MIDDELBURGSCHE COUR A N T. F 25. Woensdag 1873. 29 Januari. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2(n Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco is f 3.50. Middelburg 28 Januari. GEEN STEMMACHINES! Aan het reeds door ons medegedeelde bericht dat de heer du Marchie van Voorthuysen zich bij zijn vol gende aftreding niet meer voor het lidmaatschap dor tweede kamer zal verkiesbaar stellen knoopt het Utrechtsch dagblad de volgende beschouwingen vast: „De heer van Voorthuysen wenscht thans van 't staat kundig gebied af te treden. Hij weet te goed welke distelen en doornen daar groeienen wij begrijpen, dat bijna zoo laDgen tijd voor zijne medeburgers belang rijke plichten te hebben vervuld, ten laatste zich wil terugtrekken. Maar dewijl de heer van Voorthuysen nog in de volle kracht van 'tleven is, doet ons zijn besluit leed. Wij hebben zijne candidatuiir steeds met warmte en met onverdeelden bijval begroet hij was, in ons oog toch, de ware liberale vertegenwoordiger. En kele- lezers zullen die verklaring misschien misbillijken. De heer van Voorthuysen was echter altijd wars van oogendienst; hij wilde niemand slaafs volgen; hij han delde steeds naar de inspraak van zijn helder verstand, zijn innige overtuiging was zijn leidsvrouwbovenal wilde hij niet behooren tot de nullendie dooi' de cij fers alleen waarde bekomen hij zou nimmer onder de stemmachines worden geteld, wier middelmatigheid door de getrouwheid aan den aanvoerder wordt gedekt. Bekwaam, eerlijk, onafhankelijkvrijzinnig was hij altijd; de ware liberale beginselen was hij toegedaan. Ware onze kamer in de laatste jaren geheel uit zulke mannen saamgesteld geweest, Nederland zou andere tijden hebben beleefddan die wij hebben doorgeworsteld, en er zou vrij wat meer voor 't vaderland zijn gedaan dan tot nu toe geschiedde." De door het geciteerde blad bij verkiezingen en steeds in zijne schaarsche politieke beschouwingen aan genomen houding toont ons dat wij hier niet te doen hebben met gebruikelijke gelegenheidsplichtplegingen tusschen commitenten en afgevaardigde, waarin het voor derden eenigszins onbescheiden zou zijn zich te mengen, maar dat de redactie deze gelegenheid te baat neemt tot het verkondigen der meer gehoorde theorie, dat de partijen verderfelijke verschijnselen zijn in de politiek, en dat volkomen daaraan vreemde volksvertegenwoor digers van talent alles zijn wat 's landsbelang vordert. Men kan tegen deze theorie niet genoeg protesteeren. Al wat het Utrechtsche blad zegt over het persoon lijke -karakter en de talenten van den heer van Voort huysen onderschrijven wij zonder voorbehoud; maar wat de waardeering van zijne houding in de tweede kamer aangaat verschillen wij geheel van dat blad in gevoeleD. Het is in de politieke wereld evenals in het dagelijksche leven een groote deugd „wars te zijn van oogendienst", niemand „slaafs te volgen" en altijd te handelen „naar de inspraak van zijn helder verstand met zijn innige overtuiging tot leidsvrouw"; maar deze deugd maakt nog niet den staatsman. Wanneer hij zijne onafhankelijkheid van karakter en zijne bekwaamheid niet weet in overeenstemming te brengen met de belan gen des lands, wanneer hij de voordeelen van samen werking niet weet in toepassing te brengen, dan kan een staatsburger zich de achting zijner medeburgers en den naam van groote bekwaamheid verzekeren, maar een staatsman zal hij evenmin genoemd worden als men, om zijn persoonlijken moed alleen, de reputatie van krijgskundige verkrijgen zal. Dat het bestaan van partijen noodig is om den goe den gang der constitutioncele staatsinstellingen to ver zekeren is eene waarheid die bijna niet betoogd behoeft te wordeD, zoozeer dringt zij zich aan den denker op. Iloe ware 't mogelijk dat in eene parlementaire verga dering, uit 80 of 100 of eenigo honderden personen samengesteld, iets wezenlijks werd gedaan, éen enkel beslui t genomenindien zich binnen haren boezem geene partijen vormden met een vast programma, met zekere beginselen, welke om zoo te zeggen den toon aan de vergadering gaven en de leden in verschillende legers verdeelden'? Nu meenen sommigen wel dat zoodanig verschil bij elk'o quaestiebij elke wet, bij elke stem ming op zich zeiven beschouwd bestaan mag, maar dat op de individueele vrijheid van den volksvertegenwoordiger geen inbreuk mag worden gemaakt door hem als vooruit ten aanzien van alle voorkomende quaestiën aan eene partij en aan haren aanvoerder te binden, en men spreekt dan van verlaging tot nullen en stemmachines. Maar men vergeet dat die individueele vrijheid, alleen daar onbegrensd waar het parlement een bloot advi- seerend of critiseerond karakter draagt, in eene consti tutie als de onze, waar het parlement optreedt als mede- regeerende kracht, als vertegenwoordigende de zelfre- geering der natie, van nature aan zekere grenzen is gebonden. Wil een mederegeerend parlement tot do uitoefening zijner bevoegdheid in staat zijn en in staat blijvendan behooren er in zijn boezem vaste richtin gen te bestaanniet afhankelijk van een of andere tijdelijke quaestie, hangende wet of onverwachts gere zen incident, maar nedergelegd in vaste programma's van regeeringsbeginselen waai bij zich de leden van het parlement vereenigeu. Alleen waar de parlementaire partijen bestonden en krachtig georganiseerd waren was 'eene gezonde toepassing van het beginsel der parlemen taire regeering mogelijk, getuige Engeland: waai de vaste richtingen en op vaste beginselen gegronde partijenformatie ontbrakenging de kar van staat niet dan met horten en stooten en door allerlei kunstmid delen vooruitzoo ze niet geheel in de modder bleef steken, getuige het Frankrijk van ÏSï-3. Wij behoeven echter om bewijzen op te sporen voor den gunstigen invloed dien de parlementaire partyen op den geregelden gang der wetgeving uitoefenen ons niet te begeven buiten de grenzen van ons landen in onze parlementaire geschiedenis niet ver terug te gaan. De vruchtbaarste jaren onzer wetgeving waren ongetwijfeld de jaren 18501853. De afschaffing der scheepvaartwet ten, de regeling van het kiesstelsel, de organisatie van de gemeente- en provinciale besturen, om van andere maat regelen te zwijgen, vielen in dat drie-, eigenlijk twee jarig tijdperk. Waarom? omdat in die jaren de liberale richting niet slechts was de richting' der meerderheid in den lande, maar omdat zij in de tweede kamer hare uitdrukking vond in eene krachtig aaneengesloten liberale partij. Zoodra de kracht dier partij in de kamer gebroken was, ving het tijdperk van tobben en rond tasten, van werkeloosheid en onvruchtbaarheid aan. Toen de liberale partij later, weder evenals vroeger aaneengesloten, tot de regeering werd geroepen, schonk zij het land het middelbaar onderwijs. Al die resul taten waren mogelijk omdat men eensgezind was, omdat men over het algemeen en in de hoofdtrekken dezelfde beginselen huldigde en in kleinere aangelegenheden ziju eigene mcening aan die van de meerderheid zijner geest verwanten na gepleegd overleg wist ten offer te bren gen. Tot dergelijke offers in het belang v<in het gemeen overleg, in het belang des lands waren mannen bereid even achtenswaardig, even talentvol ais de afgevaar digde uit Utrecht, en zij verspeelden daardoor de achting hunner medeburgers geenszins. Zij waren daardoor noch met lijf en ziel aan een aanvoerder verkocht, noch „slaafsche volgers en oogendienerts"ja zelfs zagen zij en het recht daartoe ontzegden hunne partijgenooten bun in het minste nieter geen bezwaar in om in ge wichtige quaesties tegen hunne partij te stemmeu wanneer hun „heider verstand en hunne innige overtuiging" hun dat voorschreven. Maar zoodra brak de oneenigheid in den boezem dei- liberale partij niet uit; zoodra had daar de meeuing niot post gevat dat meu niet zoo maar een nul, een stemmachine moest zijn, maar dat iedereen de offi cier, onderofficier of soldaat evengoed als de generaal bij iedere gelegenheid moest en mocht toonen dat hij •'t,precies zoo goed wist als een ander, ofuit was': met de vruchtbaarheid van ons parlement met zijne liberale meerderheid. Het liberalisme is in den lamle sedert 1852 aanmerkelijk toegenomen, alle instellingen hebben zich in de liberale richting krachtig ontwik keld; en waarvan dan die werkeloosheid van' liet libe rale parlement, welke eer toe- dan afgenomen is sedert de regeering weder aan liberale handen is toevertrouwd? Eenvoudig omdat erin onze tweede kamer geen eigenlijk gezegde liberale partij meer bestaatgeen aaneengesloten en eensgezind geheel. Bestond die evenals in 1850—1853, de militaire quaestie ware sedert lang geregeld, het belastingstelsel herziende koloniale quaestie opgelost en niet achter de bank geschoven, en wat niet al meer! Het is in de politiek evenals in den oorlog. Men moet en kan daarin niet werken met een horde maar met massa's; wanneer het krijgsplan eenmaal vastge steld isbehoort ieder er zich aan te onderwerpen en te gehoorzamen aan den generaal. Insubordinatie ver-..; nietigt een leger sneller en wisser dan de zwaarste nederlagen; wat baat het den soldaat en zijne krijgs makkers zoo hijzich niet met een plan van aanval vereenigende, op eigen gezag en alleen eene vesting bestormt of op de benden van den vijand inrent? Maar het beste bewijs voor de noodzakelijkheid van poli tieke partijen in een parlement levert e cordrario de heer van Voorthuysen zelf. In persoonlijk karakter, in bekwaam heden staan weinig ledon der tweede kamer hooger dan hij. En welk voordeel heeft nu Nederland van dit moreel en intellectueel kapitaal getrokken welke diensten had de heer van Voorthuysen aan het land kunnen bewijzen, wanneer hij tot eene politieke partij welke dan ook haddo behoord. Om verschillende redenen, niet het minste uithoofde zijner bekwaamheden was hij de aan gewezen man geweest om als minister van financiën op te treden; een beteren minister had de liberale partij, en nog veel minder de conservatieve, niet kunnenaan- wijzeD. Maar in geen enkel ministerie paste de heer van Voorthuysen, daar aan elk ministerie eene politieke gedachte, eene politieke homogeneïteit ten grondslag behoort te liggen, die men niet verkrijgt zonder een heid van richting. Hoogstens had hij kunnen optreden in een zoogenoemd ecelectisch ministerie, in een gezel schap door geen enkelen politieleen band bijeen gehouden, en dat dus uit elkander zou gevallen zijn (de historie leert het) voordat een der ministers den tijd had gehad om een duizendste gedeelte van zijn werk te doen. Zelfs op do groene banken van het Haagsehe Binnenhof heeft de heer van Voorthuysen, wegens zijn stelsel matige onthouding van de eigenlijke politiek, bij lang niet dien invloed uitgeoefendwaarop zijn kundigheden hem recht gaven. In economische aangelegenheden is hij een erkende autoriteit; maar welken invloed heeft zijne meening bijvoorbeeld in de zuiver economische quaestie der inkomstenbelasting gehad Men denke zich dezen afgevaardigde een lid der liberale of der conser vatieve partijzou men in gemoede meenen dat zijn stem geen zwaar gewicht in de schaal zou gelegd hebbenen aldus veel bijgedragen om aan dezedoor de liberale partij zoo brutaal uit den weg geduwde quaestie, eeDe zeer gewenschte oplossing te geven? Het is een schoon streven voor zich zeiven de over tuiging uit het leven weg te dragen dat men nooit gehaadeld heeft dan volgens overtuiging en eigen verstand. Maar men overdrijve niet: ook geduld is een sehoone zaak maar talmen een gebrek. De politieke man heefteen mandaat te vervullen; hij beslist niet al leen voor zich-zelf maar ook voor het landen is ver plicht voor zijn land iets op te offeren van die volslagen onafhankelijkheidin het afgetrokkene een kostbaar kleinood, maar dat in de politiek, te ver overdreven wordende, schadelijk en nadeelig wordt. „Ware onze kamer in de laatste jaren geheel uit zulke mannen saamgesteld geweest" verzucht het Utrechtsch dagblad. Wij stemmen met die verzuchting in wat het persoonlijk karakter en de bekwaamheden van den heer van Voorthuysen aangaat; maar van ons poli tiek standpunt voegen wij er bij: „en ware bij al dio mannén het parlementair instinct zóo ontwikkeld ge weest dat zij begrepen dat alleen de geslotenheid eener politieke partij, de opoffering van een deel van ieders meening ten bate van gemeenschappelijke krachtoefening praktische resultaten kan geven voor het land". Alleen met die toevoeging betuigen wij evenals het aangehaalde blad, dat Nederland met zulke mannen andere tijden zou hebben beleefd dan wij in de laatste jaren doorge worsteld. hebben, en dat er vrij wat meer voor het vaderland zou zijn gedaan dan tot nu toe geschiedde.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 1