nees- en heelkundigen, aan het gewonde deeleene belang rijke kunstbewerking (trepaneeren) verricht, tengevolge waarvan de lijder veel verlichting bekomen heeft. Hij kreeg zijne kennis en zijn spraakvermogen terug. Eergisteren middag te half vijf uur ontstond te Amsterdam in de Kalverstraat op den hoek van de Enge Kapelsteeg brand in een der vele winkels die tegen de Nieuwezijds kapel zijn aangebouwd, tengevolge van eene gasontploffing. Tegen 6 uren was de brand, met behulp der stoombrandspuit de Amstel en negen ge wone spuiten gebluscht. De kerk heeft niet veel schade geleden, maar de huizen aan de overzijde in de Enge Kaoelsteeg zijn sterk geblakerd terwijl in de huizen aan de overzijdein de Kalverstraat gelegende glas ruiten zijn gesprongeno. a. de kolossale ruit iu het ijzermagazijn van Kirchman. De passage in de Kalver straat en op het Rokin was geruimen tijd gestremd. De vlammen sloegen herhaalde malen naar buiten en de vonken vlogen tot over het badhuisje aan het Rokin. Gisteren nacht is omstreeks 3^ uur brand ontstaan in de kap van den houtzaagmolen de zwaan, cp het Tuin pad, buiten de Raambarrière. De brand heeft zich uit sluitend tot dien molen bepaald, die geheeel is afgebrand. De oorzaak is onbekend. Te 5^ uur was de brand ge bluscht door de werking van 5 gewone spuiten (de stoom spuit kon door het smalle pad den brand niet bereiken). Men schrijft uit Maastricht dat zich jl. Maandag in het huis van arrest aldaar vrijwillig gevangen heeft gesteld Jan Vossenvan Bombeklaagd van mede plichtigheid aan doodslag met voorbedachten rade, bij eene vechtpartij in den nacht van 3 op 4 November jl. op Peter Jansen, te Born, gemeente Sittardgepleegd. Woensdag is in de Galerie Saint-Luc een aanvang gemaakt met de veiling van negentig schilderijen uit de galerij van den heer van Brienen van de Groote Lindt. Vele nommers werden tegen hooge prijzen verkocht, b. v. A. Achenbaeh, Strand bij opkomenden vloed? 10,450; 0. Bisschop, De eerste minnebrief, 4840; D> Bles, Bij een wieg, 2090; Rosa Bonheur, Terugkeer van den oogst, 19,580; E. de Block, De bijbellezing, 3685 A. M. Guillemin Hot damspel, 3080; B. C. Koek koek, Zomerlandschap, 6490; J. J. Luyckx, Twee binnenhuizen 7150; J. B. Madon, De kiezer, 3630; Ary Scheffer, Gretchen aan het spinnewiel, 9130A. Schelf hout, Oudheden van Haarlem, 2640; P. van Schendel? De vischmarkt te 's-Hage (lichteffect) 4510W. Ver schuur, De afreis, 2035; S. L. Verveer, De joden- breestraat te Amsterdam, 3300; F. Willems, De drie phasen van den ouderdom, 8470; idem, Het vertrek tot de jacht, 2200; J. Worms, Le quart d'heure deRaba- lais, 4730 francs. De vossenjachten bij Pesth die dit jaar reeds 140,000 florijnen kostenhebben tot nu toe slechts een vos opge bracht wiens staart aan den aartshertog Wilhelm is beloofd. Een Engelschman, Noble genaamd, werd te Osakawegens beleediging van de bevoegde autoriteiten, tot een week gevangenisstraf veroordeeld. Daar er geen Engelsche gevangenis aldaar wasbracht men hem in een Japansche. Het gevolg hiervan was, dat de ongelukkigedie als een wild dier in een kooi met ijzeren spijlen, ter nauwernood ruim genoeg om erin te kunnen liggenwerd opgeslotenbinnen 5 dagen overleed, ofschcon zijne gezondheid op het oogenblik der gevangenneming niets te wenschen overliet. Uit het ingesteld onderzoek is gebleken dat de ongeluk kige Eogelscliman dikwijls in een aanval van waanzin met razende woede de spijlen zijner gevangenis schudde. Volgens verklaring van den geneesheer was beroerte de oorzaak van zijn dood. De Amerikanen zullen het honderdste jaar hunner onafhankelijkheid op grootsche wijze vieren. Nu reeds worden voorbereidselen gemaakt voor dit feestdat in 1876 plaats heeft. Tot dekking der onkosten zal iedere staat in verhouding tot zijne bevolking bijdragenNew- York 1,136,000 dollarsPennsylvanië 313,400 dollars. Ohio 641,230 dollars enz. Op die wijze zullen er 10,o00,000 dollars worden bijeengebracht. VERKOOPINGEIT en AANTBESTEDIjNGEM" Heden werd aan het gebouw van het gewestelijk b estuur alhier aanbesteed 1° het aanleggen van een gedeelte uitwateringska naal in den Zwinpolder; aangenomen door den heer J. Verkuijl Quakkelaar voor f 23,979; 2° het onderhouden der rijkstelegraaflijnen in deze provinciein 8 perceelen aangenomen door verschillende aannemers, voor een gezamenlijk bedrag van f 2728; en 3° het uitnemenherstellen en weder inhangen van sluisdeuren aan het kanaal door Zuid Bevelandaan genomen door den heer C. Biuggeman, voor f 5300. THERMOMETERSTAND. 19 Dec. 'sav. 11 u. 40 gr. 20 's niorg. 7 u. 40 gr.'smidd. 1 u. 41 gr. 'sav. 6 u. 43 gr STATEN-GENER A A L. TWEEDE KAMER. Zitting; van Donderdag 19 December. {Nader verslag.) In den aanvang der zitting zijn aangenomen de vol gende wetsontwerpen: 1° bekrachtiging der heffing van gelden aan de Bol t- draaibrug over het kanaal van Groningen naar Delfzijl 2° verhooging van de begrooting van binnenlandSche zaken voor 1872; 3° vaststelling der begrooting van het domeinfonds, dienst 1873waarbij de miuieter van financiën o. a. mededeelde dat de onderhandelingen over de bedijking der schorren in bet Schenge waarschijnlijk binnen zeer korten tijd tot een goed resultaat zullen leiden; dat wat de geslechte of geefiende vestinggromlen te Maas tricht betreft, hetzelfde stelsel en hetzelfde plan als voor andere soortgelijke zaken zullen gevolgd worden en dat de onderhaudeliugen met Bréda en Bergen op Zoom te dezer zake eerlang, naar de minister hoopte, ook tot een goed einde zullen leiden; 4» bekrachtiging van kredieten door den gouverneur- generaal geopend boven de Indische begrootingen voor 1870 en 1871; 5° wijziging der koloniale huishoudelijke begrooting van Curacao voor 1871. Daarna zijn de algemcene beraadslagingen aangevangen over de Xe afdeeling (kosten van den eeredienst) van do begrooting van financiën. liet door den minister voorgedragen stelsel met be trekking tot de weglating van den post voor nieuwe traktementen of verhoogingen van de bezol digingen dei- tegenwoordige godsdienstleeraars, werd in het breede besproken vooreerst door de beeren Saaijmans Vader, van der Does de Willebo's, de Brauw en Arnoldts. De eerstgenoemde spreker stelde in zijne inleiding de mildheid der regeering ten aanzien van andere maat schappelijke behoeften tegenover de karigheid, die zij betoonde omtrent den godsdienst en zijne leeraren, het geen hem aanleiding gaf toe eene ernstige klacht over de door hem onderstelde onverschilligheid der regeering tegenover den godsdienst, de basis der maatschappelijke orde en van de welvaart der burgerij. De verschillende sprekers betoogden dat de regeering een beginsel van scheiding tusschen kerk en staat is toegedaandat niet in de grondwet wortelt. De 2e alinea van art. 168 legt een financieelen band, waaraan de beteekenis van een jus in sacra niet mag worden toegekend. De verplichtingeu welke die grondwettelijke bepaling op den staat legt, hebben een historischen oor sprong en berusten op een door den staat erkend recht, eene wettelijke verplichting die de staat op zich heeft genomen bij de verbeurdverklaring van de goederen der kerk. Op het facultatieve vau het woordje kan in de 2° alinea van art. 168 mocht de regeering zich niet beroepen in den zin van vrijheid tot willekeurige toekenning van subsidiën. De faculteit strekt om de regeering gelegenheid te geven tot zelfstandig onder zoek van de billijkheid der aanvragen, zonder dat daar door de onbetwistbare verplichting van den staat werd verkort om in de traktementen der godsdienstleeraars te voorzien, naar gelang der behoeften. De vrees des ministers dat de staat door dat onder zoek zou treden in de kerkelijke aangelegenheden was volkomen ongegrond en werd door de praktijk gelogen straft, want tot dusver waren die moeilijkheden niet voorgekomen. Er was dus geen reden te vreezen dat zij zouden rijzen als men den bestaanden toestand handhaafde. De heer de Brauw stelde het beginsel van scheiding van kerk en staat, zooah men 't z. i. behoort op te vattentegenover het begrip van vereeniging. Absolute scheiding was een ideale toestand waarin de kerkgenoot schappen zich zeiven zouden kunnen helpen. Maar dat was een onmogelijke en een ongewenschte toestand, want de grondwet, toen daariu het hoofdstuk van den godsdienst werd opgenomen, gaat uit van het begrip dat de staat belang heeft bij het in stand houden van den gods dienst. Vrijheid 'behoorde voor de kerk te bestaan en voor den staat. Zoo behoorde men bet beginsel van scheiding op te vatten als tegenstelling tegen het beginsel eener vereeniging, die op een staatskerk rust en alzoo op gewetensdwang. De heer Jolles, de „noodlottige uitersten" van het beginsel van scheiding van kerk en staat afkeurende, verklaarde evenwel mc-t overtuiging het beginsel zelf der scheiding voor te staan in bet belang van staat èn van kerk en omdat het ligt in onze grondwettige in stellingen. De synode der hervormde kerk had zelve daarop indertijd aangedrongen. Bedenkelijk ware even wel de opvatting, dat de staat zich volstrekt niet met de kerk moet inlaten. Dat is bij ons te lande onbe staanbaar. Maar het hoofübeginsel moet zijn, dat de kerk zich vrij bswege in den staat. Dat moest men evenwel niet tegenover gewetensdwang stellen. Deze bestond al sinds eeuwen niet meer. Aan dsn anderen kant is het een onjuiste voorstelling dat de liberalen een laakbare onverschilligheid jegens de kerk zouden betoonen. Maar zij plaatsen zich op een grondwettig standpunt, uitgaande vau het beginsel dat de staat belang heeft bij het godsdienstig leven en bij den bloei van de kerk. Ten slotte waarschuwde hij de regeering tegen het stekel van een jixum van geldelijke uitkeering aan de kerk. De heer Smidt wraakte ook zijnerzijds de tegenstel ling van den heer de Brauw van gewetensdwang tegen over het beginsel van scheiding. Die scheiding achtte hij noodig ten behoeve der bescherming en van de geheel vrije beweging van alle kerkgenootschappen in den staat. Hij vroeg den tegenstanders van dat begin sel wat zij onder innige aaneensluiting begrepen, waarvan de heer Arnoldts Zaterdag had gesproken. Laatstge noemde afgevaardigde verklaarde onder aaneensluitiag te verstaan dat ieder zich op zijn gebied bewege, dat de kerk zich niet mc-nge in staatszaken en de staat niet in de kerkelijke zaken. De beeren van Lijnden en Smidt behandelden voorts enkele speciale punten, betreffende de intrekking of de verbindbaarheid van vroegere beschikkingen en besluiten, welke nog de kerk aan den staat iu ander dan financieel opzicht binden. De minister van financiën reserveerde zijn oordeel over het amendementvan der Maesen totdat diens voorstel zelf aan de orde zou komen. Hij protesteerde inmiddels tegen het tot hoiu gerichte verwijt van op zettelijke grondwetsschending of van geringschatting jegens den godsdienst en hare leeraren. Steeds heeft hij betoogd dat het beginsel van scheiding, tot in't uiterste toegepast, niet is een ongodsdienstig, zelfs niet een onkerkelijk beginsel. De minister beriep zich hierbij op een adres van de synodale commissie der Christelijk gereformeerde kerk in Nederland, waarin verzocht wordt in naam van de kerk om het groote beginsel van rechtvaardigheid en in naam van beider wel begrepen belang, den „bedekten gewetensdwang" op te heften, door alle subsidiën aan kerkgenootschappen te doen ophoudenna opheffing van art. 168 der grondwet. Voor 't overige beriep de minister zich op het gezag van den heer Thorbecke (dat door vele andere sprekers tegen 's ministers stolsel werd ingeroepen). Ilij plaatste zich op het standpunt dat de kerkgenootschappen zijn particuliere vereenigiugenburgerlijke genootschappen, aan het gemeene recht onderworpen en de minister hield vol, dat wanneer de staat subsidiën bleef geven, hij moest onderzoeken of deze gerechtvaardigd waren en dan van zelf op het terrein komt, dat het zijne niet is. De waarschuwing van den heer Jolles tegen het vast stellen van een Jixum voor de kerk zou de minister gaarne in acht nemen, omdat hij dat ook als een zeer gevaarlijke en moeilijke zaak beschouwt maar wat ook het lot zijner voorstellen zijde minister was toch van plan met de uitkeering op den bestaanden voet voort te gaan. Op de bijzondere punten antwoordende gaf de minis ter o. a. den heer van Lijnden te kennen, dat als de hervormde kerk mocht verlangen eene constituante bij een te roepen om zich te reorganiseeren en er geen reden was voor het staatsgezag om zich daarvan te onttrek ken de regeering bei eid zou worden bevonden daartoe mede te werken. Na den minister voerden nog de heeren C. van Nis- pen en Luyben het woord in den geest der vier eerst genoemde sprekers. De beer van Nispen constateerde hoe in het verlangen van de Christelijk gereformeerde kerk naar afschaffing van art. 168 der grondwet het beste bewijs was gelegen dat 's ministers handelingen in strijd zijn met de grondwet. De heer Luyben plaatste drie definition van het be ginsel van scheiding van kerk en staat naast elkander. De oude beteekenis stond tegenover het begrip van staatskerk. De intermediaire is dat de staat en de kerk onderling zelfstandig moeten zijn, onafhankelijk van elkander. Die beteekenis is de giondwettige beteekenis, die wij allen wenschen. De derde beteekenis is schei ding in den ziu van afkeerigheid tegen, van vijandig heid aan de kerk waartoe men zoo licht door onver schilligheid komt. De algemeene beraadslagingen gesloten zijnde, kwam na art. 62 het amendement van den heer van der Maesen in behandeling, strekkende om een post van f 5000 voor nieuwe standplaatsen of verhoogingen weder in de begrooting op te nemen. Bij de toelichting daarvan wees de spreker op de vroeger door de kamer genomen beslissingen; op bet oordeel van vorige ministers; op het advies van Thorbecke en op de geschiedenis der grondwet. De heeren C. van Nispen en Verheijen spraken ver volgens ten gunste van het amendement en terwijl do meeste overige bestrijders vau het regeeriugsbeginsel verklaard hadden dat zijbleef dat beginsel onver anderd, tegen de begrooting zouden stemmen, voegde de heer Verheijen er bij, dat hij, ook bij de aanneming van het amendemen*, zjae stem reserveerde en afhan kelijk stelde van de verklaringen die de minister zou afleggen. De beraadslagingen werden verdaagd, na verwerping van een motie van den heer Gratama om een avond- zittiDg te houden. De heer vau Naamen heeft voorgesteld om, met 't oog op den loop der werkzaamhedenterug te komen van het genomen besluit om de census-voordracht uog vóór het reces te onderzoeken. De beslissing over die motie werd, op voorstel van den heer van Reeaen, verdaagd tot na afdoening van de hoofdstukken IX en X. Zitting van Vrijdag 20 December. {Per telegraaf, Het amendement van den heer van der Maesen de Sombreff, om op de afdeeling eeredienst der begrooting van financiën twee nieuwe artikelen te brengen voor traktementen voor nieuwe standplaatsen, verhoogingen of psrsoneele toelagen, hare plaats vervangende, respec tievelijk tot een bedrag van f 5000 en f 2000, is, na bestrijding door de heeren van Wassenaer van Gatwijk, Smidt en den minister van financiën en na verdediging door den heer van Lijnden van Sandenburg, aange nomen met 42 tegen 30 stemmen. Een amendement van den heer Hoffman werd ver worpen met 45 tegen 26 stemmen. Hoofdstuk V1R (financiën) der staatsbegrooting voor 1873 werd ten slotte aangenomen met 54 tegen 18 stemmen. De regeering heeft de volgende wetsontwerpen in gediend 1° Tot verlenging van den termijn waarbinnen de nieuwe weegwerktuigen en weegwerktuigen, vallende in de termen van art. 15 der ijkwet, aan den ijk wor-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2