eene wettelijke regeling van de zaak der vrijwillige en
gerechtelijke consignatiën niet noodig achtte.
Vervolgens werden de algemeene beraadslagingen ge
opend over hoofdstuk VII& der staatsbegrooting (de
partement van financiën).
De heer van Kuyk betuigde zijne teleurstelling over
het voornemen des ministers om vooreerst niets te doen
aan de hervorming vaa het belastingstelsel. Ia het
verschuiven der quaestie tot na de census-herziening zal
hij het bewijs zien dat de minister wellicht een nieuw
ontwerp van inkomstenbelasting aan eene nieuwe kamer
zou willen onderwerpen. Intusschen herinnerde hij den
minister aan zijn eigen aandrang, als lid der kamer,
tot belastinghervorming. Deze bleef een eisch destijds;
zij behoorde plaats te hebben naar éen leidende gedachte
en wel om de vier volgende redenen. Ten eerste be
hoort het gouvernement meer ruimte van middelen te
hebben tot bevordering van belangen van handel en
nijverheid. In de tweede plaats moeten de rijks accijnscn
verdwijnen. Ten derde behoort de patentwet te worden
herzien, en ten vierde moet door belastinghervorming
het verband hersteld worden tusschen rijks-en gemeente
belastingen.
De heer van Lijnden van Sandehburg critiseerde do
instelling van eene staatsommissie over het muntwezen.
Die gewichtige zaak had aan het departement zelf moeten
behandeld worden en reeds vroeger een onderwerp van
onderzoek moeten uitmaken. Thans hadden wij, met
betrekking tot den gouden standaard, een Chineesche
muur om ons land getrokken. De regeering had on
middellijk naast den zilveren standaard de invoering
van deu gouden standaard moeten voorbereiden en
tegelijk eene internationale regeling op dit punt.
De heeren Hoffman, Arnoldts en van Zuylen van
Nyevelt kwamen op tegen het voornemen des ministers
om uit de afdeeling eeredienst de traktementen voor
nieuwe predikants-standplaatsen en verhoogingen te
doen vervallen. Zij achtten dit in strijd met de letter
en den geest der grondwet. Laatstgenoemde spfreker
weidde daarover meer in het breede uit. Van hot
voorstel des ministers wasvolgens hemgeene practi-
sche uitkomst te verwachten. De minister zeide wel,
dat wij den tot dusver gevolgden weg moeten verlaten,
maar blijft in gebreke aan te wijzen welken weg wij
dan moeten opgaan. Hij vermoedde, dat de minister
zonder zelf een vast, stelsel te hebbenslechts een votum
van de kamer wilde uitlokken om het tot richtsnoer te
nemen van zijne verdere handelingen en dit was niet
de taak der regeering. Veeleer behoorde de minister
zijne denkbeelden omtrent de bedoeling der 2" alinea
van art. 168 der grondwet te ontwikkelen.
Overigens zou bij op de zaak terugkomen, bij de
moer opzettelijke behandeling van het amendement van
den heer van der Maesen op de betrekkelijke afdeeling.
De heer de Bruyn Kops sloot zich aan bijv den aan
drang tot hervoiming van het belastingstelsel, door
trapsgewijze verbeteiing naar éen leidende gedachte,
waarin eene zuivere inkomstenbelasting als onderdeel
zou voorkomen en welk verband ook zou moeten om
vatten de grondbelasting, de registratie op de overdracht
van onroerende goederende successie-rechten en de
accijnscn op het bier, de azijnen en vooral het geslacht.
Hij vroeg verder naar den stand der voorbereide wet
geving op de post-spaarbanken.
De heer Jolles wenschte dat de regeering weder zou
opvatten de wettelijke regeling van de pensioenen der
predikanten.
De heer van Houten, in een algemeene politieke be
schouwing tredende, zeide vandezen minister trouw
aan zijne beginselen en antecedenten te hebben ver
wacht. Hij vroeg derhalve of deze minister, in strijd
met die antecedenten, zich mede verantwoordelijk had
gesteld voor een oorlogsbudget van 17 millioen. Mocht
hij daaromtrent geen gunstig antwoord ontvangen, een
der hoofdredenen waarom bij den minister met genoe
gen hail zien optreden, zou dan vervallen.
De heer van Eek vroeg of de minister het met zijn
ambtgenoot voor justitie eens was omtrent de noodza
kelijkheid der herziening van de registratiewet
De heer Blussé vreesde dat de voorzichtigheid van
dezen minister te grooten invloed op zijne werkzaam
heid zou uitoefenen. Hij herinnerde hem aan zijn
aandrang, ten vorigeu jare, op het tot stand komen
der comptabiliteitswet en vroeg wat de minister nu zelf
daaraan had gedaan? Hij vroeg verder hoe het
stond met de gereed gemaakte voordracht tot herziening
der belasting op de gebouwde eigendommen? Eens
was hij 't met den beer van Kuyk, dat ondanks den
vooruitgang der belastingen, de middelen waarover de
staat kon beschikken, niet toereikende waren. Maar
hij ried den minister aan zich wel te bedenken alvorens
hij het hellend vlak der belasting-hervorming betrad,
want de ondervinding had geleerd, dat het gemakke
lijker was haar voor te dragen dan haar te doen aan
nemen.
Hij verdedigde verder de vorige regeering tegen het
verwijt van den heer van Lijnden betrekkelijk de
werkeloosheid met betrekking tot bet muntwezen en
keurde de instelling der staats commissie goed.
De heer Gratama vroeg naar den stand der zaak van
het Agatha-kiooster. Zijn, vroeg h.j, de rechten van
den staat in deze behoorlijk verzekerd?
Zitting van Maandag 16 December.
(Per telegraaf)
Het wetsontwerp om de Indische saldo's van de
diensten over 1868 en 1869 op de Indische begrooting
voor 1872 te brengen is aangenomen met 37 tegen 3o
stemmen.
Vervolgens zijn de discussiën geopend over de over
eenkomst met Spanje betreffende de rechten der consuls
van den eenen in den anderen staat.
In een heden avond te houden vergadering zouden
de discussiën worden voortgezet.
ALGEMEEN OVERZICHT.
Zaterdag nacht te 2 uren is, na eene dag- en avondzit-
ting, omtrent de belangrijke quaestie der ontbinding
van d e Fransche kamer beslist. Het stormachtig debat
eindigde met eene eenvoudige orde van den dag, voor
gesteld door het linker-centrum en door de regeering
ondersteund. Aan de nederlaag der dissolutionisten,
zooals de sprekers dei' rechterzijde de voorstanders der
kamerontbinding noemenwerd vooral nu niet getwijfeld.
Niettemin vormen zij blijkens de stemming over de motie
een belangrijke minderheid, welke onder andere omstan
digheden zeer licht meerderheid zou kunnen worden.
Met 483 tegen 198 stemmen werd de motie aangenomen.
Dit laatste aantal bestaat uit de uiterste linkerzijde, de
gematigde republikeinen en enkele leden van het linker
centrum, die met hunnen groep niet wilden medestem
men, omdat de rechterzijde zich op het einde der zitting
met de eenvoudige orde van den dag vereenigde en de
stemming daardoor dus geene zuivere partijstemming
meer bleef.
Aan het parlementair tournooi, dat rijk aan beleedi-
giugen, persoueele feiten en andere incidenten was, werd
door redenaars van alle groote partijschakeeringen
deelgenomen, behalve het linker-centrum. In de dag
zitting traden drie redenaars op, de heeren Gambetta
en Louis Blanc voor de radicale linkerzijde en de heer
d' Audiffret-Pasquier voor het rechter-centrumin de
avondzitting eveneens drie, namelijk de heer Raoul
Duval, een der heftigste leden der rechterzijde, de heer
le Royer namens de gematigde republikeinsche linker
zijde en de minister Dufaure voor de regeering. Na
deze laatste redevoering (een kwartier na middernacht)
verklaarde de president de discussiën gesloten en ging
de kamer na het gewone gekibbel over het voorstellen,
intrekken en de prioriteit der motiën tot de stemming
over, waarvan wij den uitslag boven mededeelden. Zoo
als men verwachtte is de quaestie der ontbinding voor-
'oopig dus niet meer aan de orde, tenzij zooals le
Temps zelfs schrijft, ofschoon dit blad tegen de ontbin
ding was geen overeenstemming tusschen de regee
ring en de commissie-Dafaure tot stand kome. „Dan
zou de dissolutionistische beweging, verre van door
de zitting van gisteren gefnuikt te wezen, versterkt wor
den en ontzaggelijk in omvang toenemenen het uiterste
middel, hoe betreurenswaardig ook onder de tegenwoor
dige omstandigheden, zou niet meer vermeden kunnen
worden."
Die overeenstemming tusschen de vijanden van den
29cu November wordt steeds waarschijnlijker, doch het
is zeer de vraag of zij tot stand komen zal op de grond
slagen, welke door Thiers op zoo ruiterlijke wijze in
zijne boodschap werden aangewezen. Uit de redevoe
ring van den minister Dufaure straalt opnieuw eene
welwillendheid voor de rechterzijde door, welke zij
waarlijk na hare houding tegenover de regeering niet
verdiend heeft. Het is volkomen waar dat de crisis
gevaarlijk begon te worden voor Frankrijk's rustdoch
of een toegeven aan de eischen der rechterzijde, in
strijd met den uitgedrukteu wil van het land, nu juist
de gelukkigste oplossing mag heeten, valt zeer te be
twijfelen. De heer le Koyerde redenaar der gema
tigde republikeinenschetste Zaterdag in ronde woor
den het gevaarlijk streven der rechterzijde. „Gij zegt
dat gij vóór alles de ministericele verantwoordelijkheid
wilt regelen, dit is niets dan een voorwendsel. Weet
gij wat ge wilt, het is de macht; en wanneer gij alle
ambtenaren vervangen zult hebben, dan weet ik wie
de ontbinding der kamer zal eischengij zult het zijn."
En toch beweerde' de regeeringbij monde van Du
faure, dat het onwaar is dat het land ongeduldig wordt bij
de discussiën der nationale vergadering. „Men doorleefde
rustige dagen totdat een groote reis ondernomen werd
om propaganda temaken." En of de linkerzijde al riep:
„Spreek dan ook van het banket te Bordeaux!", de mi
nister verklaarde te eerlijk te wezen om daarover te
zwijgen, doch tevergeefs zal men verder in zijne rede
voering dienaangaande eecig verwijt jegens de rechter
zijde zoeken. Geen wonder dat de rechterzijde voorstelde,
en er met 598 tegen 80 stemmen in slaagde, dat de rede
voering van den minister in alle Fransche gemeenten
zal worden aangeplakt. Hoe aantrekkelijk moet het voor
de verbitterde monarchalen wezen, wanneer zij ten aan
zien van bun doodsvijand overal op de muren de vol
gende woorden van den minister kunnen lezen: „Ondanks
al zijn talent heeft de heer Gambetta, alvorens aan het
bestuur te komen, allen tijd om nog wat ouder te worden."
Een andere vraag is het of de uiterste linkerzijde
niet zelve eenigszins de schuld draagt van het resul
taat der zitting vau Zaterdag. De drift, waarmede zij
Woensdag het aan de orde stellen der petitiën tot
ontbinding der kamer ondersteunde, is ontegenzeggelijk
een politieke fout. Zj kon vooruit berekenen dat zij
verslagen zou worden niet alleen, maar dat die neder
laag tevens haar droombeeld vernietigen zou. Wat zij
Woensdag bedierf, moet men erkennen dat zij Zaterdag
trachtte te herstellen. Wanneer men de redevoeringen
der 6 sprekers doorleest, dan is men verrast dat juist
die van Gambetta en Louis Blanc in bezadigdheid in
kalmen toon en in weinig kwetsenden vorm ver boven
de anderen uitmunten. De overwinning konden zij der
linkerzijde echter niet schenken.
In den Cisleithaanschen lijksraad is Zaterdag door
den minister van financiën de Pretis het budget voor
1873 ingediend metden gebruikelijken „raillioeneuspeech"
De uitgaven zijn 25 millioen hooger geraamd dan voor
het loopende jaar een gevolg van het hoogere rijks
budget daarentegen de inkomsten slechts 19 millioen
hooger. De buitengewone gel don voor 1872 zijn echter
niet besteed, zoodat die voor het tekort van het vol
gende jaar kunnen besteed worden, waardoor het
dienstjaar 1873 met een voordeelig saldo van 3,J millioen
zal sluiten. Geen wonder dat de indruk, welken deze
uiteenzettingen van den minister maakte, bijzonder
gunstig was. Van overschotten hebben Oostenrijksche
ministers van financiën zelden kunnen spreken. De beer
de Pretis maakt inderdaad eene uitzondering, aanne
mende natuurlijk dat zijn exposé op waarheid en niet
opfinaneieele goocheltoeren gebaseerd is.
In de zitting der Cortes van Vrijdag heeft Zorilla
medegedeeld dat de nieuwe leening driemalen voltee-
kend is. Tevens heeft hij voorlezing gedaan van een
rapport over de werking der wet cp de recruteering
en daaruit de noodzakelijkheid betoogd der invoering
van den algemeeaen dienstplicht. Zooals men zich her
innert is reeds vroeger desbetreffende een wetsontwerp
door deze regeering ingediend.
Belgische brieven.
Gent, 14 December.
Ik kan u voor het oogenblik over niets anders schrijven
dan over het water! In onze stad wordt van niets anders
gesproken dan van de overstroomingen die plaats heb
ben in het laag gedeelte onzer stad. Sedert Dinsdag
is het water der Lys en Scheldewelke Gent bespoelen,
zóo gewassendat verschc-idene wijken onder water
staan. De ontsteltenis welke dit in de arbeiderswijken
heeft teweeggebracht, is onbeschrijfelijk. Talrijke fami-
liën hebben hunne woningen moeten ontvluchten, anderen
wonen op de bovenverdiepingen en zijn verplicht door
het venster uit en in hunne woningen te gaan als zij
het wagen er in te blijven. Wat den toestand nog ver
ergert is, dat een groot getal fabrieken hebben moeten
sluiten daar hunne machines niet kunnen werken en de
gebouwen geheel of gedeelte! ijk onder water staan. Ver
scheidene plaatsen der stad, voornamelijk in de wijken
van H. Kent, de Nieuwbrug, Molenaar straat, Muide,
in éen wbord de helft der stad staat onder water dat
over de straten en in de woningen stroomt. Men heeft
in al die straten balken gelegd, teneinde de gemeenschap
voor de inwoners met het overige gedeelte der stad
mogelijk te maken.
Heden morgen heeft men het Koninklijk atheneum
moeten sluitenomdat het rondom in water staat. De
stadsscholen op de Muide zijn om dezelfde reden moe
ten gesloten worden. Overal ziet men lieden vluchten
met hunne bedden en hun huisraaddat zij uit hunne
overstroomde woningen hebben gered. Ik zou u menig
treurig voorval kannen verbalen van familiën die door
het water verrast zijn gewordenwant bet is ongeloof
lijk hoe ras het water sedert twee dagen is gestegen.
Op 14 dezer, 's morgens, was het waterpeil in het
bassin te Gent 6"» 26dat was 0"'16 hooger dan den
vorigen dag. Volgens menschengeheugenis is nooit het
water hier te Gent zoo hoog geweest. Blijkens eene
nota, in de archieven der stad gevonden, moet men tot
het einde der vorige eeuw opklimmen om een hooger
waterpeil (6m 62) te vinden in onze stad, en toen had
men {ie afwateringskanalen niet die men nu bezit.
Op bet oogenblik dat ik u schrijf, 7 uren 's avonds,
wast het water nog altijd en vermeerdert de overstroo
ming overal. Evenwel hoopt men dat het dezen nacht,
met het krimpen van de maan, zal afnemen; is dit
het geval niet, dan moet men nog onberekenbare ram
pen verwachten.
Er zijn inschrijvingen in onze stad geopend om de
ongelukkige slachtoffers dezer ramp te hulp te komen.
Varia uit het buitenland.
Duitschland. Aan de Kölnische Zeitung wordt
uit Berlijn geschreven, dat de minister van binnenlandsche
zaken den landrdtJien [door de regeering aangestelde chefs
van een kreits, ongeveer wat de burgemeester in de
gemeente is]die als lid der kamer tegen de Kreisor-
dnung stemdenheeft aangezegd dat zij hun ontslag
moeten nemen, en dat hij bij weigering andere maatre
gelen zou nemen. Men ziet dus dat liet gebeurde met
den opper-president van Saksen, den heer von Witzle-
ben, niet op zich zelf staat. Zaterdag avond is von
Bismarck met zijne familie te Berlijn teruggekeerd. Men