©uitmlcmD. niet minder dan 550 personen door tijgers, 980 door slangen gedood. Deze schrikbarende slachting moet, volgens de bladen, uitsluitend te wijten zijn aan de karigheid van de Britsch-Indische regeering, die in den laatsten tijd geene premiën meer uitbetaalde voor 'tdooden van verscheurend en giftig gedierte. Op eene kostschool te Winchester heeft een der leer lingen een anderen, op last van den meester, met een rotting zoodanig getuchtigd, dat de patient een gerui- men tijd zijn bed heeft moeten houden. Dit schandaal heeft in de Engelsehe bladen machtig veel van zich doen spreken te meer omdat men hier met geen exceptioneel geval, doch met een bepaalde instelling te doen heeft. Op sommige Engelsehe scholen wordt na melijk een der grootste jongens door den meester aan gesteld tot „praefect" hetgeen zooveel zeggen wil als „beulsknecht," wiens taak 'tis om aan zijn school kameraden allerlei lijfstraffen te voltrekken. De gesla gene, in 'tbedoelde geval, was een knaap van 17 jaren. De publieke opinie heeft zich niet ditmaal zeer ondub belzinnig uitgelaten, en waarschijnlijk zal de Britsche schoolmeester niet ongestaft blijven. De bliksem is Donderdag jl. in hetarbeidskabinet van het paleis van Capo di Montegeslagen 'twelk de koning van Italië te Napels bewoont. Victor Emanuel had juist eenige oogenblikken te voren het kabinet verlaten en gebruikte het ontbij t in eene aangrenzen de zaal. De grootsie zaal in de Vereenigde staten van Noord-Amerika is de nieuw geopende Maanhatten-markt te New-York zij is 800 voet lang, 200 voet breed en kan 80,000 menschen bevatten. De Amerikaansche sergeant Bates, die vóór eenigen tijd de weddenschap aanging, dat hij met de Ameri kaansche vlag in de hand van Gretna Green aan de Schotsche grenzen door geheel Engeland tot naar Guild hall in Londen loopen zou, zonder aan eenige beleedi- ging bloot te staan, heeft Zaterdag zijne weddenschap gewonnen. Vrijdag is hij van Uxbridge te Shepherds- Busch aangekomen, van waar hij zich Zaterdag morgen te 11 uren naar Londen begeven heeft. Te twee uren jS namiddags kwam hij te Guildhall aan. THERMOMETERSTAND. 30 Nov. 'sav. 11 u. 51 gr. 1 Dec. 's morg. 7 u. 46 gr. 'smidd. 1 u. 49 gr. 's av. 11 u. 46 gr* 2 's morg. 7 u. 41 gr.'smidd. 1 u. 43 gr. 'sav. 6 u. 47 gr. STATEN-GENERAAL. TWEEDE KAMER. Zitting van Zaterdag 30 November. Nader verslag Ingekomen zijn de volgende wetsontwerpenvaststel ling der begrooting van Suriname voor 1873wijziging der begrooting van Curasao over 1871; bekrachtiging van kredieten, door den gouverneur-generaal van Neder- landsch-Indië geopend boven de Indische begrootingen over 1870 en 1871; verevening van eene door de alge- meene rekenkamer afgewezen verordening. De algemeene beraadslagingen worden gevoerd over de VIIe atdeeling der begrooting van hoofdstuk V en alzoo over het onderwijs. De heer van Wassenaer Catwijk besprak dit onder werp in verband met de scheiding van kerk en staat. Hij trachtte aan te toonen, dat naar het stelsel der „democratische" partij, in tegenstelling van deoligargi- sche door den heer Réville geplaatst, dat beginsel van scheiding ontaardde in vijandschap tegen de kerk, en nu wees hij het belang aan van de handhaving van het godsdienstig element hij de natie, van het levendig houden van godsdienstzin onder haar, van de bescher ming der minderheden tegenover de meerderheid, waarin ook Oranje steeds zijn kracht had gevonden. Tevens besprak hij de benoeming van twee hoogleeraren in de theologie, van tegenovergestelde godsdienstige richting, aan de Groninger hoogeschool en verweet den minister daardoor vuur en water nevens elkander te hebben ge plaatst. Eindelijk wees hij opnieuw op de groote offers, die het bijzonder onderwijs moet brengen, terwijl hooge subsidiën voor het openbaar onderwijs op de staatsbe- grooting zijn uitgetrokken. In den loop zijner rede had de heer van Wassenaer tevens op de belemmering der vrijheid door de bekende vaccine-bepaling gewezen, waarop de heer Idzerda er op wees hoe de heer van Wassenaer zelf voor zijne bijzondere school te 's Gra- venhage de vaccine verplichtend had gesteld. De heer Hoffman kwam terug op de noodzakelijkheid om de theologische faculteit aan de hoogescholen op te heffen. De minister van binnenlandsche zaken noemde het eene schromelijke overdrijving, te beweren dat de scheiding van kerk en staat in vijandschap tegen de kerk zou zijn ontaard of dat de uitingen der meerder heid een vijandig karakter dragen tegenover de kerk. Nergens heeft zich vijandschap uit geopenbaard. De minister roemde de kracht der overtuiging, die uit de toenemende oprichting van bijzondere scholen blijkt. Maar vrees voor concurrentie van de openbare school zou een z wakheid en moedeloosheid verraden en wan trouwen in eigen beginselen. Intusscheneen zeer sterke meening heeft zich geopenbaard omtrent de nood zakelijkheid tot wijziging van art. 194 der grondwet. Daaruit is de oprichting ontstaan, met groote kracht, van een anti-schoolwetverbond. De daarover te voeren strijd zal niet gemakkelijk zijn, en de voorstanders van de openbare school zullen niet ten achterblijven. Maar de zaak was nu op een publiek terrein gebracht. Daarop moet men zich dan ook nu blijven bewegen. Beschouwingen kunnen voorshands niet tot een prac- tisch resultaat leiden. Wat de benoeming der twee hoogleeraren te Gronin gen aangaat, de minister was daarbij van de stelling uitgegaan dat de regeering bij zulke benoemingen niet heeft te letten op de kerk, maar alleen op het weten schappelijk standpunt der benoemden. Bij dë speciale behandeling van de afdeeling hooger onderwijs kwam dat punt opnieuw ter sprake. De heeren van Kuyk, van Lynden, Hoffman en van Houten kwamen tegen het antwoord des ministers op. De beide eersten betoogden, dat de godsdienstige richting van het hoogleeraarsambt in de theologie niet was af te scheiden, maar dat het gebeurde opnieuw sterk pleit voor de afschaffing der theologische faculteit bij de hoogescholen. De heer Hoffman wees op het besluit, hetwelk te dezer zake aan het gouvernement den plicht zou opleggen om te zorgen, dat de aanstaande theolo ganten in de leer der hervormde kerk worden opgeleid. De heer van Houten wees eveneens aan, dat de nog bestaande organisatie het door den minister aangenomen stelsel overigens sprekers desideratum iverbiedt, maar dat de minister wel zou doen den band trisschen het theologisch onderwijs aan de hoogescholen en de kerk weg te nemen. De minister bleet intusschen zijn standpunt handhaven en vereenigde zich niet met deze opvatting van de verplichting, die op de regeering rustte. Bij de algemeene beschouwingen gaf de heer C. van Nisp'en nog te kennen geen wijziging van art. 194 der grondwet te willen. Bij de afdeeling hooger onderwijs brachten de heeren neijdenrijck, van der Does de Willebois en van der Linden ter sprake de besluiten van 26 December 1818 en 2 December 1824 betrekkelijk de beurzenstichtingen. Beide sprekers kwamen overeen, dat die besluiten, als niet meer van onzen tijd en niet meer in onze consti tution eele instellingen passende behoorden ingetrokken of althans gewijzigd te worden. Zoo daarbij, gelijk de heer Heijdenrijck beweerde, eigendomsrechten te pas kwamen, dan behoorde, meende de heer van der Linden, die herziening te geschieden bij de wet. De minister beaamde de noodzakelijkheid der herziening, die even wel met groote moeilijkheden gepaard zou gaan. De heer Idzerda vestigde de aandacht op het ontoe reikende van het onderwijs aan de hoogescholen in sommige vakkenwaarin de aanstaande geneeskundige een staatsexamen heeft af te leggen. Hij achtte de oprich ting van een afzonderlijken leerstoel in de gezondheids leer noodig. Dit laatste durfde de minister zoo gaaf niet toegevenmaar hij zou trachten in het aangewezen bezwaar te voorzien. Bij art. 116 drong de heer Mac ka y aan op de uitbrei ding' van het aantal hoogleeraren en wel voor het onder wijs iu de letterkunde van de levende talen en in het onderwijs in de landbouwkunde. Het eerste bracht hij in verband met het gehalte van het aanstaande leeraars- personeel in de vakken bij het middelbaar onderwijs. Het tweede punt bracht de heer Saaijmans Vader in verband met de oprichting eener landbouwkundige school. De minister (die den post van f 6000 voor het academisch gasthuis met f 3000 had verhoogd) beaamde volkomen de wenschelijkheid eener meer weten schappelijke methode bij het onderwijs in de levende talen op de middelbare scholen. De minister durfde echter niet zeggen in hoever de bedoelde uitbreiding zal kunnen plaats hebben. Wat het landbouw onderwijs betreft, het moest op zich zelf blijven staan. Bij art. 117 had tusschen de heeren Verheijen,Taets van Amerongen, Jonckbloet, van Reenen, Saaymans Vadervan der Lindenvan EekIdzerda en Wintgenls een breedvoerige gedachtenwisseling plaats over de plannen tot stichting van een nieuw academiegebouw te Leiden en tot stichting van een theatrum zoötomicum aldaar. Behoudens de meoning van de heeren van der Linden en van Eek, dat nog niet zoo dadelijke behoefte bestond aaneen nieuw academiegebouw, zoodatvolgens den heer van Eek, eerst de nieuwe wet op het hooger onderwijs moest afgewacht wordenvonden de beide posten, tot de bedoelde onderwerpen betrekking heb bende, niet alleen algemeene instemming, maar wilde het meerendeel der sprekers nog verder gaan en, met behoud van het oude gebouw, een geheel nieuw acade miegebouw op de Ituïne opgetrokken zien, en in ieder geval een waardig gebouw zien verrijzen tegen het tijd stip der viering van het aanstaande derde eeuwfeest. De heer Verheijen wilde ook een nieuw gebouw voor het museum van natuurlijke historie, maar de minister merkte op, dat men op eenmaal niet te veel kon verlangen. Na goedkeuring van de verschillende posten tot en met art. 127 kwam de afdeeling middelbaar onderwijs aan de orde. De heer Mackay betoogde de wenschelijkheid der vereenvoudiging van de eindexamenshij wilde daar waar hoogere burgerscholen of burgerscholen waren opgericht, dispensatie geven van de oprichting van scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs; speciaal, bij het middelbaar onderwijs, op de handelskennis ge let hebben; de oprichting van landbouwscholen aange moedigd en een rechtstreeksch verband gebracht zien tusschen de burger-dag- en avondscholenen de ambacht scholen. Eindelijk stelde hij als loffelijk voorbeeld de gratis-toelatingte Amsterdam, van onvermogende jonge lieden op de hoogere burgerscholen en andere instellingen van onderwijs. De heer Saaymans Vader weesop de over't algemeen onvoldoende resultaten van het middelbaar onderwijs, in verhouding tot de kosten. Met den heer C. van Nispen (die zich overigens op de meeste punten bij den heer Mackay aansloot) wees hij op de verkeerde inrich ting van de eindexamens en' de te groote uitgebreidheid van de leervakken. Zitting van Maandag 2 December. Per telegraaf) De discussiën over de afdeeling middelbaar ouderwijs zijn afgeloopen. Na eene langdurige beraadslaging over een amendement van den heer Saaijmans Vader tot schrapping van f 5000 voor subsidie tot de oprichting van scholen voor middelbaar onderwijs voor meisjes werd dit amendement verworpen met 43 tegen 25 stemmen. Met de beraadslagingen over de afdeeling lager onder wijs is een. aanvang gemaakt. ALGEMEEN OVERZICHT. Was men geneigd om den monarchalen der Fransche nationale vergadering sedert hun nederlaag van Vrijdag niet meer den titel van „meerderheid" toe te kennen, Zaterdag toonden zij dat zij in gewone omstandigheden, nog eene meerderheid tegen de regeering in het veld kunnen brengen. Met 305 tegen 298 stemmen werd, naar aanleiding van de interpellatie van den heer Prax- Paris over de honderden adressen van adhaesie, welke van verschillende zijden aan Thiers zijn en nog worden toegezonden, eene motie der rechterzijde van den vol genden inhoud aangenomen: „De kamer, overwegende enz. enz. herinnert den minister van binnenlandsche zaken aan de toepassing der wet en gaat over tot de orde van den dag." Het gevolg is dat de heer Victor Lefranc onmiddellijk zijn ontslag heeft ingediend, het welk zonder twijfel door Thiers zal worden aangenomen. De republikeinsche bladen zijn woedend en kunnen het den monarchalen niet vergeven, dat zij na hun nederlaag van den vofigen dag het veld niet ruimen. „Dit votum is van buitengewoon gewicht, zegt o. a. Ie Tempsen werpt een helder licht op de richting welke de rechterzijde zich voorstelt te volgen en die hierin bestaat om het beginsel der ministeiieele verantwoorde lijkheid door dwang te doen gelden." Is dit der rech terzijde echter wel zoo kwalijk te nemen? Aannemende dat zij te goeder trouw meent dat de politiek van Thiers het land in het verderf stort en zij alleen in staat is het raiddel aan de hand te doen om Frankrijk's kwalen te genezen, is het haar dan zoo euvel te duiden dat zij aan hare beginselen vasthoudt? Moeten de monarchalen na het votum van Vrijdag zich plotseling tot de republiek bekeeren, terwijl de republikeinen, ondanks de talrijke stemmingen derzelfde nationale vergadering in monarchalen zin, nooit van meening veranderden? Neen, zoo de stemming van Zaterdag aanleiding geeft tot het doen van verwijten dan is het zeker niet aan de rechterzijde, die op de plaats was waar haar plicht baar riep. De 84 regeeringsgezinde afgevaardigden daarentegen, die Vrijdag vóór de regeering stemden om haar Zater dag aan haar lot over te laten, zijn alleen schuld aan het betreurenswaardige votum van Zaterdag. Al moge het waar zijn dat het ministerie aan den heer Victor Lefranc weinig verliest, deze afgevaardigden hadden moeten begrijpen dat het niet voldoende is Thiers een votum van vertrouwen te geven, maar ook dat zij hem en zijnen ministers het regeeren mogelijk moeten maken. Vooral na de geringe meerderheid, welke de regeering Vrijdag verkreegmoet ieder regeeringsgezind lid op zijn post zijn, teneinde te verhinderen dat een strijd lustige en hartstóchtelijke minderheid hare pogingen om de regeering omver te werpen met gnnstigen uitslag bekroond ziet. Morgen zal in de afdeelingen de commissie van 30 leden benoemd worden, welke ingevolge de Vrijdag aange nomen conclusie belast zal wezen met het ontwerpen eener wettelijke regeling der grenzen van de bevoegd heid der verschillende staatsmachten en eener wet op de ministerieele verantwoordelijkheid. Wanneer de regeeringsgezinde afgevaardigden de les van Zaterdag niet ter harte nemen en ook morgen blijken hunner lauwheid geven, dan zal de rechterzijde niet aarzelen hare candidaten te benoemen en zoodoende het resultaat der overwinning van Vrijdag geheel verijdelen. Omtrent de gewichtige zitting van Vrijdag, waarvan wij in ons vorig overzicht nog weinig konden mede- deelen, vinden wij thans eenige bijzonderheden in de Fransche bladen welke wij kortelijk willen raedefleelen. Terstond na de opening der zitting, te 2 uren 40 minu ten, beklom Thiers de tribune en sprak tot ongeveer 4 uren de redevoering uit, waarvan wij Zaterdag een kort résumé gaven. Na hem nam de heer Ernoul het woord, die ongeveer een uur sprak en terstond eene repliek van Thiers uitlokte. Daarna trad de heer Lu- cien Brun op, die blijkbaar ter elfder ure nog eene poging tot verzoening waagde. Althans deze spreker trachtte te bewijzen dat tusschen de regeering en de commissie-de Kerdrel geen verschil van meening, maar slechts een misverstand bestond. Doch men luisterde niet en van alle zijden werd met ongeduld de stem ming geëischt. De rapporteur der commissie, de heer Batbie, kon dan ook niet meer aan het woord

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2