IHfitgclwcrh. of bureaucratie, dan kiezen zij de eerste om verschil lende redenen, doch vooral omdat de geestelijke althans nog den schijn van ootmoed heeftmaar de bureaucra tie, ook al heet zij aan grieven tegemoet te komen, steeds den bevelenden toon van het gezag aanneemt." Die fout vindt ook het blad weder in de drie wets voorstellen van den heer Yallc terug. Zulke middelen, die wellicht in de tijden van het absolutisme nog eenige uitwerking konden hebben, zijn machteloos in tijden, waarin het geldt in het volk den zin voor vrijheid en vooruitgang op te wekken. „Zij bewerken juist het tegendeel van het goede en wenschelijke dat men be oogde." In het kiesdistrict GlachauMeerane had den 20en dezer maand eene verkiezing voor den rijksdag plaats ter vervanging van den sociaal-democraat Bebel, tlie wegens hoogverraad tot twee jaren vestingstraf ver oordeeld is. Op bijna alle plaatsen werd hij met groote meerderheid herkozen. Volgens de te Bonn verschij nende Deutsche Reichs-Zeitung zijn de heeren, die namens de vergadering der katholieke vereenigingen het bewuste telegram aan den paus onderteekeuden, voor den rechter van instructie gedagvaard, „omdat de inhoud van dit telegram eene majesteitsbeleediging bevatten moet." De Saksische kamers hebben voor den aanbouw van een anatomisch laboratorium te Leipzig de belangrijke som van 140,000 thaler toegestaan. Zondag avond is von Bismarck van zijne Lauenburg- sche goederen te Berlijn teruggekeerd. Hoewel hij eerst vóór korten tijd met de orde van den Zwarten adelaar met brillanten gedecoreerd werd, heeft hij dus niet aan het groote ordefeest, hetwelk Zaterdag plaats had, deelgenomen. Wanneer men bedenkt hoe groote waarde de keizer aan dit feest hecht, dan is het niet te ver wonderen dat dit feit tot talrijke gissingen aanleiding geeft. Frankrijk. Verscheidene dagbladen spreken van eene circulairedie door den minister van buitenlandsche zaken aan deFransche diplomatische agenten gezonden zou wezen, waarin op de zeer vriendschappelijke verhou ding tussehen de commissie der dertigen en Thiers gewezen wordt. De strekking dier circulaire is niet recht duidelijk, tenzij men anderen wil wijsmaken wat men zelf niet gelooft. Do Réunion des conservateurs de la république libéralede groep die zich onder Casimir Périer van het linker-centrum afscheidde, heeft het volgende besluit genomen 1° De afgevaardigden van het rechter-centrum en van het linker-centrum kunnen behooren tot de groep der republikeinsche conservatieven. 2° De afgevaardigden die deel uitmaken van de repu blikeinsche linkerzijde, van de Réunion des Réservoirs, van de uiterste rechterzijde of van de Union républi- caine, kunnen niet als leden worden ingeschreven. 3° Ieder die als lid wenscht ingeschreven te worden behoort door zijne onderteekening van zijne instemming met het programma, door den heer Casimir Périer in zijne openingsrede ontwikkeld, te getuigen. Het Journal des débats spreekt het bericht van den Courrier de France tegen, dat het huis Rothschild te Parijs niet geslaagd was in zijne onderhandelingen over het vinden der noodige waarborgen voor de be taling van het 5° milliard aan Pruisen. Met de onder handelingen welke daarover in de eerste plaats tussehen de Duitsche en Fransche regeeringen moeten gevoerd worden, zal zelfs vóór den zomer dezes jaais nauwelijks een aanvang gemaakt worden. De Bonapartistische bladen melden dat gisteren des morgens te 10 uren in de volgende Parijsche kerken eene mis voor de zielerust van Napoleon III gevierd zou worden: Saint Germain- l'Auxerrois, Saint-Augustin, Saint-Eustache, laTrinité, Sainte-ClotildeSaint-Etienne-du-MontSaint-Paul, Saint-Yincent-de-Paul, Saint-Pierre-Montmartre en Saint- Pierre-Montrouge. Blijkens de bladen van heden is de orde nergens gestoord. Volgens een telegram uit Weenen meldt de Neue freie Presse dat de Fransche regeering aan het Grieksche gouvernement officieel heeft kennisgegeven, dat zij Oostenrijk's voorstel tot minnelijke schikking der Laurium-quaestie aanneemt. De conces sionarissen zouden de Grieksche voorwaarden reeds hebben aangenomen, maar men vreesde dat de Griek sche kamer geene meerderheid voor het ministerie zou opleverendie geneigd zou zijn het contract goed te keuren. Het Journal officiel meldt dat den 16en, 17en en 18'" dezer maand de eerste 150 millioen in minde ring van het vierde milliard aan Duitschland betaald zijn. Italië. Die Italienischen Nachrichten, de parti culiere correspondent van the Daily News en eenige andere dagbladen melden dat de commissie art. 2 van het regeeringsontwërp betreffende de geestelijke orden, waarbij het behoud der generalaten bepaald wordt, zou verworpen hebben. Dit bericht is onjuist. De commissie heeft nog niet daarover gestemd, omdat zij niet voltallig was. Velen der leden die tegenwoordig waren wel is waar wenschten de zaak der generalaten anders geregeld te hebben, eenigen zelfs wilden de civiele lijst van den paus verhoogen en hem de zorg over de generalaten opdragen, doch eene beslissing is nog niet genomen. Tegenover de inschrijving voor een standbeeld voor Napoleon III te Milaan heeft de Gazzetta del Popoio te Turin eene inschrijving geopend voor een gedenkteeken voor de Italianendie te Mentana voor de Italiaansche eenheid vielen, welke toen door den Franschen keizer verhinderd werd. Verschillende afgevaardigden der linkerzijde hebben terstond aan deze inschrijving deelgenomen. Uit Rome wordt gemeld dat uit goede bron elk bericht omtrent eene schikking der Laurium-quaestie kan worden tegengesproken. Oak worden te Berlijn de mededeelingen der Weener bladen daaromtrent voorbarig genoemd. Volgens den Ro- meinschen correspondent van le Temps bedragen de in schrijvingen voor het standbeeld van Napoleon IH 103,118 francswaarvan alleen 80,000 francs aan het bureau der Perseveranza te Milaan zijn ingeschreven. Te Rome heeft men zich, behalve de officieele mis op den sterfdag, van elke demonstratie onthouden. SCHETSEN UIT HET AMBTENAARSLEVEN. De schrijver van deze schetsen, een Duitscher, zal waarschijnlijk in de eerste plaats daarbij de bureaux aan Duitsche ministeriën op het oog hebben gehad, doch de toestanden die hij beschrijft zal men, zij het ook met eenige variatie, elders evenzeer ontmoeten. Voor de oogen van het profane publiek zegt hij worden de werkzaamheden en de zorgen in de bureaux der ministeriën kalm en regelmatig afgespeeld. Ernstige stilte, deftige ernst, afgemetene vriendelijkheid volgens ieders hiërarchische positie, heer3chen overalalthaDS zoo schijnt het den leek toe. Die kleinedonkere kamers, bureaux genaamd; die over het werk en de schrijftafel gebogen ruggen; die hoofden vol wetsarti kelen en besluiten zijn karakteristiek voor het kluize naarsleven dat men staatdienst noemt. Wat den mensch ook moge treffen, blijdschap of vreugde, zorgen voor- zijn gezin, strijd voor zijn bestaan bij de meest pro zaïsche behoeften of de hoogste poëtische liefdesmart de ambtenaar drijft ze terug naar den diepsten hoek van zijn hartzoodra hij den drempel van zijn bureau overschrijdt, want hier is hij slechts een raadje, dik wijls zelfs slechts een tand van een raadjein de groote, zeer samengestelde machine. Werd na de verdrijving uit het paradijs tegen de menschen gezegd, dat de zonde buiten de deur loert, maar dat zij over haar kunnen heerschen voor den ambtenaar loert de zorg buiten de deur van het amb telijk verblijf, te huis bij de zijnen, en al kan hij haar niet beheerschen, hij moet haar althans van 9 tot 3 uren onderdrukken; de waardigheid van het ambt mag er niet onder lijden, dat er een bedrukt, kommervol mensch is. Als het werk is afgeloopen hoort de arbeider het uur der ruste slaan, de handelaar sluit winkel en kan toor en ieder zoekt uitspanning in overeenstemming met zijn smaak; de ambtenaar wordt aan zijne huis deur opgewacht door den kommer, dat hij de zijnen niet kan verzorgen zooals hij moest en wilde, en hij doet afstand van de kostbare genoegens en verstrooiingen die andere genieten. Begunstigt hem het geluk of pro tectie, worden zijn vlijt en talent eindelijk gewaar deerd en klimt hij regelmatig op, dan geeft toch het iionische lot in den staatsdienst den ambtenaar eerst dan iets meer degelijks en krachtigs te bijten als hij reeds lang geen tanden meer heeft. Een groote dwaling zou het echter zijn te denken, dat in de bureaux der ministeriën en in die van andere administratiën slechts werd gezorgd voor het werk voor het ambt, den dienst. Als zelfs kloosters broeinesten van intrige, kabaal en kwaadsprekerij zijn, hoe zouden dan ambtenaars-bureaux ook niet hun chronique scanda- leuse, hun kuiperijen, hun „geheime geschiedenissen" hebben Het gaat er ook niet altijd even stil en treurig toe- integendeel als de zittende levenswijze, de dompige kamers, het stof der akten en de verveling, en somtijds ook de vitterijen van een brommigen chef, den geest niet hebben uitgebluscht en allen melancholiek hebben gemaakt, dan ontwikkelt zich somtijds een flinke dosis humor, die zich scherp en onderhoudend oefent op collega's en chefs, stads- en provinciale gebeurtenissen op personen en zaken. Bijna in ieder ministerie, in ieder provinciaal bureauop iedere griffie en vooral in iedere financieele administratie vindt men een of twee humo risten, die door de meesten worden gevreesd, door allen worden gezocht en het koolzuur onder hunne collega's vertegenwoordigen. Gewoonlijk is een of zijn althans nooit meer dan twee bureaux traditioneel als „praatkamers" bekend; do verschillende ambtenaren weten hoe en wanneer men elkander daar ontmoet. Als de stereotype Witze, de woordspelingen, die slechts door de bezoekers van het kamertje worden begrepen, aan den man zijn ge bracht, dan volgen de liefelijke scherpe toespelingen op de geheime chronique scanduleuse van stad en ambt en liefst van de laatste. De intrigant in zijn ambt speelt dan de eerste vioolwat hij den minister, den secre taris-generaal of een van de vertrouwde referendarissen in het oor heeft gefluisterd, dat kraait hij nu, op reke ning van een derde, begeleid van deelnemend beklag of uitstekend geveinsde verontwaardiging, openlijk uit. Natuurlijk laat de humorist deze gelegenheid niet ongebruikt en de Witze en scherpe opmerkingen, die hij op de mededeelingen van den intrigant maakt, doen den volgenden dag de rondte door alle bureaux en leveren ruime stof om te lachen. Langs dezen om weg komt het bericht van den intrigant geheel gekruid en goed geprepareerd ter kennis van de groote heeren, want er zijn altijd verklikkers en overbrengers. Als het gesprek in vollen gang is, treedt somtijds plotseling de hoofdambtenaar, wiens bureau slechts door dat van zijn ondergeschikten van het „praatka mertje" is gescheiden, hierbinnen. De vriendelijke oude heer vermoedt niet, dat men daar juist het hart lucht gaf over zijn onverantwoordelijke verwaarloozing van de belangen van al zijn ondergeschikte ambtenaren, over zijn voortdurend in dienst blijven, hoewel hij reeds veertig dienstjaren telt, over zijn laakbare geschiktheid voor den dienst op zoo hoogen leeftijd enz., en dat alles geïllustreerd met aanhalingen uit zijn leven en hande lingen. Zoodra de hoofdambtenaar binnentreedt veran dert het tooneelj allen zijn even beminnelijk en vol eerbied. De humorist discht zijn geestigste stads- anecdote en de nieuwste beurs-Witz op de intrigant vindt gelegenheid om de bewonderenswaardige werk zaamheid van den geëerden heer te bewonderen en hem met warme woorden te bezweren, dat hij zich toch moet ontzien. De oude heer, die zijn luidjes ech ter wel kent, antwoordt lachend„Wel mijn waarde, hoeveel staan er nog voer u op de ranglijst om com mies te worden?" „Ik ben volstrekt niet eerzuch tig," antwoordt de ander op den onschuldigsten toon van de wereld. De refendaris in den anderen vleugel van het gebouw is een geheel ander man. Diep doordrongen van de hooge waarde van zijn persoon en ambt bejegent hij zijn collega's, „die parvenfV' met stijve hooghartig heid en conventioneele beleefdheid. Hij was nooit een vriend van de constitutioneele staats inrichting, die hij zooveel mogelijk zeer voornaam ignoreerde, totdat op zekeren dag do door hem ontworpen begrooting voor „zijn" ministerie door de vertegenwoordiging zeer werd besnoeid; van dat oogenblik haat hij „die menschen, die er volstrekt geen verstand van hebben en zich toch vermeten om posten te schrappen, die door oude, ervarene ambtena ren voor noodzakelijk werden erkend." Het zijn alle Jaco- bijnen en atheïsten en hij beklaagt het land en den vorst, dat „zulke lieden" zich met de regeering durven bemoeien. „Het is ver met ons gekomen, jammert hij, en ik heb er genoeg van. Ware het niet, dat men de goede zaak hier en daar soms nog kan dienen en althans den al te snellen voortgang van de omwenteling kan beletten, dan zou ik heden nog mijn ontslag nemen." Een deel der ondergeschikte ambtenaren ziet vol eerbied tot hem op, want hij moet de voordrachten voor verhoogingen en gratificatiën doen, en hij heeft althans dit goede be werkt, dat het grootste gedeelte der van zijne gunst afhankelijke ambtenaren ijverig hun kerkelijke plichten vervullen Wat mag toch wel de oude staatsambtenaar hebben misdrevendie gedurende 20 jaren niet werd bevorderd en in zijn klein donker kamertje gelegenheid heeft om over de vergankelijkheid der aardsche grooten en hun gunst na te denken Waarom wordt het juist hem zoo kwalijk genomen, dat hij tijdens de absolutistische en ultramontaansche regeering, de vertrouwde raadge ver van den toenmaligen minister was en in kleine aangelegenheden zekeren invloed bezatdien hij slechts aanwendde, om iedereen te helpen en van dienst te wezen, nooit om iemand te benadeelen? Zij die toen wekelijks bij hem kwamen eten en drinken en hem en vooral zijn levenslustige vrouw het hof maakten, zijn hem verre vooruit gekomen, weten thans treurige ge schiedenissen van hem te vertellenhalen de schouders over hem op, en bereiden alles voor tot zijn aanstaand ontslag. Gelukkigerwijs is men niet in alle ministeriën en takken van staatsbestuur zoo onbarmhartig jegens een ambtenaar, die steeds getrouw zijn plicht vervulde, al werd hij dan ook na lange jaren dienst geen grooter genie dan hij vroeger was. De goede oude tijden waarin het korps ambtenaren van een ministerie of andere staatsinstelling als een groote familie werd be schouwd waarvan de leden zedelijk verplicht zijn elkan der te helpen en te ondersteunen, zijn geheel in diskre diet geraakt. Een enkele maal vindt menbij uitzon dering nog wei een invloedrijk, hooggeplaatst ambtenaar, die hart en hoofd op de rechte plaats heeft en zich bewust is, dat het in het belang van den dienst van het vaderland is, dat hij door zijne zorg voor zijn ondergeschikte ambtenaren hun ijver en plichtsvervul ling levendig houdt. Maar dit zijn zeldzame uitzonde-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1873 | | pagina 3