MIDDELBÜRGSCHE C O R A N T. F 288. Woensdag 1872. 4 December. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m.franco is f 8.50. Middelburg 3 December. PUBLIEKE WEEKEN EN GELDZAKEN. Toen de ministers van Hall en van Heemstra het wetsontwerp tot aanleg van spoorwegen in 1860 bij de kamers indienden berekenden zij de kosten van aanleg der ontworpen lijnen op ongeveer 90 a 100 millioen gulden en besloten de memorie van toelichting met de volgende waarschuwing: „dat het volk van Nederland, zoowel regeering als ingezetenen, zich wel behoort te door dringen van de overtuiging dat bet, ia de eerste jaren zooveel bestedende om het genot van spoorwegen te verkrijgenzich gestreng moet ontzeggen het doen van andere buitengewone of van eenige andere dan volstrekt noodzakelijke uitgaven." Thans, nu het spoorwegnet nog niet is voltooid, nu er met name nog zeer kostbare werken in het vak Dor drechtRotterdam overblijven en de aansluitingen te Amsterdam en bij Nieuweschans nog niet zijn tot stand gebracht, hebben de spoorwegen reeds meer dan 130 millioen gekost, terwijl Nederland zich gedurende den tijd van den aanleg allerminst heeft behoeven te bekrim pen en nuttige uitgaven achter ivege te laten omdat zij niet tot de volstrekt noodzakelijke behoorden. Wij maken den ministers van I860 er geen verwijt van, dat hunne berekeningen taalden. Houdt men reke ning met het stijgen der prijzen van materialen en arbeid, maar vooral met de aanzienlijke vermeerdering van kosten welke het opnemen van werken waarop niet gerekend was, om alleen de brug aan de Moerdijk te noemen te weeg bracht, dan zal men geen recht hebben over te lage raming der kosten te klagen, maar gevoelt men alleen zekeren spijt dat de offers die de verbetering der waterwegen voor Amsterdam en Rot terdam aan den lande oplegt niet in eene even beschei den mate de daarvoor door den waterstaat opgemaakte ramingen overtreffen. Evenmin vallen wij de ministers van 1860 hard over hunne meening, welke in de memorie van toelichting- van het wetsontwerp doorstraalde, dat de staat door deze wet nu een spoorwegnet bezorgde, met andere woorden, dat de staat met het offer van 100 miilioen van de zaak af was, de uitbreiding van het net verder aan particuliere krachten overlaten kon, en, wan neer de staatsspoorwegen eenmaal voltooid waren, zich weer kon gaan bezighouden met onderwerpen die bui tengewone en niet volstrekt noodzakelijke uitgaven ver- eischten. Men kon in 1860 onmogelijk bevroeden wat wij thans maar al te goed weten, doch waarover men zich niet te bekommeren heeft, dat de aanleg der staatsspoorwegen een tal van andere werken na zich sleept, dat de staat eenmaal A gezegd hebbende, het B-zeggen niet eenvoudig aan anderen kan overlaten, maar voortdurend door het doen van verdere productive uitgaven le zorgen heeft voor de rentabilitiet der ge legde wegen. Ouder die noodzakelijke gevolgen van deu aanleg der staatsspoorwegen rekenen wij, om een paar voorbeelden te noemen, de verbetering der haven van Harlingenden aanleg van een droogdok te Vlis- singen, het ondersteunen in subsidie of hoe dan ook van eenige door particulieren onder bepaalde omstan digheden aan te leggen spoorweglijnenhet verbeteren van bestaande of aanleggen van nieuwe kanalen, het bevorderen door iets meer dan zedelijken invloed van mailpakket-diensten over den Oceaan enz., enz. Van die nieuwe eiscben aan de Nederlaudsche schatkist had men in 1860 nog geen denkbeeld; en gelukkig-, want hadde men die gevolgen van den aanleg der staats spoorwegen voorzien, waarschijnlijk zou, ten nadeele van het land, de meerderheid derstaten-generaalterug gedeinsd zijn voor de aanneming eener wet van zoo wijde strekking. Bij de tegenwoordige regeering is echterzooals uit verklaringen blijkt, welke de ministers bij de behan deling der begrooting aflegden, een juist begrip van de eischen van den tijd op het gebied der publieke wer ken aanwezig. Zij maakt zichindien wij wél opmerken, eerder aan overschatting dan aan geringschatting der eischen schuldig, door wat al te gul en grif met hare toezeggingen te zijn en, voor zoover dat althans te be speuren is, geen geregeld overzicht voor het echelon- neeren dier verschillende uitgaven te hebben opgemaakt. Doch, hoe dit zij, zooveel is zeker dat althans de minis ter van bincenlandsche zaken genegen is nog vele publieke werken van grooten omvang voor 's lands rekening te nemen, dat de minister van koloniën reeds vroeger heeft verklaard dat men daartoe beschikken zou over een gedeelte der ongebruikt liggende saldo's uit de Indische administratiemet deze verklaringen zijn wij tevredenmaar geheel tevreden niet. Wij zouden er belang in stellen te hoeren wat -de minister van financiën over deze quaestie zegt. Het spreekt namelijk van zelf dat, wanneer men ten aanzien der publieke werken het, zeer juiste, standpunt inneemt, waarop zich de regeering blijkt gesteld te hebben, er ook niet langer mag volhard worden bij de financieel© politiek van den-laatsten tijd. Wanneer men de zaak der staatsspoorwegen beschouwt als eene vol strekt exceptioneele zaak, waaraan een einde komt zoodra de laatste rail is gelegd eu het laatste spoor wegvak aan de Exploitatie-maatschappij overgedragen, dan kan er geen bezwaar bestaan tegen de op zich zelve verwerpelijke gewoonte om tot aan dat tijdstip door vlottende schuld in de behoeften te voorzien en eerst dan wanneer de geheele rekening van den aanleg der staatsspoorwegen te overzien is het bestaande tekort door een geldleening te dekken. Wanneer men echter inziet dat de aanleg der staatsspoorwegen een tijdperk van groote eischen op het gebied der publieke werken heeft ingewijd en dat voortaan, al moge het niet zijn tot het groote bedrag van..tien millioen, jaarlijks aan zienlijke sommen zullen besteed worden om aan die eischen te voldoen, dan mag men niet langer leven bij den dag. Dan vervalt het zoo onpractische onderscheid tusschen gewone en buitengewone uitgaven, omdat telken jare wederkeerende uitgaven, ook al zijn zij 't eene jaar hooger dan het andere, niet als buitengewone kunnen worden beschouwd, maar uit de gewone middelen moeten worden bestreden. Op het oogenblik zijn wij daartoe niet in staat; en daarom is het thans meer dan ooit noodig maatregelen te nemen, welke 's rijks inkomsten verhoogen. Men kan het niet langer aan laten komen op de perio dieke verrassingen van de maandstaten van de opbreng sten der belastingen, men mag zich niet vastleggen op het eenige plechtanker van 's rijks aandeel in de opbrengst der staatsspoorwegen, men moet omzien naar nieuwe middelen, naar nieuwe belastingen. Nu heeft de regeeringen het getuigde voor haar politiek inzicht, bij hare optreding verklaard, dat zij de zaak der belastinghervorming voor het oogenblik bij andere gewichtige quaestiën wenschte achter te stellen. Na de onbeschrijfelijke verwarring welke er bij gele genheid van de behandeling der inkomstenbelasting plaats greep, na het misverstand nopens eene belasting die de natie verlangt, maar de leden der tweede kamer om verschillende redenen niet willen, kon eene regeering die voornemens was iets te doen geene andere houding- aannemen dan deze. Maar al heeft men de deur voor de quaestie gesloten, men ziet het zij komt het venster in en wil niet afgewezen of geïgnoreerd worden. Inder daad hangt ze met alle mogelijke quaestiën van politiek samenomdat alle politieke en legislatieve quaestiën haren invloed uitoefenen op de begrooting en zich op lossen in eene quaestie van geld. Hetzij men de regeling van 's lands defensie ter hand neemt, hetzij men gewich tige maatregelen van hervorming of ter ontwikkeling van Indië wil nemen, hetzij men het hooger onderwijs regelen wil (eene regeling trouwens welke wijna de laatste debatten in de tweede kamer niet van den heer Geertsema verwachten) hetzij men eene gezonde politiek ten aanzien der publieke werken wenscht te volgen; hoe men 't wende of keere, men komt terug tot die onverbiddelijke vraag: waar zult gij het geld daarvoor vinden'? En de oplossing dier vraag is niet te vinden ingeld- leeningen, niet in de ruimte van het kasgeld, niet in de ongeregulariseerde Indische baten, niet in opcenten op enkele belastingen of in eene cJmsez-croisen met de gemeentebesturen, waarbij men op dezen den last over brengt die het rijk behoort te dragen, maar in eene grondige herziening en uitbreiding van het belasting stelsel, waarbij de inkomsten-belasting niet zal mogen ontbreken. Aan de commissie uit de staten van Zuid-Holland tot onderzoek en rapport omtrent een voorstel van de gedeputeerde staten tot vaststelling van de dijktafel voor het eiland Voorne en Putten, met opdracht tevens om bij bevonden wensehelijkheid, het reglement op bet gemeen waterstaatsbelang van dat eiland te wijzigen, en daarover te rapporteeren, is door den koning machtiging verleend tot voortzetting harer werkzaamheden na de sluiting der herfst vergadering dier staten in 1872. Het Utrechtsche dagblad deelt mede, dat behalve op het fort te Rhynauwe 100 stukken geschut worden geplaatst, het ook wordt voorzien van het daarbij be- hoorende materieel, en dat alle andere sterkten van de Utrechtsche linie met geschut van de nieuwste vinding, in plaats van de daar nog aanwezige stukken, worden gewapend, en mede van het daarbij behoorende materieel worden voorzien. De Staats-courant van heden bevat het rapport van de vertegenwoordigers der Nederlaudsche regeering bij het in Juli 1872 te Londen gehouden internationaal congres over de voorkoming en beteugeling van misdrijven. Hierop toch komt de financieele politiek van den laatstcn tijd neder. Dat de vlottende schuld alleen op liet papier be staat doet niets ter zakedit is alleen daaraan te wijten dat men altijd door dc opzettelijk niet geregulariseerde saldo's van het Indische bestuur zonder machtiging van den wetgever tot dekking van het tekort bezigde. Deze tour de main is zoo in het oogloopend en verraadt zooveel naïveteit, dat men haar bijna niet veroordeelen kan, vooral omdat niemand er dupe van is. BEUOEMINGENT EN BESLUITEN. eereteekenen. Toegekend aan Gr. A. Heynings, te Amsterdam, als blijk van Zr. M\ goedkeuring en tevre denheid wegens de redding van drie kinderen uit het water aldaar op 18 Juni 1871, de bronzen medaille, ingesteld bij besluit van 22 September 1855, alsmede een loffelijk getuigschrift. administratie der gevangenissen. Benoemd tot lid der commissie van administratie over de gevange nissen te 's Her togen bosch, jonkheer mr. A. F. de Sa- vornin Lohman, raadsheer in het provinciaal gerechts hof iu Noord-Brabant. belastingen. Eervol ontslag verleendop verzoek, aan P. A. deBergh, uit zijne betrekking van controleur der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen te Alkmaar behoudens aanspraak op pensioen. Verplaatst de navolgende controleurs der directe be lastingen, in - en uitgaande rechten en accijnsenJ. J. F. H. G-celenvan Venlo naar Maastricht; K. W. Verschooff, van Almelo naar Groningen; H. P. van der Tak, van Purmereud naar Alkmaar; P. J. A. Clavareau, van Sittard naar Venlo. Benoemd tot controleur der directe belastingenin-en uitgaande rechten en accijnsen: te Purmereud, J. P. van Blarkom, thans adjunct-controleur derzelfde middelen te Amsterdamte AlmeloG. M. C. Dresselhuys, thans adjunct-controleur derzelfde middelen te Schiedam; te Bolsward, F. H. P. Ligtenberg, thans belast met de waarneming van die contrölete Heerenveen, G. C. An tink, thans belast met de waarneming van die controle. Opgedragen de waarneming van de controle der directe belastingen in- en uitgaande rechten en aeeijasen: te Coevorden, aan J. van den Burch, adjunct-controleur derzelfde middelen te Groningente Sittardaan A. P. R. van Beusekom, adjunct-controleur derzelfde middelen te Rotterdam. Verplaatst de navolgende adjunct-controleurs der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen, M. Schuylenburgvan Maastricht naar Rotterdam (om werkzaam te zijn ter controle der in- en uitgaande rechten

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1