waaruit bleek, dat de meerderheid der kantonrechters
bijv. de boorden over de das neerslaan. Maar en dit
staat op den voorgrond men moet dan ook niet doen
zooals de heer Jolles, maar werkelijk handelen in den
geest der grondwet, namelijk bij geene enkele benoeming
vragen naar de kerkelijke of godsdienstige overtuiging
van de sollicitanten, maar alleen zoeken of er onder hen
een man te vinden is die om bekwaamheid en karakter
de right man on the right place zou zijn.
De minister van marine heeft aan den heer P J. van
Dam, visiteur der quarantaine te Veere, met den laatsten
dezer, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag
uit die betrekking verleend.
In de heden gehouden zitting van den gemeenteraad
van Amsterdam is de vervroeging van het beursuur
aangenomen.
BENOEMINGEN EN BESLUITEN.
rechterlijke macht. Benoemd tot rechter in de
arrondissements rechtbank te Groningen jonkheer mr.O.Q.
van Swinderen, thans rechter in de arrondissements
rechtbank te Almelo.
notariaat. Benoemd tot notaris binnen het arron
dissement Nijmegen, ter standplaats de gemeente Millin-
gen, A. J. J. A. M. H. Hengst, candidaat-notatis te
Wamel.
leger. Eervol ontslag verleend uit den militairen
dienst, op verzoek, aan den 2en luitenant W. M. E.
Ie Maitre, van het le regiment infanterie.
ONDERWIJS.
Benoemd tot leeraar in het boekhouden bij de hoogere
burgerschool te 's Gravenhage de heer J. C. Mensing
GEMENGDE BERICHTEN.
De kolossale dam der spoorwegwerken op hetWest-
Nieuwland te Rotterdam die reeds tweemaal tegen den
waterdruk niet bestand bleek en daarna met.groote
zorg werd hersteld en versterkt, is in den nacht van
eergisteren weder bezwekenzoodat het geheelethans
reeds vergevorderde werkonder water staat.
Tengevolge van een twist tusschen eenige ponton
niers en politie-agenten, die Vrijdagavond te Dordrecht
plaats had en waarbij een paar agenten werden gewond,
doorkruist des avonds uit vrees voor meer dergelijke
vechtpartijen eene patrouille de straten der stad.
Bij den storm van eergisteren was te Helder de
grootste winddruk die werd waargenomen des ochtends
te 10 uren 40 minuten 109 kilogramde barometerstand
was ten 1 uur 35 minuten: 730.36 mm. Het water
stond hier en daar langs het kanaal op de straten.
Volgens eene te Utrecht gedane waarneming, was de
sterkste windstoot des ochtends te 10£ uur, zijnde
80 kilogrammen drukking op den vierkanten meter.
Op verschillende plaatsen heeft de storm schade aan
daken van huizen en schoorsteenen aangericht. In
den Haag is een meisje in het water gewaaid doch
geredeen knaapje werd daar mede door de kracht
van den windtegen den grond geworpen en bekwam
eene verwonding. Uit Overijsel meldt mende aan
houdende storm, heeft het water binnen-en buitendijks
tot eene onrustbarende hoogte doen stijgen. De uiter
waarden aan de zeekusten staan alom blankde nood is
hoog. Vele gezinnen bereiden zich op het ergste voor.
Daar de Seine gedurende eenige dagen is gevallen
begon de toestand in en rondom Parijs eenigszins gun
stiger te worden, hoewel nog op verscheidene plaatsen
het verkeer-was gestremd en dagelijks ongelukken ge
beuren. Men vreest echter dat indien de regen niet eenige
dagen ophoudt het water in de rivier spoedig weder
zal wassenvolgens de laatste berichten stond het reeds
stil en daalde niet meer.
Zaterdag zijn tengevolge van een telegram, ont
vangen door den advocaat van den persoondie zich
sir Rodger Tichborne noemt de raadslieden der
partijen naar den zetel van het geslacht, Tiehborne-
house te Alresford, vertrokken, teneinde schrifte
lijk de verklaringen van lady Doughty op te nemen,
wier toestand zeer zorgelijk is. Reeds vóór 14 dagen
was zoodanige bijeenkomst belegd, welke echter niet
plaats vond tengevolge van eenige beterschap in haren
toestand. Zij blijft den beweerden sir Rodger Tichborne
voor den ware houden.
Op de Heuwagsplatze te Praag is een nieuw ge
bouw van drie verdiepingen eensklaps ingestort; niet
minder dan twintig tot dertig arbeiders werden onder het
puin begraven. Men weet nog niet of er gered zijn
geworden.
Te New-York zal eene permanente tentoonstelling
Van nijverheid gevestigd worden. Daartoe zal een
glazen paleis worden gebouwd, op een terrein dat
te dien einde voor 1,700,000 dollars is aangekocht door
den generaal Dix en andere invloedrijke ingezetenen
van New-York.
Te Dawleyin Shropshire brak terwijl acht arbei
ders in eene steenkolenmijn werden neergelatende
ketting, waaraan de bak bevestigd was, en allen
stortten in de diepte neder. Zij vonden onmiddellijk den
dood.
THERMOMETERSTAND.
10 Dec. 'sav. llu. 42 gr.
11 'smorg. 7 u. 42 gr.'smidd. 1 u. 44gr. 'sav. 6 u. 44 gr.
STATEN-GENERAAL.
tweede kamer.
Zitting van Dinsdag 10 December.
{Nader verslag.)
Ingekomen zijn1° een wetsontwerp tot vaststelling
der begrooting van de landsdrukkerijdienst 1873
2° de door den minister van binnenlandsche zaken toe
gezegde bescheiden betrekkelijk de census-herziening.
De stukken, bestaande uit adviezen van gedeputeerde
staten, rapporten van burgemeester en wethouders van
eenige gemeenten en rapporten in verband met de belas
tingen van het departement van financiënzullen ter
griffie worden gedeponeerd, deels onder geheimhouding
voor de leden.
Omtrent eenige wetsontwerpen van ondergeschikt
belang, waaronder een tot bekrachtiging eener overeen
komst met Spanje omtrent de toelating van consuls van
het eene in het andere land, is bepaald dat zij zullen
worden behandeld aanstaande Zaterdag en Maandag
vóór de hervatting der begrootingsdiscussie.
De algemeene beraadslagingen zijn gevoerd over de
begrooting van oorlog.
De heer de Bieberstein ontwikkelde verschillende
bezwaren tegen deze begrooting. Hij vreesde dat het
hooge eindcijfer op den duur onze financieele krachten
zou te boven gaan. Vooral tegen de gelden voor buiten
gewone geniewerken had hij bezwaar. Het gevaar voor
een vijandelijke aanval van Duitschland zag hij niet in.
Liever dan geniewerken af te breken en weer op te
bouwen, wilde hij gedacht hebben aan het populair
maken van de militie. Hij klaagde verder over de
werkzaamheden van de plaatselijke adjudanten, over
de kostbaarheid van de militaire academie, over de
remonte van de stafofficieren, over de kostbaarheid en
het weinige nut van de kampen, waar in ieder geval
een betere leiding en meer tucht behoorde te bestaan.
Hij hoopte ten slotte dat bet den minister moge geluk
ken het leger op goeden voet te brengen en verklaarde
dezen minister te willen behoudenom niet nog meer
afwisseling in de leiding van dit departement te brengen.
De beer Heijdenrijck bracht den loop onzer defensie-
regeling, de historia morhi dier regeling in herinnering,
om aan te toonen hoe regeering en kamer in gebreke
waren gebleven naar een vast, behoorlijk stelsel te
werk te gaan en de consequentiën daarvan op zich te
nemen. Eene fractie in de kamer, die altijd tegen mili
taire uitgaven gestemd was, schroomde steeds voor de
consequentiën van haar stelsel uit te komen en toch
was het beter geen militaire uitgaven te doen dan halve
maatregelen te nemen, die op den duur slechts kost
baar zijn. Hij vroeg of het shibollett der liberale partij,
wettelijke regeling van de legerorganisatiethans haar
gewicht had verloren? Wat den minister betreft, hij
waardeerde 't in hem, dat hij al dadelijk 3 millioen
aanvraagt voor buitengewone uitgaven, waardoor de
minister den moed toonde om doortastend te handelen.
Intussehen achtte hij nadere opheldering noodig omtrent
de voornemens der regeering met betrekking tot de
orde waarin zij de census-quaestie en het militaire vraag
stuk wilde oplossen. Hij vroeg of de geruchten waarheid
bevatten dat de vestingwet gereed is en dat de minis
ter de vesting Nijmegen wil doen vervallen? Ten
slotte drong hij aan op de aanneming van een zeer
geconcentreerd vestingstelsel.
De heer Bredius verklaarde zich stellig tegen alle
verhooging van militaire uitgavenzoolang niet een vast
stelsel zou zijn aangenomen. Hij wilde zelfs den schijn
van oppositie tegen het kabinet of' den minister vermij
den; maar plicht gaat bij hem boven persoonlijke sym
pathie en zelfs boven politieke beginselen. Ouder een
vast stelsel verstond hij een keuze tusschen deze drie
stelsels: óf volslagen verdediging, ongeacht de offers
die zij vergt; óf het weerbaar maken van de levende
strijdkrachten, het in verdedigbaarheid stellen van de
geheele natie, óf een stelselmin of meer van wanhoop,
waaronder onze militaire macht herleid wordt tot een
groot politiekorps. Een beslissing moest worden geno
men; langer tot nuttelooze uitgaven vóór dien tijd
medewerken zou hij niet. Eenmaal een bepaald stelsel
aangenomen, zou üij zich daardoor gebonden rekenen
en in afwachting daarvan zou hij alleen daa vóór de
begrooting stemmen, wanneer zij teruggebracht werd
tot het noodzakelijke tot handhaving van den bestaanden
toestand.
Ten slotte drong hij aan op verbetering in de inrich
ting van het onderwijs bij de korpsen en op het verbod
tegen het dragen van wapenen door militairen beneden
den rang van officier, wanneer zij buiten dienst zijn.
De heer van Akerlaken sprak ongeveer in denzelf
den geest als het hoofdbetoog luidt van den vori-
gen spreker, nij wees op het steeds klimmende eind
cijfer; op de wisseling van denkbeelden, omtrent de
militaire behoeften bij de verschillende ministers. Indien
men nu slechts zekerheid had, dat de aanzienlijke
sommen goed besteed werden, ware het iets anders.
Maar het tegendeel is het geval en vandaar ook de
jaarlijksch terugkeerende malaise bij de behandeling
der begrootiug. Hij wees op eenige gewone uitgaven,
waarop bezuinigd kon worden, maar verzette zich
vooral tegen het aangevraagde krediet van bijna 3
millioen voor buitengewone werken, zoolang niet een
vast stelsel zou zijn aangenomen. Bij dezen minister
had men op een bevestigde overtuiging omtrent het
vestingstelsel kunnen rekenen. Zoolang de daartoe be
trekkelijke wet niet is ingediendmoeten wij ons tot
de gewone uitgaven bepalen, en wat de wettelijke legeror
ganisatie aangaat geen enkel oogeublik mocht er
twijfel zijn of dit kabinet haar zou indienen.
De heer van Sijpesteijn wees ook zijnerzijds op het
hooge eindcijfer, buiten verhouding van hetgeen daar
voor verkregen wordt. Wanneer dit goed waredan
zou het financieel bezwaar bij hem niet wegen. De intrek
king der militaire wetten van het vorig ministerie had
hij met genoegen gezien. Maar men had van hem mo
gen verwachten de zeer spoedige indiening eener nieuwe
vestingwet, die intussehen als laatste nummer op het
plan van den minister voorkomt. Het beginsel op zich
zelf gesteld van de afschaffing der plaatsvervanging zou
tot niets leidenindien het niet in verband kon worden
beschouwd met de geheele herziening der wetten op de
militie en schutterijen.
Voor 't overige wees hij op een aantal leemten en
gebreken, die bij de mobilisatie en het krijgswezen
aan den dag is getreden en voor welker voorziening
niets of niet genoeg was gedaan. De aangevraagde
buitengewone uitgaven keurde hij goed, maar hij ver
zette zich tegen eene partieele regeling van het vesting
stelsel, vóórdat de eigenlijke vestingwet, op welker
indiening hij aandrong, in behandeling zou komen.
De heer Dumbar daarentegen juichte de voorgenomen
opheffing der vesting Deventer zeer toe.
De heer Nierstrasz wilde dat er nu eindelijk een einde
zou komen aan het spreken en dat er gehandeld zou
worden. Onverschillig of het bij de wet (als men dit
wilde) of bij besluit zal geschiedenonverschillig of de
minister homogeen al dan niet was met zijn ambtge-
nooten: boven alles wilde hij regeling van het defen
siewezen, van het vestingstelsel en vooral van „de ziel
onzer verdediging", de levende strijdkrachten. Evenals
de heer van Sijpesteijn verwachtte hij weinig practisch nut
van een op zich zelf staande behandeling van het beginsel
der plaatsvervanging, en ook hij waarschuwde tegen het
uiteenrukken van het vestingstelsel, vóórdat men een
goed en aaneensluitend plan zou hebbeD. Ook hij zeide:
geen goedkeuring meer van een begrooting van oorlog,
vóórdat hij weet welk stelsel de minister wil toepas
sen. Wat het leger betreft, de verbetering daarin kan
gevonden worden door eene nieuwe militiewet, maar
met de indiening daarvan mocht de minister dan ook
niet dralen en alles moest inmiddels worden aangewend
om de oefening der troepen te bevorderen, om de mili
taire tucht en den militairen geest aan te wakkeren. In
verband hiermede verklaarde hij zich tegen een verbod
betreffende het dragen van wapenen in vredestijd.
Ten slotte bracht hij de zaak van den voormaligen
kapitein Janssen ter sprake. De lezing der door den
minister overgelegde stukken had op hem een allerpijn-
lijksten indruk gemaakt. Door de cordate houding van
den minister Delprat was het nadeelige effect op de
krijgstucht teweeg gebracht door het besluit der kamer,
waarbij zij in hoogste appèl uitspraak wilde doen over
een advies van een raad van onderzoek, geneutraliseerd.
Maar nu had deze minister, in plaats van den heer
Janssenwegens zijne bedreigingende deur te wijzen,
hem voorstellen laten doen en zich zelfs op vraagpunten
laten hooren. Dat had hij met diep leedwezen gezien.
Kon de minister dat punt niet voldoende ophelderen,
reeds dit zou genoegzame reden voor hem zijn om tegen
de begrooting te stemmen.
De heer Bergsma besprak mede de houding van den
minister in zake Janssen. Hij wees op de weifelende
gedragslijn in deze door den minister gevolgd. Den
2Gen September jl. was nog in 't geheel geen uitvoering
gegeven aan het besluit der kamer van 27 Februari jl.,
iets wat hij niet verwacht had van deze regeering, wa irin
mannen zitten, die tot het besluit der kamer hadden
medegewerkt. Door zijne verschillende beschikkingen
had de minister getoond stelselloos te zijn. Kon men
dan van hem een bepaald stelsel verwachten ten aanzien
van de zooveel grootere belangen, van's lands belangen?
Dat bleek dan ook werkelijk niet te bestaan. Geen
leidende gedachte had de minister ten aanzien der
hervormingen, waarvan de noodzakelijkheid door het
mobilisatie-rapport zoozeer in 't licht was getreden. Onder
deze omstandigheden zou hijtotdat hij wellicht be
vredigende ophelderingen van den minister zou hebben
ontvangen, eene afwachtende houding aannemen.
Zitting van W oensdag 11 December.
(Per telegraaf,i)
De discussiën over hoofdstuk VIII (oorlog) der staats-
begrooting voor 1873 werden met groote warmte voort
gezet.
Bijna algemeen had men bezwaren tegen de buiten
gewone aanvraag van gelden voor vestingwerken,
voordat een definitief algemeen vestingstelsel was aan
genomen. De heer Kappeijne van de Coppello raadde
den minister aan de post voor buitengewone vesting
werken terug te nemen en kondigde, ingeval de minister
daartoe niet overging, een amendement in dien zin aan.
De heer de Lange drong er op aan om den heer
Janssen een geldelijke schadeloosstelling toe te kennen
en verklaarde, dat hij, indien de minister daarvoor geen
post op de begrooting bracht, een amendement daartoe
zou voorstellen.
Morgen zal de minis'er aan het woord zijn.
Op voorstel van den heer Heemskerk, is, na warme
discussie en in strijd met het rapport der centrale com
missie, met 46 tegen 21 besloten om het wetsontwerp
tot herziening van den census vóór het kerst-reces in
de afdeelingen te onderzoeken.
Door den heer van der Maesen de Sombreff zijn op hoofd
stuk Vllb (financiën) der staatsbegrooting voor 1873
twee amendementen voorgesteld tot toevoeging van twee