het beginsel alléén de bezwaren tegen het reglement kan doen vervallen. Mocht dit gevoelen bij de staten geen weerklank vinden dan wenscht het hoofdbestuur tenminste dat worde voldaan aan zijn wensch in zijn vroeger adres aan de provinciale staten te dezer zake uitgesproken: dat door het opnemen van enkele opgenoemde wijzigingen het reglement althans eenigszins dragelijk mocht wor den gemaakt, aan welk verlangen door het reglement, zooals het thans gewijzigd werd, in geen enkel opzicht wordt voldaan. De bedoeling van het reglement schijntvoor zooveel uit de openbare behandeling van het onderwerp is op te maken, voornamelijk te zijn: bescherming der grint wegen tegen de schadelijke invloeden van het vervoer van suikerpenen en dergelyke op zwaar beladen wagens in het vochtige jaargetij. De kei- en klinkerwegen ver wekken vooralsnog geene groote bezorgdheidhet ver voer met gewone velgen breedte benadeelt die niet; breede velgen slechts zullen nadeel toebrengen, welk bezwaar kan dan toch tegen de uitzondering der klinker- gelijk der keiwegen, met grond worden aangevoerd? Het gewijzigd reglement wil het gebruik van smalle velgen vrijlaten gedurende de zomermaandenvan 15 April tot 15 September; de memorie van toelichting zegt: „dat daardoor wordt gevolg gegeven aan den wensch om dat gebruik vrij te laten voor het vervoer van oogstvoort- brengselen van het land naar de schuur en voor het ver voer van mest naar het land." Het hoofdbestuur vermeent aan de staten wel niet te behoeven te herinneren dat, in den regel, nü 15 September nog zeer belangrijke vruchten moeten worden binnengehaald; dat juist na half Septem ber bij de trapsgewijze inkrimping van het braakstelsel, veelvuldig vervoer van mest geschieden moet. Maar hoe kan zulk eene wyziging, als door gedeputeerde staten wordt voorgesteld, dan gezegd worden te beantwoorden aan den uitgesproken wensch Buitendiensuiker- beeten en meekrapwortels worden nimmer van het land naar de schuur, steeds naar elders vervoerddeze oogst- voortbrengselen zijn dus niet begrepen onder de vruch ten waarvoor door het hoofdbestuur vrijstelling werd gevraagd, en de mest? Welk landbouwer zou dien vervoeren bij natte weersgesteldheid als wanneer het berijden zijn bouwland ruim zooveel als de wegen schaden zou? Het hoofdbestuur hecht aan het toestaan der laatste wijziging: vrij gebruik der gewone velgen voor den vervoer van oogstvoortbrengselen van het land naar de schuur en van mest naar het land, zonder beperking van tijd, zóóveel gewicht,dat het, deze verkrijgende, ove rigens berusten zou in de voorgestelde wijziging van den termijn waarop de bepaling der velgen-breedte buiten werking zou worden gesteld. Eindelijk meent'het hoofdbestuur als zijn gevoelen te moeten •uitspreken dat, indien onverhoopt en tegen zijne verwachting, het gewijzigd reglement door de staten mocht worden aangenomen en door den koning bekrachtigd, en den landbouwers de zoo zeer gevreesde last aldus mocht worden opgelegd, de verandering dei- velgen vóór den 15en September 1875 niet kan zijn afge- loopen en die bepaling van het voorgestelde reglement voor geene volkomen uitvoering vatbaar is. b. Van J. C. Cornelis en 16 anderen, allen korenmo lenaars in het 4e administratief district der provincie Zeeland, of de judicieele kantons Sluis en Oostburg. De grieven van adressanten tegen het reglement be staan in de bepaling om met de velgen, voorgeschreven in art. 3 van het reglement, de klei- en zandwegen te berijden. Die bepaling zou voor hen groote bezwaren opleverendaar zij evenals de landbouwers met gela den wagens en karren, en dan slechts met éen paard be spannen, verplicht zijn de aarden wegen te berijden, terwijl de door gedeputeerde staten voorgestelde wijzi ging, dat van 15 April tot 15 September het verbod om met andere dan de voorgeschreven velgen de kunstwe gen te berijden, niet van toepassing zal zijn hen geen de minste verlichting aanbrengt, daar zij toch in de wintermaanden, wanneer de kleiwegen in den meest ongunstigen toestand verkeeren de breede velgen zou den moeten gebruiken, waarmede zij volgens hunne verklaringdie wegen onmogelijk kunnen bezoeken. In de door gedeputeerde staten voorgestelde wijziging vau het reglement is onder de vrijstellingen bij art. 7 opgenomen o. a.: „melk-, groente- en driewielskarren." Adressanten meenen dat minstens met deze laatste hunne karren of wagentjes zijn gelijkte stellen, daar veelal zelfs de driewielskarren met twee paarden wor den bespannen en er dus grootere vrachten op worden vervoerd dan op hunne voertuigendie slechts door éen. paard worden getrokken. Zij verzoeken daarom drin gend de korenmolenaars van de gestelde bepalingen, omtrent de breede velgen geheel vry te stellen en de door ben gebruikte karren of wagens op te nemen onder de uitzonderingen, vermeld bij hot voorgestelde nieuwe art. 7onder afdeeling a. c Van W. Snoep en 35 anderen, landbouwers en vrachtrijders te Colijnsplaat. Adressanten geven te kennen zich met de bepalingen omtrent de verbreeding der wiel vellingen zeer be zwaard te achten, zoowel om de moeilijkheden bij het gebruik in kleiland en kleiwegen, en ook in het af- en aansteken van zoodanige wielen bij het smouten enz., als wegens de groote onkosten. Zij zijn van oordeel, dat de mecning dat door de voorgestelde wijzigingenermin- der wagens zouden worden vereischt, in de practijk zal bevonden worden geenszins gegrond te wezen, daar de landbouwer ook tusschen half September en half April zijne wagens niet kan missenen ze dus allen aan de kuur zou moeten onderwerpen, om niet op een of anderen dag beboet te worden. Zij verklaren daarom geheel in te stemmen met de bezwaren door de Maatschappij van landbouw en honderden andere landbouwers bij de sta ten ingebracht en verzoeken dat de provinciale staten de bedoelde verordening niet zal vaststellen. d Van P. Meulblok en 18 anderenallen landbouwers en vrachtrijders te Cats, van bijna geheel gelijken in houd als dat van W. Snoep c. s. en met verzoek dat de staten de belaDgen van de adressanten zoowel als die der landbouwers van Zeeland in 't algemeen, niet uit het oog zullen verliezen. e Van J. van Leeuwen en 35 anderengrondeigenaars, landbouwers en vrachtrijders in de gemeenten Colijns plaat en Cats, de polders Oud- en Nieuw-Noord-Beveland, Leendert Abraham en Cats, waarin zij o. a. te kennen geven, dat naar hunne meening blijkens den inhoud der redactie van artt. 2 en 3 van het nieuwe reglement aan art. 3 een verkeerd denkbeeld ten grondslag ligt. Ten gevolge van het geconcedeerde zal niet éen, zooals de meening schijnt, maar alle wagens (zullen zij van de bepaling genieten tusschen 15 April en 15 September smalle vellingen te gebruiken) van twee stel wielen moeten voorzien worden, doordien alle voertuigen het geheele jaar door in dienst zijn, daar het in vele geval len in het belang van den oogst, van het personeel dat in dienst wordt gehoudenen van de uitgaven noodig is te rijden met loopende wagens (drie span). Indien de wijziging van het artikel dus ten doel heeft vermindering der kosten uit de verspanning der velgen voortvloeiende, dan mist het zijn doel; want, hoe be zwarend die uitgave zijn mogehet is niet dat bezwaar

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 6