Bijvoegsel van de Hiddelburgsclie courant van Vrijdag 31 Januari 1873. PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND. Avcmdzitting van Dinsdag 28 Januari. Mededeelingen ingekomen stukken; splitsing der vergadering in afdce- Iingen. Tegenwoordig de commissaris des koninga, voorzitter, 27 leden en de griffier. Afwezig met kennisgeving de heeren: Brevet, de Jonge, Hoogenboom, Pierssens, Moolenburghvan der Have, Blaaubeen en Wagtho;en zonder kennisgeving de heeren: Dronkers, J. P. Kakebeeke, Mazure, Pompe van Meerdervoort, Vis, van der Vliet en van Waesberghe. De voorzitter opent deze buitengewone vergade ring in naam des konings. De griffier doet voorlezing van het koninklijk besluit van den 13en dezer, n° 1G, waarbij machtiging is ver leend tot het honden dezer buitengewone vergadering ter behandeling van de volgende zaken 1» van de vaststelling van een bijzoader reglement voor het bestuur en beheer der waterkeering van den cala- mitenzen polder Nieuw Neuzen 2° van eene wijziging van het den Hen November 1871 door de staten vastgesteld reglement op het gebruik en de instandhouding der kunstwegen en 3° van de bedenkingen gerezen tegen het den 8cn No vember 1872 vastgesteld algemeen reglement voor de polders of waterschappen. Deze mededeeling wordt voor kennisgeving aange nomen. Voorts deelt de voorzitffer mede, dat bericht van verhindering tot het bijwonen dezer vergadering is in gekomen van de heeren Brevet, de Jonge, Hoogenboom en Pierssens, alsmede van de heeren Moolenburgh, van der Have, Blaaubeen en Wagtho, voor zooveel de zitting van heden betreft. Vervolgens wordt gelezen en voor kennisgeving aan genomen het koninklijk besluit van den 16en Decem ber jl. no 27, waarbij is goedgekeurd het besluit der staten van den November jl. n" 4, tot calamiteus- verklaring van den polder Nieuw Neuzen. Het ontwerp-bijzonder reglement voor het bestuur en beheer der waterkeering van den calamiteuzen polder Nieuw Neuzen wordt naar de afdeelingen verzonden, evenzeer als eene ingekomen nota van het door de pol derbesturen en de vergadering van ingelanden medege deelde omtrent voornoemd ontwerp-bijzonder regiement. Evenzeer wordt naar de alileelingen verzonden het voorstel van gedeputeerde staten tot wijziging van het den llcn November 1871 door de staten vastgesteld re glement op het gebruik en de instandhouding der kunst wegen, benevens de volgende ingekomen en gedrukt aan de leden toegezonden adressen a Van het hoofdbestuur der Maatschappij tot bevor dering van landbouw en veeteelt in Zeeland. Hoewel het hoofdbestuur erkentelijk is voordebelang stelling zoowel van de provinciale staten als van gede puteerde staten ondervonden tot voorkoming van wat den landbouw zou bezwaren, verklaart het toch niet te mogen berusten in de uitspraak van het gedeputeerd college, dat het belang der provincie, die in het onder houd van zooveel kunstwegen voorziet en den aanleg van zooveel andere hielp behartigen, de intrekking van het reglement niet toelaat. Het veroorlooft zich allereerst, te herinnerendat de Provinciale staten; Buitengewone vergadering 1873. kosten van aanleg en onderhoud dier wegen voor een aanzienlijk deel zijn en worden gevonden uit de opcen ten op grond- en personeele belasting, die zeker in niet mindere mate dan door de overige ingezetenen, door de landbouwers worden opgebracht. Zou het nu billijk zijn vraagt het hoofdbestuur ter bescherming dier wegenwaarvan allen de voorrechten genietenuitslui tend aan éen deel der bevolking een last op te leggen, een door officieele personen geconstateerden last, van niet minder dan een millioen galden, die daarenboven nog de vrije uitoefening van hun bedrijf belemmert en in vele gevallen, door het verplicht bezigen van on bruikbare voertuigen, onmogelijk maken zal? Maar er is meer: Aan plichtverzuim zou het hoofdbe stuur zich schuldig rekenen zoo het nalatig bleef te be proeven de provinciale staten te overtuigen dat: 1" Dit reglement, in plaats van de kunstwegen te be schermen het tegendeel zal tengevolge hebben. 2° Door de door heeren gedeputeerde staten voorge stelde wijzigingen in geen enkel opzicht zullen worden weggenomen noch de nadeelen noch de belemmeringen waarmede de Zeeuwsche landbouw in dezen wordt be dreigd. Wat het eerste betreft, zijn tastbare bewijzen bij te brengen dat bepaling der velgenbreedte, zonder den last in aanmerking te nemenin plaats van de kunst wegen te beschermen, veeleer oorzaak zal zijn dat onderscheidene grint- ja zelfs kei- en klinkerwegen, thans nog in goeden staatgeheel zullen worden ver nield. In het laatstverloopen najaar bijv. zijn op onder scheidene plaatsen in deze provincie de suikerpenen vervoerd met gewone wagens van het land tot op den weg en aldaar overgeladen op gereed staande wagen3 met velgenvolkomen voldoende aan de breedte-bepa ling van het reglementmaar zóo groot, dat vijf tot zes gewone voeren er op konden worden overgebracht. Deze handelwijze zal, zonder twijfel, meer en meer worden nagevolgd. Een voornaam bezwaar toch tegen de nog sterkere uitbreiding der suikerbeetwortel-cultuur ligt in de groote kosten van vervoer,* wordt de landbouwer gedwongen zich brcede velgen aan te schaffen en mag hij laden zooveel hij wil, dan voorziet hij zich natuur lijk, ter besparing van tolgeld en tijd, van wagens waarop hij zooveel mogelijk 'in eens kan laden, van wagens die zoo sterk kunnen worden gebouwd dat de last, dit najaar reeds tot 5000 a 5500 kilogrammen opgevoerdals het ware onbeperkt kan worden uitge breid. Dit gewicht reeds, bovendien vermeerderd met de 2000 a 2300 kilo's die deze wagens zei ven, onbeladen, wegen, is voldoende, het kan niet worden ontkend, om de best aangelegde en onderhouden wegen te bederven tot in den grond. Bij de behandeling door de provinciale staten van het oorspronkelijk reglement, werden tegen de bepaling van het gewicht onderscheidene bezwaren aangevoerd betreffende de kostbaarheid en moeielijkheid der uit voering. Toch wordt in het reglement gesproken, bij art. 4, van ondeelbare voorwerpen, vermoedelijk zwaar der dan 5000 kilogram in art. 6van vrachten al dan niet zwaarder dan 650 kilogram enin art. 7van voer tuigen met geene zwaardere goederenvracht beladen dan 200 kilogram. Indien genoemde bezwaren tegen de controle van het gewicht bij hoeveelheden van 200, 650 en 5000 kilogram uit den,weg kunnen worden geruimd, zou zulks dan voor andere daartusschen liggende hoe veelheden niet evenzeer kunnen geschieden, en zou dan de intrekking van het gewijzigde reglement met ver vanging door eene doelmatige gewichtsbepaling niet in het belang beide van de provincie en den landbouw zijn? Het hoofdbestuur vleit zich dat aan de provin ciale staten uit het aangevoerde genoegzaam blijken zal, dat wijziging, niet van enkele bepalingen, maar van 1

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 5