tegen opperde hij tegen het denkbeeld eener heffing van successierecht in de rechte lijn. Het op den achtergrond plaatsen der inkomstenbelas ting werd door den heer van Beyma openlijk betreurd, evenzeer als hij afschaffing der patentbelasting bleef verlangen. Dat het wetsontwerp van den minister Blussé verworpen isdaarin kan hij nog geen reden voor dezen minister zien om stil te zitten. Dit wetsontwerp had ver beterd en daardoor aannemelijk gemaakt kunnen worden niet voor hem alleenmaar voor de liberale partijdie vóór het beginsel der inkomstenbelasting is gestemd. Hoe zijn 's ministers plannen daaromtrent Dezelfde vraag deed de heer van Voorthuysen die echter omdat het wetsontwerp op de inkomstenbelasting verworpen isden minister thans geene positieve eischen daaromtrent stellen wil. Mocht de minister echter eens aan 't werk gaandan beveelt hij hem het denkbeeld aan, de patentwet zóo te herzien, dat zij het ontwerp- Blussé nabij mocht komen. Hij beval daarbij vooral het lot van den arbeider in de aandacht der regeering aan. Van een geheel ander gevoelen omtrent de inkomsten belasting was de heer Saaymans Vader, die wees op de onlangs te Londen gehouden meelingwaarin o. a. een schrijven van lord Russell was ingekomen, waarin deze zijn gevoelen te kennen gaf dat die belasting alleen in tijd van nood behoort geheven te worden. Die verga dering veroordeelde de heffing dan ook in alle opzichten en besloot een anti-income tax verbond op te richten. Dit geschiedt diiar nadat men eene dertigjarige onder vinding van de zaak heeft. Den aandrang tot afschaf fing der patentbelasting beschouwt hij alleen als een stormram om tot invoering der inkomstenbelasting te komen. Want noodzakelijkheid tot afschaffing der patent belasting bestaat er niet; in Frankrijk werkt zij zeer gunstig en als men ze maar verbeteren wilde, dan was zij ook hier zeer goed te handhaven. Daarop kwam de minister van financiën aan het woord. Vooreerst beantwoordde de minister het verwijt van inconsequentie tegenover de militaire uitgaven. Geheel onverdiend noemt de minister zelf het verwijt niet; maar het geldt slechts eene vraag van meer of minder, en toen nu bleek dat voor 1873 niet onaanzienlijke sommen voor oorlog konden worden beschikbaar ge steld, zonder buitengewone middelen, toen aan den jaren lang gebezigden aandrang tot versterking der weer baarheid kon voldaan worden binnen de grenzen der voorhanden middelen, toen kon de minister niet wei geren zich neer te leggen bij het plan om aan 't hoogst noodige voort te werken met de beschikbare middelen. Niet de coeur léger en niet zonder strijd heeft de minister echter tot eene oorlogsbegrooting van 17 millioen mede gewerkt. Voor te groote bereidwilligheid tegenover de vestingwet behoeft men dus niet bezorgd te zijn, want de hooge oorlogsbegrooting drukt den minister zeer en hij zal waarschijnlijk den strijd moeten voortzetten. Tot leeningen voor defensiewerken zal de minister niet gemakkelijk overgaan. Wie zich verdedigen wil moet zelf de lasten diagen en ze niet op het nageslacht schuiven. Wat de belastinghervorming betreft, zouden er wel licht nieuwe plannen te maken zijn, maar men komt er niet verder mee. Bij de behandeling der inkomsten belasting heeft zich een chaos van meeningen voorge daan, waaruit niet dadelijk nieuwe voorstellen te trekken zijn. Daarom achtte de regeering het beter nu de belastinghervorming te laten rusten. Onder die omstan digheden heeft het ook geen nut naar des ministers plannen te vragen. Wijziging en verbetering van het belastingstelsel acht de minister daarom nogtans noodigen die wijzi ging zal waarschijnlijk moeten zijn belastingverhooging. De heer van Kuyk wilde eene leidende gedachte tot belastinghervorming. Dat is een mooi woord, maar als men daarmee niet hoog in de lucht wil blijven zweven, zal men moeten erkennen, dat bestaande belastingen zullen moeten behouden blijven. Een beginsel moet daarbij slechts worden in't oog gehoudenieder te doen dragen naar zijn vermogen. Daarbij is het echter zeer moeilijk den rechtvaardigen maatstaf te ontdekken, en is het du3 noodig dat dit de leidende gedachte zij, haar in practijk te brengen is hoogst moeilijk. Daarbij verschillende eischen en denkbeelden omtrent afschaffing en invoering van belastingen nagaande, is de eenige verklaring, welke de minister daarbij aflegde, dat hij niet zonder aequivalent zal afschaffen. Alleen als de middelen buitengewoon stijgen zouden kleine heffingen kunnen verdwijnen. De gemaakte opmerkin gen belooft de minister zich ten nutte te zullen maken. Het belang van den arbeider zal de minister gaarne in het oog houden. Eene regeling der comptabiliteit lacht den minister zeer aan. Het ontwerp betreffende de belasting op de gebouwde eigendommen heeft de minister teruggenomen om het nader te overwegenhij hoopt het na 't winterreces weer te kunnen indienen. Wettelijke regeling der pensioenen voor de leeraars bij de kerkgenootschappen schijnen niet noodig. Een wets ontwerp tot invoering van postspaarbanken is van den minister niet te verwachten; de bemoeiingen van den staat moeten zich z. i. zoover niet uitstrekken, maar de minister wil wel overwegen of de werking der par ticuliere spaarbanken door de posterijen kan worden bevorderd. Ten aanzien der munt-quaestie meent de minister den voorzichtigsten weg te hebben gevolgd. Ten aanzien dc-r St. Agatha goederen zal de minister overwegen of eene andere regeling dan die, welke de goedkeuring der kamers niet mocht verwerven, moge lijk zij. Op deze redevoering des ministers repliceerden de heeren Jolles, van Kuyk, Haffmans, de Bruyn Kops, van Kerkwijk, van Lynden, Heemskerk, C. van Nispen, van Eek en van nouten. Daaruit stippen wij alleen aan: dat de heer van Kuyk constateerde slechts éen leidende gedachte ten aanzien van het belastingstelsel te hebben ontdekt, namelijk die van niets te doen dat de heer de Bruyn Kops als zijn indruk te kennen gaf dat 's ministers voorzichtigheid schrikbeelden had in 't leven geroepen, zoodat hij nu nog de vraag moest doenheeft de minister dan geen eigen oordeel Belasting hervorming is toch wel niet gemakkelijk, maar dit is nog geene reden om niets te doen in de richting der afschaffing van de accijnsen; dat de heer van Kerk wijk het denkbeeld iu overweging gaf de wet op het personeel zoo te wijzigen, dat inwonende personen hun eigen belasting betalenteneinde de capaciteiten meer onder den census te brengen; dat de heer Heems kerk zijne verbazing te kennen gaf over den ultra-be houdenden zin des ministers, die nu niets wil hervor men; constateerde dat de minister in eene worsteling met zijn ambtgenoot van oorlog scheen te verkeeren, en vroeg of de minister nog niet eens had gedacht over de uitgaven voor de nieuwe spoorwegen, door zijn ambtgenoot van binnenlandsche zaken aangekondigd dat de heer van Eek zich teleurgesteld verklaarde door de negatieve antwoorden van den minister ver kregen, en aankondigde dat hij het ministerie niet langer in zijne plannen zou kunnen steunen als het bij vermeerderende opbrengst der middelen ook niets deed voor de verlichting van lasten voor de natie of voor de ontwikkeling des lands en daarentegen steeds de oor logsbudgetten verhoogde dat de heer van Houten zich nog teleurgesteld verklaarde in de geringe ver wachtingen, welke hij van den minister gekoesterd had, en in het door den minister aangevoerde geen verkla ring had gevonden voor diens veranderde zienswijze ten aanzien der oorlogsuitgaven, daar toch ook vroeger geene buitengewone middelen voor die uitgaven zijn noodig geweest. Hij raadde den minister daarom aan in zijne naar het scheen met zijn ambtgenoot van oorlog aangevangen worsteling te volharden en om, mocht de minister het daarbij niet winnen, liever op de banken der kamer terug te keeren om de publieke opinie te helpen wakker schudden. De minister dupliceerde nog kortelijk, daarbij te kennen gevende, dat op de nieuwe uitgaven voor spoor wegen reeds in zijne redevoering bij de aanbieding der staatsbegrooting was gedoeld. Als het aanhangig ver slag tot bepaalde plannen heeft geleid, zal overwogen worden wat zij kosten zullen. De algemeene beraadslaging werd daarop gesloten. Artt. 14 zijn goedgekeurd. De verdere behande ling werd tot den volgenden ochtend aangehouden. Tegen Donderdag ochtend te 10 uren zijn eenige wetsontwerpen van ondergeschikt belang aan de orde gesteld. Zitting van "Woensdag 18 December. {Per telegraaf.) De behandeling der begrooting van financiën is, na bespreking van talrijke speciale puntengevorderd tot de afdeeling eerediensten. GEMEENTERAAD VAN MIDDELBURG. Zitting van lieden 18 December. Voorzitter de heer Schorer. De heeren Rekker en Luteijn komen later. De heer D. Jeras M.Kz., door den secretaris binnen geleid zijnde, legt in handen des voorzitters de ver- eischte eeden af en neemt, na door den voorzitter met zijne verkiezing geluk gewenscht te zijn zitting als lid. van den raad. Vervolgens deelt de voorzitter mede, dat bij de gis teren gehouden verkiezing tot lid van den gemeenteraad gekozen is de heer C. J. Damme, die deze betrekking aanneemt en zijne geloofsbrieven heeft ingezonden. Die geloofsbrieven 'worden tot onderzoek gesteld in handen eener commissiebestaande uit de heeren Mathon, Fok ker en van Visvliet. Gedurende den tijd van dit on derzoek wordt de zitting geschorst. Nadat de commissie teruggekeerd en de zitting weder geopend is, brengt de heer Mathon rapport uit, waarvan de conclusie strekt tot toelating van den heer Dammc. Dienover eenkomstig wordt besloten. De notulen van bet verhandelde in de zitting van 4 dezer worden gelezen en goedgekeurd. De heer Rekker komt ter vergadering. Van gedeputeerde staten van Zeeland zijn verschil lende missives ingekomen, houdende bericht van goed keuring van raadsbesluiten en van de gemeentebegroo- ting voor 1873, die allen voor kennisgeving zijn aan genomen. Blijkens mededeeling van den voorzitter is de beplan ting der wegen bij het spoorwegstation enz., waartoe in de vorige zitting besloten is, aanbesteed aan den heer C. van de Putte alhier. Het besluit tot afstand van grond bij het huis van verzekering alhier aan het rijk is goedgekeurd en het contract gisteren gepasseerd. Brieven van dankbetuiging van den heer L. de Man, hoofdonderwijzer op school G, voor de verhooging zijner jaarwedde, alsmede van de heeren P. G. de Jager c. s., hulponderwijzers, voor de verhooging hunner jaarwedden en de nadeie rangregeling, zijn voor kennisgeving aan genomen. Adressen van de heeren A. Hendrikse en C. Bosse- laar, hulponderwijzers op school F, houdende verzoek om eervol ontslag als zoodanig, zijn gesteld in handen der plaatselijke schoolcommissie. Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededee ling des voorzitters, dat de openbare verkoop van opgaande boomen heeft plaats gehad en f 291.25 opge bracht. De raming bedroeg f 300. In de vorige zitting is de beraadslaging aangehouden over het voorstel van burgemeester en wethouders ten opzichte van het kosteloos te verstrekken meer uitge breid lager onderwijs aan jongelieden der scholen F en G, die blijken geven van buitengewonen aanleg en geschiktheid voor het o n d e r w ij z e r s v a ken het daarop door den heer van Hoek iugediend amendement, om die vrijstelling uit te strekken tot al die leerlingen die door bevattelijkheid en aanleg in hooge mate uitmunten boven hunne medeleerlingen. Naar aan leiding van het hieromtrent door do plaatselijke school commissie uitgebracht advies hebben burgemeester en wethouders thans het volgende gewijzigde voorstel ge daan: „Wanneer de hoofdonderwijzer van de school F of G en de plaatselijke schoolcommissie meenen dat zich op die school eenige leerling bevindt die door be vattelijkheid en aanleg in hooge mate uitmunt boven de medeleerlingen, zijn burgemeester en wethouders bevoegd dien leerling gratis te plaatsen op eene der scholen voor gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs der gemeentevoor zooverre de beschikbare ruimte zulks zal toelaten.7' Zonder hoofdelijke stemming is dit voorstel goedgekeurd. De heer Luteijn is inmiddels ter vergadering gekomen. Tengevolge van de onlangs gewijzigde inrichting van het onderwijs op school A en de oprichting van eene nieuwe meisjesschool D, bij de opheffing der school van den heer Auer, hebben burgemeester en wethouders eenige wijzigingen voorgesteld in de verordening rege lende het getal der scholen en den omvang van het onderwijsen in de verordening op het lager onderwijs. Zonder hoofdelijke stemming heeft de raad zicli met die wijzigingen vereenigd. Een voorstel van burgemeester en wethouders tot onderhandschen verkoop van twee thans verhuurde stukjes grond aan het einde van den dijk der oude haven is, op verzoek van den heer Snijders, tot eene volgende zitting aangehouden. Een voorstel van het dagelijksch bestuur tot uitgifte in huur van water in de zoute gracht, ter lengte van 120 meteraan de firma I. de Broekert O, is zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Naar aanleiding van een in den loop van dit jaar ingekomen verzoek van den heer van den Bosch te Goes, om vrijstelling van het betalen van marktgeld. en vergunning tot het kosteloos plaatsen van een tafeltje op de Korenbeurs, op grond dat hij slechts van tijd tot tijd van de beurs gebruik maakt, hebben burge meester en wethouders thans eene wijziging van het tarief der marktgcldcn voor de Korenbeurs voorgesteld, namelijk om in plaats van f 30 voor óen tafel per jaar te stellen f 3 voor éen tafel per maandof bij abonne ment f 30 'sjaars. Deze wijziging is zonder hoofde lijke stemming goedgekeurd en voorts besloten aan den heer van den Bosch te kennen te geven, dat zijn verzoek niet vatbaar is voor inwilliging, maar hij ook over dit jaar slechts voor zooveel maanden marktgeld moet betalen als hij van de beurs gebruik heeft gemaakt. De voorzitter legt over de volgende twee voordrach ten ter benoeming van eene eerste en eene tweede hulp onderwijzeres op school B, voor gewoon en meer uitge breid lager onderwijs voor meisjes. Op de eerste zijn geplaatst mejufvrouwen II. E. van niele, te Rijswijk; M. C. Cosijn, te Gouda, en C. J. van Waesberghe, te Hoorn. Op de tweede komen voor mejufvrouwen M. C. Cosijn, te GoudaC. J. van Waesberghe, te Hoorn, en H. P. J. namakers alhier. De uitslag der gehouden stemming is dat worden be noemd: tot eerste hulponderwijzeres (jaarwedde f 500) mejufvrouw van Hiele met 15 stemmen, terwijl mejufvrouw van Waesberghe 1 stem verkreeg; on tot tweede hulp onderwijzeres (jaarwedde f 450) mejufvrouw Cosijn met 13 stemmen, zijnde 3 stemmen op mejufvrouw Hamakers uitgebracht. Vervolgens wordt overgegaan tot de benoemingen ter vervulling van door periodieke aftreding te ontstane vacatures, waartoe in de vorige zitting onderscheidene aanbevelingen zijn ingekomen (zie het verslag in het nommer dezer courant van 6 dezer). De uitslag der stemming is dat worden benoemd: Als leden van het burgerlijk armbestuur de aftredende heeren J. Poley met 15 en D. Jeras met 16 stemmen. Als leden van het bestuur der godshuizen de aftre dende heeren J. P. van Visvliet met 15 en dr. J. C. de Man met 16 stemmen. Voorts in de plaats van den heer J. van der Leijé, die bedankt heeft, de heer mr. P. Roetert Tak Ez. met 15 stemmen, en in de plaats van den naar elders vertrokken jonkheer mr. D. G. van Teijlingen de heer J. Fak Brouwer met 12 stemmen. Als lid der commissie van bestuur over de bank van leening het aftredend lid mr. E. P. Schorer met 16 stemmen. Als lid van het bestuur over de wisselbank de aftre dende heer J. J. I. Sprenger met 15 stemmen. Als leden der plaatselijke gezondheidscommissie de heer C. L. van Sorge, aftredend lid, met 14 steramen, en de heer dr. S. Dobbelaer de Wind (die zitting heeft als lid van den gemeenteraad) mede met 14 stemmen. Als lid der commissie van toezicht over de scholen voor middelbaar onderwijs de aftredende heer J. F. W. Conrad met 16 stemmen. Als gemeentegeneesheer de aftredende heer dr. S. Meeme- ling met 15 stemmen, zijnde 1 stem uitgebracht op dr. H. Holra. Als gemeente-heelmeester de aftredende heer J. G. de Waal met 15 stemmen, terwijl de heer A, Iiendrix I stem verkreeg. Als leden der commissie tot het examineeren van varenslieden dc altredende heeren J. J. I. Sprenger met 16, mr. W. C. Borsius met 9 en jonkheer W. H. de Jonge met 12 stemmen. Alvorens wordt overgegaan tot de benoeming van leden voor de commissie uit den raad tot voorlichting van burgemeester en wethouders bij het opmaken der kohieren van de plaatselijke directe belasting op de inkomsten, verzoekt de heer Snijders ditmaal voor die betrekking niet in aanmerking te komen, eensdeels omdat de werkzaamheid dier commissie zóo hoogst ge wichtig is, dat hij het wenschelijk acht dat alle leden beurtelings deel van die commissie uitmaken; anderdeels omdat hij zoodanig met werkzaamheden is overladen, dat het hem onmogelijk zal zijn in het volgende jaar de talrijke vergaderingen der commissie by te wonen,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2