar met 40ginds met 30elders met 20 percent. En uit dezen hoofde hopen wij dat, zoo de heer Geertsema in het verwachte verslag over het wetsontwerp geen aanleiding vindt om het terug te nemen en om te werken er in de tweede kamer eene poging zal worden aangewend om het door amendeeren aannemelijk te maken en te beperken tot eenvoudige herziening der in art. 1 der kieswet vermelde tabel. In een eergisteren gehouden vergadering der kamer van koophandel en fabrieken te Dordrecht is besloten, op het door den minister van binnenlandsche zaken gevraagd advies, omtrent eene opheffing der uitsluiting van consuls van vreemde mogendheden van het lid maatschap der kamers van koophandel, te berichten, dat de kamer de instandhouding dier uitsluiting wen- schelijk, en althans hare opheffing niet noodzakelijk acht. Uit Twenthe wordt aan de Nieuwe Rotterdamsche courant gemeld „Het is bekend dat het Duitsohe geld sedert een lange reeks van jaren hier burgerrecht ver kregen heeft. Sedert 40 jaren is hier geen Hollandseh geld in omloop en wordt het alleen voor het betalen van belastingen en spoorvrachten gebruikt. „Evenals te Goor, hebben sedert eenige maanden de fabrikanten te Oldenzaal den goeden maatregel geno men om hunne arbeiders in Nederlandsche specie te betalen en is dit voorbeeld onlangs gevolgd door eeni ge der voornaamste ingezetenen van Oldenzaal voor de betaling der huishoudelijke benoodigdheden. „Men hoopt dat fabrikanten en andere ingezetenen van de overige plaatsen in Twenthe dit voorbeeld zullen vol gen, opdat eerlang bet Duitsche geld in Twenthe geheel in ongenade zal zijn gevallen. BENOEMINGEN EN BESLUITEN. ridderorden. Vergunning verleend aan mr. W. F. H. von WeckherlinZr. M8. minister-resident in Japan, tot het aannemen der versierselen van grootofficier van do orde der Italiaansche kroon, hem door zijne majesteit den koning van Italië geschonken. posterijen. Benoemd tot commies der posterijen 3C klasse W. F. Harmsen en D. P. M. Muller, thans surnumerairs der posterijen. belastingen. Benoemd tot ontvanger der in- en uitgaande rechten en accijnsen en van den waarborg eu belasting op de gouden en zilveren werken te 's Gravenhage, J. Plugge, thans ontvanger der directe belastingen in- en uitgaande rechten en accijnsen te Zutfen. leger. Benoemd bij het wapen der cavalerie: bij het 2° regiment huzaren, tot len luitenant (naar ouder dom van rang), de 2" luitenant II. W. Weylandt, van het korps; bij het 3e regiment huzaren, tot ritmeester 3C klasse (naar ouderdom van rang), do le luitenant H. J. P. Schrassert Bert, van het 4° regiment huzaren bij het 4® regiment huzaren, tot majoor, de ritmeester G. Holtius, van het 3e regiment. ONDERWIJS. De Staats-courant van heden bevat het aan den mi nister van binnenlandsche zaken uitgebracht verslag der commissie belast met het afnemen van het examen B, volgens artt. 6165 der wet van 2 Mei 1863 (Staats-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1