anderen kant, zoolang art. 194 bestaat, moet er dan
ook overal voldoend onderwijs gegeven worden. Daarom
betreurt hij het dat er bij zoovelen aan den noodigen
ijver voor het onderwijs zooveel ontbreekt. Hij is dan
ook overtuigd, dat een onderzoek noodig is naar de
gebreken, die verbetering beletten, dat geeft hij den
minister nogmaals in overweging; en als deze mocht
blijven aarzelen om dat punt ter hand te nemen, dan
zal het nemen van het initiatief door de kamer niet
kunnen uitblijven» Enkele punten eischen|naar spreker's
overtuiging dringend en dadelijk herziening. Als zoo
danig wijst hij op de artt. 18 tot 20 der schoolwet.
De positie der' hulponderwijzers eischt voorziening in
dien zin, dat hun bevoegdheid om aan het hoofd eener
lagere school te staan geheel worde opgeheven. Maar
in de tweede plaats moet er ook verbetering komen in
de bezoldiging der hoofdonderwijzers. Art. 36 der wet
is geen afdoend middel om die verbetering te verkrij
gen. De staat is te zeer gebonden. Van de betere gezind
heid der gemeentebesturen is geen heil te verwachten.
Hij beroept zich daaromtrent o. a. op het oordeel der
Maatschappij tot nut van 't algemeen en op dat der
provinciale staten van Zeeland. Hij drong eralzoomet
kracht bij den minister op aan om de zaak te overwe
gen en te onderzoeken.
De heer van Wassenaer maakte daarna de opmerking
dat het schoolverzuim op de openbare school grooter is
dan op de bijzondere. Hij ziet daarin de nadeelige
zijde van het kosteloos ouderwijs; wat niet betaald
wordt, vindt geen waardering.
De heer Saaymans Vader ontwikkelde vervolgens
zijne bekende denkbeelden omtrent het gemis van gods
dienstzin bij het onderwijs, waardoor de jeugd in een
geest van ongeloof wordt opgevoed, die verderfelijk
moet zijn voor de maatschappij. En nu laat de staat
wel vrijheid om bijzondere scholen op te richten,maar
tegelijk voert de staat tegen haar eene onhoudbare con
currentie met het geld der belastingschuldigendat is
alzoo ook van hen die bezwaren tegen het staatsonder
wijs hebben. Is de bijzondere school dan zulk een kwaad
vraagt hij. Is de opleiding in de vreeze des Heeren
dan eene misdaad Dat het in de toepassing alzoo schijnt
te wezen dat schrijlt hij toe aan denanti-christelijkcn
geest, die onzen tijd beheerscht. Met vreugde heeft hij
intusschen vernomen, dat de minister geneigd is de
grieven van velen weg te nemen. Het middel daartoe
is gemakkelijk te vinden. Er is niets meer noodig
dan alinea 4, die oorspronkelijk aan art. 20 was toege
voegd, te herstellen, namelijk het recht om de bijzondere
school te subsidiëren in gelijke verhouding als de kosten
voor het openbaar onderwijs bedragen. Dat zou grond
wettig zijn en liberaal.
De heer Jolles meende, dat de staat, door aan deze
laatste eisch toe te gevenzich op een gevaarlijk
terrein zou begevenen ontwikkelt voorts de stelling,
dat de reden van het schoolverzuim meer daarin ge
zocht moet worden, dat de ouders arbeid van hunne
kinderen vergen ter vermeerdering van de inkomsten
des gezins.
De heer Idzerda dringt op wettelijke regeling der
bewaarscholen aan, met voldoende waarborgen voer
zedelijkheid en geschiktheid der onderwijzers en onder
wijzeressen.
De heer van Naamen betuigde op vele punten met
den heer Moens in te stemmen. Hij meent echter dat
verbetering te lang op zich zou laten wachten als men
ze wilde uitstellen totdat het tot eene wijziging der
wet komen zal. Daarom wil hij den minister in over
weging geven die bepalingenwelke met behoud dei-
wet voor verbetering vatbaar zijn, te herzien. Het
kwaad schuilt hoofdzakelijk in die betrekkelijk het
onderwijzend personeel. De kweekelingen behoorden
niet onder het officieel personeel te worden meegeteld.
Ook lotsverbetering voor de hoofdonderwijzers is nood
zakelijk, die bevorderd kan worden door eene betere
toepassing van art. 20, betreffende het aan 't hoofd
der scholen stellen van hulponderwijzers. Ook kunnen
gedeputeerde staten, bij de goedkeuring der gemeente-
begrootingenhun invloed ten opzichte der toepassing
van het minimum doen gelden. Leerplicht beschouwt
hij als het detideratummaar daaraan zou de invoe
ring van het algemeen kosteloos onderwijs en eene
aanmerkelijke vergrooting van de schoollokalen vooraf
moeten gaan.
Daarop was de minister van binnenlandsche zaken
aan het woord. Zijne liefde voor het openbaar onderwijs
houdt er hem van terug, om aan de wet te raken, uit
vrees van daardoor de wet te zullen schaden. Als
het parlementair initiatief tot herziening der wet werd
genomen, dan zou de minister het met genoegen zien
als een bewijs van de belangstelling in het onderwijs,
maar hij zelf is niet overtuigddat hij nu reeds eene
herziening van de wet zou behooren voor te stellen.
De heer Moens heeft cijfers bijgebracht, maar die zijn
van 1869. En als de minister daar nu de nieuwe cij
fers nevens plaatst, dan ziet hij o. a. dat in 1871 de
traktementen der hoofdonderwijzers met f 47,000 en die
der hulponderwijzers met 53,000 in dat jaar zijn vermeer
derd. De bezoldigingen zijn nog wel niet hoog, maar
toch ondervindt men meer medewerking bij de ge
meentebesturen tot wegneming van het kwaad dan
vroeger. In Zuid Holland is dan ook nog maar éen
hoofdonderwijzer die op het minimum staat. Het geheel aan
tal in het land van hen die minder dan f 600 traktement
genieten, was in 1861 nog 51 en in 1871 is het reeds
tot 33 gedaald. Bij de verkregen resultaten acht de
minister het dus wenschelijk de praktijk nog wat af te
wachten.
De afvoering der kweekelingen uit het officieel per
soneel is niet mogelijk, omdat dan niet in de behoefte
aan onderwijzend personeel zou kunnen voorzien wor
den. Er zijn nu meer kweekelingen dan hulponderwij
zers, maar ook daaruit blijkt weer de noodzakelijkheid
om laatstgenoemden beter te bezoldigen. Ook die
behoefte wordt echter reeds door de gemeentebesturen
erkend. Van een plicht is de minister geen vriend;
hij zou uog veel moeten veranderen om dat genees
middel te baat te willen nemen, nij is geen vriend
van dwang. Wat het aan 't hoofd der scholen plaatsen
van hulponderwijzers betreft, kan de minister verzeke
ren dat gedeputeerde staten op de toepassing van
art. 20 streng toezicht houden.
De richting welke de heer Vader voorstaat, istoege
laten voor de bijzondere scholen, maar van de voorstanders
der centrale school mag men niet vergen, dat zij geve
wat zij niet geven kan.
Na deze redevoering des ministers was het debat
in hoofdzaak gesloten. Nadat dan ook de heer C. van
Nispen het woord gevoerd, de heeren van Naamen en
Wassenaer gerepliceerd en de heer Heemskerk door
eene vergelijking met Luxemburg had aangetoond, dat
uit het schoolverzuim bleek dat de toestand bij ons nog
zoo erg niet is, zijn wensch had te kennen gegeven dat
voor verbetering der bezoldigingen meer gedaan zou
wordenwat z, i. door wijziging van art. 20 kon
verkregen worden, zoodat het bijzonder onderwijs met
het openbaar werd gelijk gesteld, en zijne overtuiging
had uitgesproken dat eene wetswijziging, met een ver
zoenend karakter, onvermijdelijk was; en nadat
daarna, door de heeren Idzerda en C. van Nispen en
den minister nog kortelijk was geantwoord, werd de
algemeene beraadslaging gesloten.
Van de artikelen gaf alleen 157 tot eene korte be
spreking aanleiding en daarmee liep de behandeling
van de afdeeling onderwijs af.
Zitting van "Woensdag 4 December.
(Per telegraaf
Bij de behandeling der afdeeling kunsten en weten
schappen had een belangrijke debat plaats, waarbij de
minister zijne belangstelling herhaaldelijk aan den dag
legde en eene wijziging van de wet op de weegwerk
tuigen aankondigde.
Hoofdstak V (binnenlandsche zaken) der staats-
begrooting voor 1873 werd aangenomen met 73 stem
men tegen 1, die van den heer Hoffman.
GEMEENTERAAD VAN MIDDELBURG.
Zitting van heden 4 December.
Voorzitter de heer Schorer.
Afwezig de heer Snijders.
De voorzitter deelt mede, dat bij de onlangs gehouden
verkiezing van twee leden voor den gemeenteraad alhier
gekozen zijn de heeren D. Verhulst en D. Jeras MKz.,
doch dat eerstgenoemde heeft bedankt. De heer Jeras
heeft daarentegen de betrekking aangenomen en zijne
geloofsbrieven ingezonden, welke alsnu tot onderzoek
worden gesteld in banden eener commissie, bestaande
uit de heeren van Visvliet, Dobbelaer de Wind en
Luteijn.
De werkzaamheden worden gedurende den tijd dat
de commissie met het onderzoek bezig is geschorst.
Ter vergadering teruggekeerd, brengt de commissie,
bij monde van den heer van Visvliet, rapport uit;
daaruit blijkt dat de geloofsbrieven in orde zijn bevon
den, zoodat zij adviseert tot toelating van den geko
zene, waartoe wordt besloten.
De voorzitter deelt mede, dat de heer Snijders be
richt heeft ingezonden dat hij deze zitting'niet kan
bijwonen, daar bij zich buiten de gemeente bevindt.
Deze mededeeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
De notulen van het verhandelde in de zitting van
8 November jl. worden gelezen en goedgekeurd.
Verschillende missives van gedeputeerde staten van
Zeeland, houdende bericht van goedkeuring van onder
scheidene raadsbesluitenworden voor kennisgeving
aangenomen.
Van hetzelfde college is voorts een brief ingekomen,
waarbij bezwaar wordt gemaakt tegen de op de ge-
meentebegrooting voor 1873 in ontvang en uitgaaf
gebrachte som van f 35,000 voor belegging van gelden
in beleening en de teruggaaf daarvan. Op voorstel van
burgemeester en wethouders is besloten, aan deze
bedenking te gemoet te komen door genoemde som op
de begrooting te doen vervallen, om dat later te regu-
lariseeren bij supp'.etoire begrooting, wanneer het juist
bedrag met meer zekerheid zal bekend zijn. Tevens
is besloten art. 6 van hoofdstuk IV der inkomsten met
f 100 te verminderen.
Aan jonkheer mr. D. G. van Teijlingen wordt, op
zijn verzoek, wegens vertrek naar elders, eervol ont
slag verleend als lid der plaatselijke schoolcommissie
en van het bestuur der godshuizen.
Aan den heer J. van der Leijé wordt, op zijn ver
zoek, evenzeer eervol ontslag ais lid van het bestuur
der godshuizen verleend.
De rekening van de Maatschappij tot bevordering
van toonkunst over 1871/72, gelijktijdig met de begroo
ting voor 1872/73 ingezonden, is door de financieele
commissie onderzocht en in orde bevonden, zoodat de
commissie tot goedkeuring adviseert. De rekening sluit
met een nadeelig saldo van f 13.77^.
Op voorstel van burgemeester en wethouders is be
sloten terug te komen op het in de vorige zitting ge
nomen besluit ten aanzien van het brandspuithuisjo in
den Helm, en dit huisje thans voor f 80 te verkoopen
aan den heer D. J. Dronkers. Het terrein van dit huisje
is bij voorafgaand besluit aan den publieken dienst
onttrokken.
Vervolgens is aangenomen een voorstel 'van burge
meester en wethouders om, onder nadere goedkeuring
van gedeputeerde statenaan P. de Zeeuw, visscher,
de visscherij in het afgesneden gedeelte der haven
ondershands te verpachten voor f 20 tot 31 December
1873, en hem te vergunnen in die haven op nader aan
te wijzen plaats eene mosselbank aan te leggen voor
den tijd van twee jaren, tegen betaling van 10'sjaars,
bij wijze van proef.
Evenzeer is goedgekeurd een voorstel van burgemeester
en wethouders, om aan de firma Ditmars Pagé een
stuk gemeentegrond op het Seisbolwerkter grootte van
plus minus 330 vierk. meter, voor 25 jaren in erfpacht af
te staan, tegen 10 cent per vierk. meter 'sjaars, enziilks
tot oprichting van eene kalkblusscherij.
Mede is op voorstel van burgemeester en wethouders
besloten tot beplanting der door het rijk aan de ge
meente overgedragen wegen bij het spoorwegstation en
van den binnen kort onder h'et beheer der gemeente
komenden toegangwog naar hot station, te weten: den
weg langs het stationsterrein met eene rij boomen, beur
telings olmen en populieren; den weg langs de werf De
volharding met eene rij olmen en populieren; den toe
gangsweg naar de kanaalbrug met twee rijen lmdeboomen;
den omgelegden singolweg achter het stationsterrein
en den singel zelveu met olmen en populieren; den
singel van den Segeersweg tot bij den gemetselden
doorgang bij de begraafplaats met olmen en populieren;
den weg tusschen den doorgang en den Nieuwlandschen
weg met populieren. De kosten dier beplanting zullen
ongeveer f 1100 bedragen, welke som, door de beplan
ting geacht kan worden eene rentegevende belegging
van kapitaal te zijn, kan bestreden worden uit de
gedeeltelijke opbrengst der onlangs door de gemeente
verkochte huizen.
Bij de op 29 December 1870 gehouden openbare
verpachting der grasettiugen is van de binnensingels
en achtergrachten pachter geworden de sleeper D. van
Iren voor f 126 'sjaars. Tengevolge van de dezerzijds
bedongen voorwaarden van ingebruikgeving zoo noodig,
heeft de pachter nagenoeg de helft van het. door hem
gepachte verloren, zoodat burgemeester en wethouders
thans, op grond van billijkheid, voorstellende pachtsom
over het loopende jaar met f 50 te verminderen en te
brengen op f 76, terwijl over 1873 zal moeten blijken
of de gazons bij den steencn beer en tusschen Noord-
brug en Armeniaansch schuitvlot al of niet aanleiding
zullen geven om ook over 1873 tot eene vermindering
te besluiten. Overeenkomstig dit voorstel is besloten.
Van de plaatselijke gezondheidscommissie is advies
ingekomen omtrent het onlangs ontvangen adre3 der
Vereeniging van genees- en heelkundigen in Zeeland,
waarbij wordt aangedrongen op het nemen van maat
regelen ter voorkoming zooveel mogelijk van honds
dolheid in deze gemeenteen waartoe de heffing eener
hondenbelasting wordt aangeprezen. De gezondheidscom
missie, hoezeer het in hoofdzaak eens zijnde met het
gevoelen der genoemde vereeniging, acht voor het
oogenblik eene hondenbelasting niet bepaald noodig,
maar een streng toezicht vanwege de politie op de
losloopende honden voldoende, waartoe zij eenige bepa
lingen aangeeft, onder anderen de verplichting voor de
eigenaars om hunne honden te voorzien van een koperen
halsband met plaat vermeldende den naam des eige
naars enz.
Burgemeester en wethouders stellen thans voor, om
tot de heffing eener hondenbelasting over te gaan en
hun op te dragen daartoe nadere voorstellen te doen.
Bij eene aanslag van 2.50 per hond wordt de opbrengst
geraamd op plus minus f 800.
Na eenige discussie is dit voorstel met 8 tegen 6
stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren
van Visvliet, Dronkers, van Eekelen, Rekker, Dobbelaer
de Wind en Snouck Hurgronje.
Vervolgens stellen burgemeester en wethouders voor,
dat bijaldien op de scholen F en G, voor kinderen van
min- en onvermogenden, zich een leerling bevindt, die
door bevattelijkheid en aanleg kan gerekend worden
bijzondere geschiktheid te zullen hebben voor het onder
wijzersvak, burgemeester en wethouders bevoegd zijn
dien leerling gratis te plaatsen op een der scholen voor
gewoon en meer uitgebreid lager onderwijs ter oplei
ding tot hulponderwijzer of hulponderwijzeres.
Op dit voorstel heeft de heer van Hoek een amende
ment voorgesteld, strekkende om de woorden „diedoor
bevattelijkheid en aanleg kan gerekend worden bijzon
dere geschiktheid te zullen hebben voor het onderwij
zersvak" te vervangen door de woorden: „die door
bevattelijkheid en aanleg in hooge mate uitmunt boven
de medeleerlingen", en voorts te doen vervallen de
slotwoorden „tot hulponderwijzer of hulponderwijzeres."
De beraadslaging is aangehouden en de stukken wor
den gezonden naar de plaatselijke schoolcommissie, als
mede naar de financieele commissie.
(Pervclg in een volgend nomner.)
GEMEENTERAAD VAN GOES.
Zitting van Dinsdag 3 December.
Voorzitter m\ Blaaubeen.
Tegenwoordig 12 leden, afwezig jonkheer mr. Pompe
van Meerdervoort.
1. Na goedkeuring der notulen van de vorige verga
dering werden eenige mededeelingen gedaanwaaronder
het constitueeren der nieuwjaars-commissie, onder presi
dium van den heer Fransen van de Putte.
2. Aan burgemeester en wethouders werd een onbe
paald krediet geopend voor de kosten van het vergelij
kend examen voor de betrekking van hoofdonderwijzer
aan de school der le klasse, en een krediet van f 50
voor het St. Nicolaasfeest op de bewaarschool voor on
vermogenden.
3. Eenige ingekomen stukken werden medegedeeld
waaronder goedkeuring van al de raadsbesluiten der
vergadering van 15 November; eene dankbetuiging van
de hulponderwijzers voor de verhooging hunner jaarwedde,
en de aanbevelingen van verschillende collegiën voor de
benoeming van leden tengevolge van periodieke aftreding.
4. De suppletoire kohieren van den hoofdelijken omslag
en van de belasting op de honden worden onveranderd
vastgesteld.
5. Aan het armbestuur wordt magtiging verleend, tot
wijziging zijner begrootingen van 1872 en 1873; die
van eerstgemeld jaar tot betaling van den laatsten ter
mijn der koopsom eener weide, die van 1873, tot ver-