W. Rossman van M. W. Crorabouw, 70 j. J. F. Burgs,
z. 1 d. L. K. Smolders, d. 29 j. M. J. de Witte, d.
21 m. B. C. Marinissen. wed0, van J. Piepers, 71 j.
wed0. A. C. Biersteker, 59 j.
THER-MOMETERSTAND.
2 Dec. 'sav. 11 u. 44 gr.
3 'smorg. 7u.44gr.'smidd.lu.45gr.'sav.Gu.4Ggr.
STA TEN-GENERA AL.
TWEEDE KA.ME5..
Zitting van Maandag 2 December.
Nader verslag.)
Het begin dezer zitting was nog aan de algemeene
beraadslaging over het middelbaar onderwijs gewijd.
De eenige spreker trouwers was de heer Moens, die,
na een speciaal punt te hebben behandeld, cene repliek
leverde op de redevoering, in de vorige zitting gehouden
door den heer Mackay, met wien hij in veel instemde,
maar niet in alle opzichten. Hij gaf als zijne zienswijze
te kennen dat het onderwijs in de technische weten
schappen, zooals het nu aan de hoogere burgerscholen
wordt gegeven, te omvangrijk is, en er te weinig aan de
litterarische vakken wordt gedaan. Ook tegen den langen
duur der eindexamens deelde hij in de geopperde be
zwaren. Maar hij kon niet met den heer Mackay instemmen,
dat in wijziging van het. reglement het middel tot
verbetering moest gezocht worden. Dat reglement toch
wordt beheerscht door de wet. Die moet veranderd
worden. ïn elk geval behoort gewacht te worden op
het rapport, dat uitgebracht zal worden door de com
missie uit de leeraren, die, te Utrecht vergaderd,
een besluit daartoe genomen hebben. Wat de burger
dag- en avondscholen betreft, erkent hij dat zij niet
beantwoorden aan de roeping, door de wet haar aan
gewezen. Ilij wil echter niet dat men het correctief
zoeken zal in samensmelting met ambachtsscholen.
Liever zou hij ze willen hervormen in hoogere burger
scholen met Gjarigen cursus en met f 12 schoolgeld per
jaar.
Hierop was de minister aan het woord, die dadelijk
begon met te erkennen, dat hij er verre af was ons
middelbaar onderwijs volmaakt te willen noemen. De
minister gaf echter niet toe dat de gebreken het uit
vloeisel zijn van de wet. Zij zijn voor een groot deel het
gevolg van minder gelukkige keuzen van directeuren.
Het begrip, dat de minister zich van de hoogere burger
scholen heeft gevormd, is dat zij vooral op de algcracene
voorbereiding moeten gericht zijn, en niet bestemd
moeten worden voor de speciale taak om handelskennis
te verschaften. Ook tot landbouw-onderwijs moeten zij
de eerste trap zijn, maar daarvoor zijn dan nog speciale
inrichtingen bovendien noodig. De oprichting daarvan
ligt meer bepaald op den weg der gemeentebesturen
die daarbij echter krachtig door het gouvernement
moeten gesteund worden. Ook gelooft de minister dat
er eene rijksschool noodig zal zijn. Wat de burger
dag- en avondscholen aangaat, merkt de minister op,
dat zij langzaam vooruitgaan. Plaatselijke omstandig
heden "zullen in aanmerking moeten genomen worden
bij de overweging der vraag of zij door ambachtsscholen,
al dan niet, moeten vervangen worden. Daaromtrent
zal men nog moeten afwachten wat de ondervinding
leeren zal. Als er geen behoorlijke aansluiting tusschen
het lager onderwijs en de burgerscholen bestaat, dan
zou de minister nog geneigd zijn de schuld daarvan
aan de inrichting van laatstgenoemden te geven. Het
aangegeven denkbeeld om ook eindexamens voor de
hoogere burgerscholen met 3jarigen cursus iu te stellen,
lacht den minister niet. toe, omdat bij er geen reden
voer kent. Wat de eindexamens voor die met öjarigen
•cursus aangaat, in verband met den omvang van het
onderwijs, verwacht de minister rapporten die hij zal
overwegen. Met de klachten, daaromtrent geuit, kan
de minister intusschen nog niet zoo geheel en al in
stemmen.
Daarop werden de algemeene beraadslagingen gesloten
en aitt. 128135 goedgekeurd.
Ook was die goedkeuring, na eene opmerking van
den heer van Zuijlen en eene repliek van den minister,
ïeeds aan art. 136 verleend, toen de heer Saai)mans
Vader de heropening der beraadslaging van dat artikel
verzocht en verkreeg.
Genoemde afgevaardigde vestigde toen den aandacht
op den in dat artikel begrepen post van 5000 voor
subsidieering van inrichtingen voor middelbaar onder
wijs voor meisjes. Hij vroeg of zoodanige post kan
worden goedgekeurd voordat men het eens is geworden
over den aard dier meisjesscholen, en beriep zich daarbij
op het oordeel door Thorbecke uitgesproken omtrent
het speciaal karakter dat de meisjes- van de jongens
scholen onderscheidt.
De heer van Kuyk bestreed den post mede als te
onbestemd en als een antecedent van verre strekking.
De heer O. van Nispen vroeg nadere toelicht iug.
De heer Moens meende dat de heer Vader aan Thor
becke iets in den mond heeft gelegd wat diens bedoeling
niet is geweest en trachtte te betoogen, dat de wet
omtrent de oprichting ook van meisjesscholen reeds
heeft beslist. De heer Verheijen wees aan dat de toe
stand waaronder vroeger gelden voor meisjesscholen
geweigerd waren, nog bestond. Tegen zulke scholen
was hij volstrekt niet, maar eerst moest nog beslist
worden hoe ze tot stand zullen komen. De heer
Blussé deed uitkomen, dat de aanvraag was geschied
onder geheel andere omstandigheden, dan waaronder hij
de vorige hulp had verworpen. Toen gold het subsidie
voor groote gemeenten- nu heeft men hulpbehoevende
gemeenten op het oog.
De minister betwistte dat er een bindend precedent,
door dezen post zou geschapen worden. De kamer zal
het altijd in hare macht hebben, den ingeslagen weg
weder af te sluiten. De wet van 18G3 heeft uitgemaakt
dat er middelbare meisjesscholen zullen zijn. Het rijk
moet daarbij de gemeenten te gemoet komen. Op dit
oogenblik zijn er nog geene bepaalde subsidie-aanvragen
gedaan, maar de minister heeft gemeend den post op
de begrooting te moeten brengen om eene beslissing der
kamer uit te lokken over het beginsel. Van subsidie
aan groote gemeenten is in elk geval geen sprake, maai
de kleinere moeten zooveel doenlijk geholpen worden.
De inrichting moet aan de gemeenten worden overgelaten.
Op een onbekend terrein staat men echter niet meer,
want er bestaan reeds verschillende zoodanige scholen
hier te lande.
Daarop stelde de heer Saaijmans Vader de vermin
dering van het art. met ƒ5000 voor.
Een vrij langdurig en levendig debat bad over dat
voorstel plaats. Werd het eenerzij ds om de zaak zelve
bestreden, aan den anderen kant vond het verdediging,
vooral op grond dat de minister slechts eene uit de
lucht gegrepen som opvoerde en daardoor de parle
mentaire controle onderving, dorr de bestemming niet
aan te wijzen welke aan die gelden zou gegeven wor
den. Het resultaat tvas, dat het amendement met 43
tegen 25 stemmen werd verworpen, waarna de artt.
136139 werden goedgekeurd.
Bij art. 140 gaf de minister, op eene vraag van den
heer liombach te kennen, dat eene ontwerp regeling van
een staatsexamen voor veeartsenij kun digen in bewer
king is.
Na goedkeuring van de artt. 140 en 141 werd de be
raadslaging over de on derafdeel ing „lager onderwijs"
geopend.
De heer Verheijen besprak daarbij den maatregel
door de geestelijkheid te Tilburg ingevoerd strekkende
om geen kinderen vóór het doen der eerste communie
tot den arbeid in de fabrieken toe te laten, als zij niet
kunnen lezen en schrijven. Die maatregel werkt zeer
goed. Met verwondering had hij dus van den heer
Moens gehoord dat deze zich daarover ongunstig uit
liet. Verder wees hij op het treurig verschijnsel dat
het aantal kweekelingen op de normaallessen vermindert
en bracht dat in verband tot de lage bezoldiging der
onderwijzers, welke dringend verbetering eischt.
Zitting van Dinsdag 3 December.
{Per telegraaf.)
Bij de voortzetting der dïseussiën over het" lager
onderwijs heeft de minister verklaard, dat hij thans nog
ongenegen was tot eene herziening van de wet op het
lager onderwijs. De resultaten der tegenwoordige wet
waren niet slecht en hij wil de gevolgen in de praktijk
verder afwachten.
De behandeling der artikelen over het onderwijs is
afgeloopen. Morgen komen die over kunsten en weten
schappen in beraadslaging.
&uitralanï>.
ALGEMEEN OVERZICHT.
Het votum der Franse he kamer van Zaterdag heeft in
en buiten het parlement niet minder indruk gemaakt
dan de overwinning der regeering van den vorigen
dag. De vijandige houding der rechterzijde, de veel-
beteekenende woorden van Raoul Duval, dat voortaan
geen legitimistenOrleanisten en Bonapartistenmaar
slechts éene partij der orde bestaat, in éen woord, de
wijze waarop de monarchalen zich wreekten over de
nederlaag van Vrijdag, dit alles toont duidelijk aan
dat de 335 tegenstemmers der regeeringseonclusie zich
vast hebben aaneengeslotenom onder de leus van be
strijding van het verderfelijk radicalisme eene oppositie
a outrance tegen Thiers te voeren, totdat hij óf tot
heengaan gedwongen wordt óf een ministerie uit de
rechterzijde vormt.
De zitting van Zaterdag heeft bewezen hoeveel ge
vaar in dien staat van zaken voor Frankrijk schuilt.
Wel is die toestand niet van dien aard, dat het te
Parijs verspreide gerucht geloof verdiende dat Thiers
en zijne ministers hun ontslag zouden nemen na het
afkeurend votumhetwelk de regeering en in de eerste
plaats den minister van binnenlandsche zaken in de
kamer getroffen had. Men kent Thiers toch reeds te
goed om te kunnen aannemen, dat hij den dag na een
moeilijk bevochten zege ter wille van een nieuwe neder
laag terstond het veld zou ruimen. Reeds na zijne
eerste mislukte proeven in het parlementair debat zeide
hij zijnen vrienden: „Ik ben verslagen, maar het is mij
onverschillig en ergert mij niet. Heden overwonnen,
morgen overwinnaar... dat is het lot van den soldaat
zoowel als van den redenaar. Op de tribune zoowel
als in het vijandelijk vuur is eene nederlaag niet min
der nuttig dan eene overwinning: men vangt weder
van voren aanMet deze woorden van Thiers, welke
door Balzac worden medegedeeld, heeft de president
der derde Fransche republiek meermalen getoond nog
in te stemmen. En bovendien de toestand waarin
Frankrijk thans verkeert, verbiedt Thiers het bewind
neer te leggenomdat hij weet dat nu meer dau ooit
de anarchie zijn opvolgster zou wezen.
Maar en hierin ligt het groote gevaar voor Frankrijk
de aaneengesloten oppositie is zóo krachtig, dat zij wel
niets tot stand kan brengen omdat zij zich dan steeds
tegenover de meerderheid van Vrijdag bevindt, maar
toch alle pogingen dier meerderheid kan verijdelen.
Zij kan juist over de voldoende macht beschikken om
Thiers het regeeren onmogelijk te maken, te meer omdat
onder de 372 stemmen der regeering verscheidene wei
felaars zijn, wier neigingen hen meer naar de rechter
zijde trekken, maar die slechts uit vrees voor nieuwe
rampen hunne stem aan Thiers gaven.
Algemeen zijn de regeeringsgezinden het er dan ook
over eens dat aan dien toestand een einde behoort te
bomen. De regeering en het linker-centrum zijn door
het voorval van Zaterdag in hunne overtuiging versterkt
dat de kamer partieel vernieuwd behoort te worden, en
zelfs de gematigde linkerzijde, die met de radicalen als
eerste voorwaarde tot constitueering der republiek de
ontbinding der kamer stelde, heeft in hare bijeenkomst
van Zondag de quaestie in behandeling genomen, of een
partieele vernieuwing der kamer onder de tegenwoor
dige omstandigheden niet de voorkeur verdiende boven
eene ontbinding. Een groot gedeelte barer leden ver
klaarde zich althans tevreden te zullen stellen met zoo
danige vernieuwing, omdat die gemakkelijker te ver
krijgen was en waarsehijnlij k toch ook tot het gewenschte
resultaat zou leiden, dat de partij ver deeling der kamer
voldoende gewijzigd werd om eene meerderheid te vor
men en het regeeren mogelijk te maken.
De beraadslagingen over het budget, welke gisteren
werden voortgezet, verliepen bijzonder kalm en gaven
tot geen enkel incident aanleiding. In den aanvang der
zitting besloot de kamer Donderdag morgen in de
afdeelingen over te gaan tot de benoeming van de BO
leden der groote commissie.
Verkeert Frankrijk eigenlijk nog in volle crisis, ook
in Pruisen wil de hemel maar niet ophelderen. Reeds
vóór dat het heerenhuis de Kreisordnung verwierp,
kondigde de minister von Eulenburg het nemen van
alle grondwettige maatregelen aan om het ontwerp tot
wet te verheffen, en terstond verhaalde de ofticieuse pers
van allerlei middelen waartoe de regeering haar toe
vlucht zou nemen. In de eerste plaats was aan
een Pairs schub niet te twijfelen, maar zelfs zou
het heereubuis aan een radicale hervorming onder
worpen worden. Eene ganscbe maand verloopt
en het einde is dat een onvoldoende maatregel
althans volgens de meening van de Pruisische libe
ralen en van den minister von Eulenburg zelf genomen
wordt: de benoeming van slechts 25 nieuwe pairs. De
minister vaa binnenlandsche zaken dreigde dus blijkbaar
met een wapen, waarover hij niet vrij beschikken kon,
en de invloed van twee leden van het kabinet, de ministers
von Roon en von Selchow, is voldoende om den heer
von Eulenburg ïn zijn ressort den voet dwars te zetten
en hem belachelijk te maken in de oogen van de ver
tegenwoordiging en van de natie. Wel is er dientengevolge
in Berlijn sprake van wijzigingen in het ministeriemaar
uitdrukkelijk wordt verzekerd dat voor het oogenblik
daarvan geen sprake is, al zal de crisis door de inder
daad noodlottige Ereisordnung veroorzaakt, later nood
zakelijk tot eene verandering in het personeel der regee
ring leiden.
Het vreemdst en raadselachtigst bij dit alles is nog, dat
prins Bismarck rustig te Varzin blijft en schijnbaar niet
de geringste notitie neemt van hetgeen in Berlijn voor
valt. Welke politieke reden hierachter schuilt, is moei
lijk te bepalen, maar dat de Duitsche rijkskanselier weder
het een of ander in het schild voert, wordt nog te waar
schijnlijker door het telegram hetwelk the Daily Tele
graph uit Berlijn ontvangt, dat de gezondheidstoestand
van von Bismarck ernstige bezorgdheid inboezemt en de
rijkskanselier, in elk geval niet vóór het voorjaar van
1873 zijne werkzaamheden zal kunnen hervatten. Nog
altijd waren onrustwekkende berichten uit Varzin de voor
boden van een of andere politieke gebeurtenis. Moeten
de reactionaire leden van het kabinet of van het heeren
huis door deze tijding tot overmoed verleid worden
teneinde den Deus e;c machina effectvoller te maken'?
Aan het verzoek van den Hongaarschan minister
president is spoedig door den keizer voldaan. Het
ontslag van het ministerie-Lonyay is aangenomen en
de vorming van een nieuw kabinet opgedragen aan den
minister van koophandel Szlavy. De Weensche Mon-
tagsrevue zegt, dat behalve de president alle ministers
hunne portefeuilles behoudenzoodat dit ontslag van
het ministerie feitelijk niets meer is dan het aftreden
van den minister-president, die door zijn collega's in
den steek wordt gelaten.
3f?rtirömqm.
Den 19en October is te Batavia gearriveerd het bark
schip Luctor et Emergo, gezagvoerder D. D. Ouwehand,
van Bangkok. Schip en equipage in goeden staat.
Van Veere uitgezeild het schip Noordstergezag
voerder B. H. Andreassen, van Middelburg naar Noor
wegen.
De Belgische loodskotteu n° 6 is gisteren avond
ter reede van Vlissingen aangevaren dcor eene stoom
boot van Buenos-Ayres, binnenkomende voor Antwerpen.
De kotter is heden middag met belangrijke schade te
Vlissingen in de haven gesleept.