6uitmlcmö.
gehoor en verkocht hare goederen. Toen de raadgever
wist dat de weduwe dekooppennuingen had ontvangen,
kwam hij 's avonds laat aan haar deur kloppen, en
verzocht de vrouw spoedig open te maken, daar een
groot ongeluk gebeurd was. De vrouw, hoewel niet vrij
van achterdocht, opende de deurzoodra de man binnen
was sloot hij de deur achter zich, en stak den sleutel
in zijn zak. Daarop wierp hij een bijl, een pistool en
een strop op de tafel, en vroeg aan de weduwe, op
welke wijze zij wilde sterven. Zij viel voor hem op de
knieën en smeekte hem, haar het leven te laten zij wilde
hem al haar geld geven, en niemand een woord van
zijn handelwijze zeggen. Doch de wreedaard had geen
medelijden, en drong er op aan, dat zij zou kiezen
tusschen de verschrikkelijke moordtuigen. Ten slotte
koos de verschrikte vrouw den strop. Nu bond de man
haar de handen te zamen, klom op de tafel en'trachtte
met zijn bijl een opening te maken tusschen de balken
van de zoldering, ten einde den strop om een balkte
kunnen slaan. Met veel moeite gelukte het hem, eene
opening te maken; hij stak er zijn arm in, dcch kon
dien niet weder er uit krijgen. Nu werden de rollen
verwisseld: de boosdoener smeekte de vrouw, hem te
bevrijden. Doch deze liep naar het venster, stiet, daar
haar handen gebonden waren, met het hoofd een glas
ruit in en riep om hulp. Dit geschreeuw werd gehoord,
en spoedig was een hoop volk voor het huis bijeen;
de deur werd opengebroken, de roover uit zijn benauwde
positie op onzachte wijze bevrijd en aan het gerecht
overgeleverd.
BURGERLIJKE STAND.
Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van den
'19cn dezer: W. Cornelisse, wedr. van T. Pauwelse,
52 j. met P. ïïijberge, jd. 45 j. G. Krijger, jin. 23 j.
met J. la Soe, jd. 24 j. J. M. Riemens, jm. 36 j.
met P. G. van Oost, jd.29j. C. W. Siebrecht, jm. 82 'j.
met J. de Koveljd. 30 j.
(Van 1118 Januari.)
Ylissingen. Gehuwd: E. J. Bordon, jm. 33 j. met
E. R. Goetghebeur, wedc. van F. F. Ocket, 26 j.
Bevallen: H. C. Yelding, d. J. Looisen, z. E. H
Zeijlemaker, z. A, J. Labout, d. A. J. Renier, d.
Overleden: G. van den Broeke, vrouw van A. van
Dongen59 j.
Goes. Bevallen: J. Enters, geb. Koertens, d.
J. Sierevogel, geb. Katsman, z.
Overleden: Th. Warrens, z. 17 m. N.Paauwe,vrouw
van P. Kakebeeke52 j. J. P. den Boerman van
A. A. Zuidweg, 64 j. A. Wessel, d. 7 m. J. M. Lar-
sen, z. 5£ m.
THERMOMETERSTAND.
18 Jan. 's av. 11 u.' 46 gr.
19 'smorg. 7u.50gr.'smidd.lu.48gr.'sav. llu. 4 2 gr.
20J 'smorg. 7 u. 39 gr. 'smidd. lu. 38 gr. 'sav. 6 u. 36 gr.
S TA TEN-GENERA AL
eerste kamer.
Zitting van Zaterdag IS Januari.
{Nader verslag
Aan de orde is hoofdstuk IX (koloniën) der staats-
begrooting voor 1873.
De heer Duymaer van Twist ontwikkelde eenige
bedenkingen tegen de koninklijke besluiten van 16 April
1872, tot uitvoering der agrarische wet en strekkende
tot verkrijging van de gronden in erfpacht en tot re
geling van het grondbezit. Vooral tegen het laatste
waren zijne bezwaren gericht. Ilij betoogde.dat de
strekking van het koninklijk besluit van 20 Juli 1870,
door den minister de Waal genomen tot uitvoering dei-
agrarische wetde bevestiging en bescherming van het
inlandsch grondbezitwas miskend en verkort gewor
den. De inlanders zullen nu geen schriftelijke titels
meer kunnen krijgen van hun bezit. Maar de zooge
naamde eigendom, die daarvoor in de plaats treedt is
niets anders dan het erfelijk individueel grondbezit.
Waarom dan aan dezelfde zaak denzelfden naam niet
toegekend? Thans zou.men eene regeling hebben, die
tot verwikkeling en moeilijkheid zal aanleiding geven.
Hij verlangde op zijn grootendeels rechtskundig betoog
thans geen antwoord van den ministerwien hij vooraf
in de gelegenheid wilde stellen zijne rechtsgeleerde raads
lieden te raadplegen en te overwegen of wijziging van
de besluiten van 1872 niet noodzakelijk is, teneinde ze
meer in den geest der agrarische wet te brengen, die
uitgevoerd moet worden zooals zij is toegelichtis aan
genomen, en niet naar de willekeurige opvatting van
iederen volgenden minister.
De heer van Goltstein, wiens eerste indruk van de
optreding van dezen minister niet gunstig was, heeft
echter sedert overwogen, dat hij een gouvernementeel
man was en dat hij zich bij uitstek een man van het gezag
had betoond, zoodat hij, in verband ook met de waar
borgen die hij vond in 'het bestuur van den gouverneur-
generaal Loudon, een rechtschapen en bekwaam man,
later zich met voldoening er bij kon nederleggen dat
deze minister in dit kabinet had zitting genomen. Hij
heeft dus geen plan oppositie te voeren tegen dezen
minister, maar deed een beroep op zijn gouvernemen-
teelen zin met betrekking tot de uitvoering der agrari
sche wet. Wat de beginselen betreft, mag de minister
zich niet losmaken van de toelichting aan de wet door
den heer de Waal gegeven en moet hij haar uitvoeren
in den geest waarin de vertegenwoordiging haar heeft
aangenomen, na kennisneming van de grondslagen van
het koninklijk besluit (later werkelijk genomen) waarop
de toepassing der wet zou berusten. Intusschen was
van geavaneeerd-liberale zijde (in eene brochure van
den heer Heukelom) reeds aangewezen wat in het be
sluit van 20 Juli 1870 moet worden veranderd om ge
noemde partij te bevredigen. Derhalve achtte hij van
den minister eene geruststellende verklaring noodig.
De heer Hartsen liet zich geheel in denzelfden
geest uit en vroeg ook bepaald welke beginselen en
denkbeelden de minister is toegedaan omtrent de uit
voering der agrarische wet?
Verder vroegen beide sprekers inlichting omtrent de
bedoeling der instelling van de onlangs beroemde finan-
cieele commissie voor den spoorwegaanleg op Java,
waaromtrent de kamers nog geenerlei beslissing hadden
genomen.
De minister van koloniën hield zichwat de uit
voering der agrarische wet betreft, geheel aan de ver
klaringen daaromtrent door hem in de memorie van
antwoord op het verslag der kamer gedaan. Waar
zou het heen, als de minister verantwoordelijk moest
worden gesteld voor elk woord, door een voorganger,
in de kamer bij de verdediging van eene wet gespro
ken? Op eene enkele uitzondering na, kan de minis
ter zich misschien geheel nederleggen bij betgeen de
heer de Waal indertijd heeft verklaard. Maar hij
wenscht zich daartoe niet te binden, te meer daar
men zich beijverd had de geschiedenis der agrari
sche wet te verwringen in beperkten zin. De minister
zal de wet toepassen in den geest, waarin zij is gedis
cussieerd en aangenomen. Maar men kan niet zeggen,
dat die aanneming berustte op de mededeelingen (plan
nen) van den heer de Waal. In de tweede kamer zou
den die mededeelingen eene gelfeel andere uitwerking
hebben gehad. De minister wees er op dat al de be
strijders van het liberale koloniale stelsel tegen de wet
hadden gestemd of gesproken. Hij beriep zich speciaal
op het advies van wijlen den heer van Nispen vau
Paunerden. Intusschen erkende de ministerdat niet
dan in de uiterste noodzakelijkheid verandering moet
gebracht worden in de besluiten tot uitvoering der
agrarische wet. Met zorg zou de minister blijven
waken tegen de benadeeling van de rechten van den
inlander, uit welken hoofde ook.
Wat de spoorwegen betreft, de minister gaat van
het beginsel uit, dat niet dan in de uiterste noodzake
lijkheid tot den staatsaanleg op Java moet worden
overgegaan. Maar die taak aan particulieren toe te
vertrouwen is, met 'toog op de financieelekansen, niet
gemakkelijk. Het was om daaromtrent voorlichting te
vragen van eenige financieele specialiteiten, dat hij van
de dezer dagen benoemde commissie een advies heeft
gevraagd. Na ontvangst van dat advies zal de minis
ter overwegen of er aanleiding bestaat den koning het
verleenen van concessiën voor te dragen. Tot zoolang
verzocht hij de kamer haar oordeel op te schorten.
Naar aanleiding van een paar bijzondere vragen gaf
de minister o. a. nog te kennen dat het vervolg der
opium-stukken is of wordt verzonden aan de tweede
kamer en dat een bij hem ontvangen telegrafisch bericht
der jongste onrustbarende mailtijdingen omtrent de
opium-opbrengst in December tegenspreekt. Uit be
doeld bericht blijkt, dat wij plus minus 18 ton vooruit
zijn in vergelijking met het vorige jaar en nog ongeveer
7 ton boven de normale opbrengst.
Het hoofdstuk werd daarna met algemeene stemmen
aangenomen, evenals hoofdstuk X der staatsbegrooting
(onvoorziene uitgaven).
Daarna zijn de beraadslagingen gevoerd over het
wetsontwerp tot bekrachtiging der consulaire overeen
komst met Spanje.
Aan deze beraadslagingen namen deel de heeren
van Goltstein, Messchert van Vollenhoven en Hartsen,
die het wetsontwerp bestreden op grond der bekende
bezwarenin de tweede kamer en laatstelijk ook
bij de schriftelijke gedachtenwisseling ontwikkeld, en
voorts op grond der onlangs gerezen bedenkingen
tegen de artt. 13 en 14; de heer Hein, die enkele aan
merkingen had, en de heeren Pincoffs en Cremersdie
de overeenkomst verdedigden.
De voortzetting der beraadslagingen werd daarop
verdaagd tot des avonds 8 uren.
Avondzitting van Zaterdag IS Januari.
De ministers van buitenlandsche zaken en van justitie
hebben het ontwerp in het breede verdedigd, waarbij
eerstgenoemde minister vooral trachtte aan te toonen,
dat het hier hoofdzakelijk slechts de codificatie gold
van bestaande toestanden, teneinde op het voetspoor
van meest alle andere mogendheden mede te werken
tot het vormen van het algemeen conventioneel recht,
dat nu reeds geacht kon worden te bestaan door de
talrijke conventiën van dezen aardwelke in den laat-
sten tijd tot stand zijn gekomen. De minister ver
klaarde voorts, dat deze overeenkomst de type zal
zijn voor verdere tractaten van dien aardalthans wat
het wezen der zaak betreft, maar met inachtneming,
wat de redactie in den vorm aangaat, van de beden
kingen tegen deze overeenkomst gerezèn.
De heeren Hartsen en Pincoffs verhieven o. a. nog
met klem hunne stem tegen het door den minister er
kende feit, dat het advies der kamer van koophandel
over deze overeenkomst niet was ingewonnen.
Ten slotte werd het wetsontwerp aangen omen met
23 tegen 5 stemmen, die van de heeren Nobel, van
Aylva van Pal landt, van Goltstein, Hartsen en Mes
schert van Vollenhoven.
Daarna niets meer aan de orde zijnde is vergadering
tot nadere bijeenroeping gescheiden.
Bij de tweede kamer zijn ingekomen de navolgende
wetsontwerpen, als tot:
1° wijziging der bepalingen van het burgerlijk wet
boek over de beperkte handlichting. Deze voordracht
berust op de stelling, dat het belang van den minder
jarige het éenige doei was van des wetgevers voorschrif
ten het hoofdbeginsel 'is hetzelfde watbehalve de
koninklijke goedkeuring, voor de venia aelatis geldt,
zoodat in alle gevallen van beperkte handlichting het
daartoe strekkend verzoek zal uitgaan van den minder
jarige zeiven en de beslissing zal zijn opgedragen aan
den rechterna volledig onderzoek van het belang van
den minderjarige en diens bevoegdheid dan nog niet
verder uitstrekkende dan tot het verrichten van daden
Yan gewoon beheerovereenkomstig art. 451 burgerlijk
wetboek
2° overbrenging van enkele bevoegdheden der arron-
dissements-rechtbanken bij de kantonrechters, wier
voluntaire en extra-judicieele werkkringen daardoor
worden uitgebreid tot de rechterlijke machtigingen,
welke voogden of curators in vele zaken behoeven en
thans door de rechtbanken worden verleend;
3° aanvulling van art. 96 van het wetboek van straf
vordering, om als voorloopigen maatregel machtiging te
erlangen tot het toonen, in bepaald aangewezen gevallen,
van beëedigde getuigenissen in een strafzaak, ook
tijdens dë instructie, en dat wel ter vergemakkelijking
van de door sommige staten gestelde voorwaarden voor
uitlevering van misdadigers;
4° intrekking der wet van 26 Ventunie jaar IV (op
de uitroeiing van ruspennesten) en van art. 471 van
het wetboek van strafrecht, teneinde deze zaak voor
taan aan den plaatselijken wetgever over te laten.
GEMEENTERAAD VAN GOES.
Zitting van Zaterdag 18 Januari.
Voorzitter de heer Biaaubeen.
Afwezig de heeren Callenfels en Nortier.
Na goedkeuring der notulen van de vorige vergade-
Ving en mededeeling van eenige ingekomen stukken,
zijn de volgende onderwerpen behandeld.
Tot hoofdonderwijzer aan de school le klasse werd
benoemd de heer A. R. Breetvelt, hulponderwijzer te
Delft, die 10 stemmen op zich vereenigde. De heer
C. van Rossen, hulponderwijzer te Schiedam, bekwam
1 stem.
Tot lid der commissie viln classificatie van minver
mogende schoolkinderen werd benoemd de beer
F. S. A. Knitel, en wel bij tweede stemming met
6' stemmen, terwijl 4stemmen óp den heer J. Ivooman Az.
uitgebracht werden.
Aan burgemeester en wethouders werd een krediet
verleend tot het doen verrichten van eenige herstellin
gen aan het onlangs aangekochte huis in het School-
straatje, te vinden uit de begrooting voor 1873.
Tot voldoening der kosten van het vergelijkend
examen, ad f 174.01, werd aangewezen de pist voor
onvoorziene uitgaven op de begrooting voor 1872.
Burgemeester en wethouders werden gemachtigd, om
ter vervulling der vacature van hulponderwijzer aan
de school le klasse de sollicitatie ook voor hulponder-
wijzeressen open te stellen.
ï)e rekening en het rapport der nieuwjaarscommissie
werden goedgekeurd en voor kennisgeving aangenomen,
en aan die commissie de dank der vergadering betuigd
voor hare bemoeiingen.
ALGEMEEN OVERZICHT.
Het is weinig bemoedigend voor Thiers en zijne
geestverwanten op oeconomisch-coramercieel gebied, dat
de resultaten van bet eerste jaar, waarin het hun ge
lukte hunne handelspolitiek in praktijk ta brengen, zoo
ver beneden hunne verwachtingen zijn gebleven. Nog
onaangenamer moet het der regeering wezen dat zij die
resultaten in het Journal officiel aan het publiek moet
bloot leggen. Wel beroept zij zich daarbij op de omstan
digheden, waarop de minister de Goulard bij de aan
bieding van het budget voor 1873 reeds wees, als: de
late aanneming der nieuwe belastingswetten, het smok
kelen, de ontduiking, de geheele voldoening van reeds
bestaande belastingen voor hare verhooging enz. enz.,
maar met dit alles kan men het deficit niet wegcijfe
ren. Bij de begrooting voor 1872 was de opbrengst der
indirecte belastingen op 1783 millioen francs geraamd,
terwijl volgens den Zaterdag openbaar gemaakten staat
die opbrengst inderdaad slechts 1629 millioen heeft
bedragen. Een tekort van niet minder dan 154 mil
lioen op de indirecte belastingen kan moeilijk slechts aan
de oorzaken worden toegeschreven, welke de minister
van financiën daarvoor aangeeft, vooral wanneer, zoo
als de minister de Goulard vroeger herhaaldelijk ver
zekerde, de raming der opbrengst eerder te laag dan
te hoog was. Voor den nieuwen minister van financiën
Léon Say, den ondubbelzinnigen voorvechter der vrije
handelspolitiek moet het eene voldoening wezen dat
hij in het officieele blad deze bewijzen tot staving zijner
beginselen kan openbaar maken, al betrenrt hij het zeker
aan den anderen kant des te meer dat Frankrijk dien
in zijn oog verkeerden weg insloeg.
De ontknooping van den dubbelzinnigen toestand,
waarin Frankrijk 's binnenlandsche politiek verkeert, kan
niet lang uitblijven. Aan eene overeenstemming tusschen
de rechterzijde en Thiers valt niet te denken, tenzij
Thiers toegeeft en het standpunt verlaat, hetwelk hij
sedert zijne boodschap innam. Reeds vroeger, o. a. naar
aanleiding van de tweespalt in het linker-centrum,
zeiden wij, dat de vrees niet geheel ongegrond genoemd
kon worden, dat Thiers tot dien stap besluiten zou, en
thans blijkt dat wij in die meening niet alleen staan.
Gisteren was de gematigde linkerzijde bijeen, teneinde