T
bloet, dat Thorbecke was de bederver van rv.o instel
lingen zoolang zou tussehen hem en uen lieer Gratama
de klove blijven bestaan, die niet zal aangevuld kunnen
worden dojr al de recrimination tegen hem gericht.
De heer Jonckbloet repliceerde. Alleen dan was het
qui se Jdclie a tort waar, wanneer men enkel opstuift
zonder argumenten aan te voeren, maar niet wanneer
men afwezigen verdedigt, die onrechtvaardig zijn be
schuldigd. Hij bad den heer Thorbecke steeds geëerd.
Maar was het onedel pal te staan voor een beginsel,
zelfs al3 het Thorbecke gold? Hij had eerbied voor
zijn talenten en voor de kracht van zijn bestuurmaar
dat hij voor zijn beginsel pal stond, dat was zijn plicht
en zijn roeping. Maar hij heeft het Thorbecke gezegd,
toen hij nog in de kracht van zijn leven was, het te
betreuren hoe hijde vader van het middelbaar onder
wijs, dat hem een kroon op 't hoofd kon plaatsen, het
dreigde te bederven door zijn maatregelen. Maar dat
bij persoonlijk eerbied voor den staatsman had, dat
beeft hij getoond na zijn dood door eene haudeling,
waarmede hij niet te koop loopt, maar die velen wel
zouden kennen.
Na eenige replieken werden de beraadslagingen ge
sloten. Het amendement van den heer Jolles werd met
54 tegen 11 stemmen verworpen.
Voor stemden de heeren Pylsde JongHeemskerk,
Blom, Duinbar, Lentiug, van der Macsen, van Eek,
van Loon, Dam en Jolles.
De conclusie der commissie werd daarop aangeuo-
men met 33 tegen 32 stemmen.
Voor stemden de heeren Godefroi, Heydenrijek, van
Loon, Moens, van Wassenaer, C. van Nispen, Jonck
bloet, Westerhoif, Heemskerk, Blom, de Lange, van
Reenen, Begram, van den Heuvel, van Voorthnysen,
Hoffman, van Foreest, Kien, van Zuylen, Haffmans,
Nierstrasz, "Wintgens, van Hardenbroek, van Lijnden,
Yerheyen, Arnoldts, s'Jacob, Smitz, van Naamen, van
Sypesteyn, Kappeyne, Rutgers en Vader.
Tegen stemden de heeren: Tak, van Eek, Gratama,
van AkerlakenDamRombachJollesvan Rees, Bergs-
ma, Brouwers, Pyls, de Jong, Gevers, van Kerkwijk,
Durbar, Sandberg, Bredius, Lenting, de Biebeistèin,
van der Linden, Kops, Idzerda, Blussé, Mackay, Wy-
bengavan der Maeseiivan Houten Zylkerde Roo,
Hingst, Smidt en de voorzitter.
Hierdoor verviel het voorstel van den heer Gratama
om een gewijzigde conclusie daarvoor in de plaats te
stellen.
Zitting van Zaterdag 30 November.
{Per telegraaf.)
De discussiën over de af deeling hooger onderwijs der
staat8begrooting voor 1873 'zijn algeloopen. Met de
algemeene beraadslagingen over de afdeeling middelbaar
onderwijs is een aanvang gemaakt
töuitmlanö.
ALGEMEEN OVERZICHT.
Het groote pleit te Versailles is gisteren eindelijk
beslist. Zooals algemeen verwacht werd, keerde Thiers
als overwinnaar uit den strijd terug. Met 370 tegen
334 stemmen werd de conclusie der regeeriog aange
nomen. Al is eene meerderheid van 36 stemmen in eene
vergadering van 704 personen zeer luttelonder de
tegenwoordige omstandigheid mag die zegepraal van
Thiers schitterend genoemd worden. Wanneer men be
denkt dat die vergadering vóór 20 maanden te Bor
deaux geen 200 republikeinen telde en dat zich thans 370
stemmen voor de republiek verklaren, dan moet men
erkennen dat Thiers in dit korte tijdsverloop een suc
ces behaald heeft, waai op weinige staatslieden met
hem kunnen wijzen. Die zegepraal is ook daarom nog
zooveel schitterender, omdat bij een scherpe afscheiding
van rechter- en linkerzijde de meerderheid zich aan de
rechterzijde bevindt en Thiers er dus in slaagde onge
veer 50 stemmen voor zich te winnen. Die stemmen
brengen de grootste hulde aan deu grijzeu staatsman,
want door het offer hunner monarchale wensc'nen er
kenden zij dat het bestuur van Thiers voor het vader
land onontbeerlijk is, al geschiedde dit ook onder een
door hen gehaten vorm.
Omtrent de zitting zelve waarin dit belangrijk votum
werd uitgebracht brengt de telegraaf weinig bijzonder
heden. De redevoering van Thiers laten wij hierachter
volgen. Doch wie behalve de president der republiek
en de heeren Ernoul, Batbie en Lucien Brun nog aan
het debat deelnamen, blijkt niet uit de overigens zeer
schaarsche telegrafische berichten. Slechts meldt de
correspondent van l'Indépendance beige dat, toen het
resultaat der stemming door den voorzitter werd bekend
gemaakt, de zaal weergalmde van de herhaalde uitroepen
Vive Thiers! Vive la république! Wat die stemming zelve
betreft, hieromtrent kan nog slechts gemeld worden,
dat de geheele linkerzijde zonder onderscheid als éen
man voor de regeeringsconclusie stemde. De uiterste, lin
kerzijde bad in hare laatste bijeenkomst besloten voor de
conclusie der regeering te stemmen, teneinde een votum
van vertrouwen ten aanzien van Thiers uit te spreken,
zonder echter de constitntioneele quaestie te praejudi-
cieeren. Met bijna algemeene stemmen besloot zij echter
zich tegen elk voorstel te verzetten, waardoor aan deze
vergadering constitutioneel gezag werd toegekend.
In vergelijking tot de groote gebeurtenis, welke te
Versailles plaats greep, schijnt elk ander politiek nieuws
heden zeer onbelangrijk. En inderdaad leveren alle
andere landen van Europa heden zeer weinig gewich
tigs. Uit Duitschland verdient slechts met een enkel
woord vermelding, dat aan de motie-Mallinckrodt,
betreffende den uitsluiting der geestelijke orden van de
lagere scholenin de Pruisische kamer hetzelfde lot ten
deel viel als den dag te voren aan het voorstel van zijn
geestverwant Reichensperger, ten aanzien van het gods
dienstonderwijs aan het gymuasium te Braunsberg. Met
242 tegen 83 stemmen werd de gemotiveerde orde van
den dag der vereenigde liberale partijen aangenomen.
De minister Falk ontwikkelde ook nu zijne beginselen
ten aanzien dezer quaestie. Hij wees er op hoe het aan
tal geestelijken in de laatste jaren op de scholen was
toegenomen en hoe in den tegenwoordigen toestand dit
een gevaar voor den staat was. Zij stonden onder Rome's
heerschappij en weigerden onvoorwaardelijke gehoor
zaamheid aan 's lands wetten. De strijd dien de regeering,
gesteund door de natie, tot het einde zou doorzetten gold
niet de eer der kerk, maar het behoud van den staat.
De minister betoogde bovendien dat die uitsluiting der
geestelijke orden niet in strijd was met de grondwet.
Ondanks de aanvallen, waaraan de Italiaansche minister
van buitenlandsche zaken van de zijde der linkerzijde der
kamer blootstond, is zijn budget Donderdag aangenomen.
In een uitvoerige redevoering verdedigde de heer Vis-
conti-Venosta zijne politiek, welke slechts het belang
van Italië en van gansch Europa beoogdenamelijk
den vrede, den vooruitgang en het behoud der maat
schappelijke orde.
De koning van Spanje is zoover hersteld dat hij
gisteren eenige uren heeft opgezeten en dat het uitgeven
van bulletins omtrent zijn gezondheidstoestand is ge
staakt. Uit de provinciën komen gunstige berichten
omtrent het verslaan en uiteenjagen der benden opstan
delingen.
Be redevoering van Thiers.
Een correspondent van l'Indépendance beige geeft het
volgende telegrafisch résumé der redevoering, welke
Thiers gisteren in de nationale vergadering uitsprak
„Mijne heeren!
„Ik sta hier om u de inlichtingen te verschaffen welke
iedereen verwacht. Indien mijne woorden niet iets anders
zeggen dan mijne wenschen beoogen, dan is elk mis
verstand opgehelderd.
„Het geldt hier niet de verdediging van mijn gezag,
maar de verantwoording mijner daden.
„Gij zijt eene souvereine vergadering. Nooit heb ik
uw recht betwist. Wij denken er niet aan eenig gou
vernement uit te roepen, maar gij moet ons ook in staat
stellen om te kannen regeeren.
„Mijne boodschap heett eenige agitatie teweeggebracht.
Gij hebt eene commissie benoemd om daarop te ant
woorden, doch die haar mandaat is te buiten gegaan.
De quaestie van algemeene politiek heeft zij beantwoord
met eene personeele quaestie. Zij stelt voor mij van deze
tribune te verwijderen.
„Het is zeer natuurlijk dat ik weigerde. (Beweging.)
„Ik maak geen aanspraak op uwe aandacht, maar
wel op uwe toegevendheid, want ik ben uitgeput en
kan mij slechts met moeite doen verstaan. (Gemor rechts.)
„Ik moet deze eer der commissie laten: zij heeft wat
de personeele quaestie betreft van geen omwegen gebruik
gemaakt. De politieke quaestie echter heeft zij niet
ruiterlijk aangevat.
„De heer Batbie heeft eene lange beschrijving gege
ven van Varméc dit désordre. Deze scharen bestaan, maar
men moet er de personen niet onder rekenen die er
geen deel van uitmaken.
„Men moet het volk niet misleiden door valsche leer
stellingen welke tot haat tegen de werkgevers opwek
ken. Nooit heb ik dit aangemoedigd, integendeel.
Hier bracht de heer Thiers de woorden in herinne
ring, welke hij in 1848 sprak, en verzocht hij de kamer
niet te vergeten, hoe hij vóór nog slechts eenige maan
den krachtdadig handelde.
„Ik was terneergeslagen, aldus vervolgde hij, toen
ik de wallen van Parijs moest forceeren, welke weerstand
hadden geboden aan het ontzaglijkste leger.
„Het atheïsme is eene dwaling van het oogenbük;ik
heb het recht niet te antwoorden, wanneer men vraagt
of ik leerstellingen begunstig, welke door 40 jaren van
mijn politiek leven veroordeeld zijn.
„Te Bordeaux hebt gij mij het bestuur onder zulke
voorwaarden aangeboden, dat ik dit mandaat als een
bevel moest opvatten. Het behoud van den titel van
republiek als naam der Fransche regeering was nood
zakelijk voor de rust van het land. Men moest na den
oorlog met den vreemdeling den burgeroorlog vermijden,
en te Bordeaux zoudt gij het niet gewaagd hebben van
eene monarchie te spreken.
„Gij vraagt waarom men mij toejuicht Ziet hier
het waarom. (Herhaalde toejuichingen.)
„Ik deel geenszins de denkbeelden van zekere partij
over de sociale organisatiemaar ik bin overtuigd dat
geen andere regeeringsvorm mogelijk ij dan de conser
vatieve republiek. Dit is het geheim mijner politiek.
„Vermijden wij de politiek die haar kracht aan strijd
ontleent. De strijd heeft met de politifik niets gemeen.
Ik ben niet de man voor eene strijdnolitiek. Ik wil
eene politiek die in rechtvaardigheid [en verzoenings
gezindheid haar steun vindt.
„Zijn niet de eerste adellijken van Frankrijk aan de
gezantschappen verbonden
„Wanneer men zegt dat het land niet republikeinscb
is, kan ik antwoorden: het grootste deel der natie is
het. Waarom? Omdat gij wildet dat de verkiezingen
in den geest van die strijdpolitiek zouden uitvallen.
„Gij zijt daardoor gekomen waar wij nu zijn; alleen
zij die de vaan der republiek voor het algemeen stemrecht
ontplooien, zullen ook in 't vervolg gekozen worden.
„Onder de republiek is dit het parlementair systeem
Een hoofd van het gezag die lot de kamer spreekt en
die, wanneer hij haar niet overtuigt] zich terugtrekt
(Rumoer rechts.) en ook bij de eerste afkeuring heen
gaat.
„Zoo moet het hoofd van het bewind zich gedragen.
„Men zegt met teerhartigheid dat men mij de tribune
ontzeggen wil om mij pijnlijke kwetsuren te besparen.
Mijne afwezigheid zou geon enkele crisis verhinderen.
„Wilt gij een dienaar die het steedd met u eens is,
neemt er dan een. Daaraan is geen gebfek. (Toejuichin
gen ter linkerzijde.)
„Indien gij geen vertrouwen meer iü mij stelt, her
geeft mij dan mijne plaats in het ambteloos leven.
„Het geldt hier niet de ministerieeïe verantwoorde
lijkheid, maar de vraag of gij vertrouwen in mij stelt.
Stemt gij tegen mij, dan zal ik het liestuur met deze
woorden verlatenIk zweer dat ik', mijn vaderland
gedurende twee jaren met grenzenlocjze zelfopoffering
gediend heb." (Daverende toejuichingen.)
Belgische Brievenl
Brussel29 November.
U op het oogenblik bezig te houden met de Belgi
sche politiek, naar aanleiding van de zittingen der
kamer, zou waarlijk een moeilijk werk wezen. De
parlementaire discussiën zijn zoo kalm hier als zij te
Versailles onstuimig en hartstochtelijk zijn.
Zal ik u vertellen van de gebeurtenissen welke
gevolgd zijn op de begrafenis van den bisschop Labis
van Doornik in de kathedraal, in strijd met de bepalingen
van het decreet van 23 Prairial an XII, dat in België
nog kracht van wet heeft? Spoedig iou ik daarmede
gereed zijn, want tot heden is er ztjo goed als niets
gedaan. Geene interpellatie is daarover in de kamer
gedaan, nog veel minder is men te Doornik tot de op
graving van het lijk overgegaan. Allés wat gedaan is
bestaat hierin dat het plan is gemaakt om een onder
zoek in te stellen!
Zal ik u de verschillende geruchten mededeelendie
in het leger in omloop zijn omtrent de gisting onder het
oflicierskorps en het voornemen van vele officieren om
hun ontslag te nemen, wanneer de regeering den basis
der bestaande legerorganisatie niet wil veranderen en
de rempla^anten niet wil afschaffen'? Ik hecht waarlijk
te weinig waarde aan deze voornemens, die nooit daden
zullen worden, dan dat ik daaraan eenig gewicht zou
toekennen door daarover te spreken. Het leger zal
zich geheel naar den wil der kamer en der natie schikken.
Maar waarvan zal ik u dan spreken Ik weet
waarlijk niets beter dan een kort antwoord te geven op
eene beschouwing van Belgie's toestand, welke door een
onzer beste schrijvers in een Engelsch tijdschrift is
geplaatst en in hoofdzaak ook door u is medegedeeld.
Hoewel ik alle hulde breng aan het talent van den
heer de Lavaleye, veroorloof ik mij toch hem te zeggen dat
zijne voorstelling van België eene grijze schilderij op
een zwarten achtergrond gelijkt. De feiten die hij aanhaalt
zijn juist, de gevaren en de kwalen waarop hij wijst
bestaan, dat alles is overeenkomstig de werkelijkheid.
Maar hij heeft iets vergeten en wel eene niet te loochenen
zaak, namelijk het licht der vrijheidwelks stralen bijna
overal in België door de dikke nevelen van clericalisme
en jezuïtisme doorbreken.
Wanneer ik dit zeg, redeneer ik niet in den blinde.
Wanneer een land tot tweemalen, met eene tusschen-
ruimte van tien jaren, een voorbeeld heeft gegeven,
zooals België in November 1857 en in dit jaar in de
maand Juli deed, dan mag men aan dat land niet wan
hopen, en die natie niet verloren achten, zooals de
heer de Lavaleye doet.
Want wat hebben wij toen zien gebeuren Beide malen
werd het land bestuurd door een clericaal kabinet, ge
steund door een verpletterende clericale meerderheid in de
kamers. Het kabinet de Decker-Nothomb behoefde slechts
eene poging te wagen om de doode hand weder in de
wet op te nemen, en het kabinet d'Anethan-Jacobs
behoefde slechts den wil aan den dag te leggen om de
financieele knoeierijen van Langrand Dumonceau in
bescherl
dubbele!
beid aal
Iu ll
liberale!
nog wq
Malou-
bunne
Welnl
waren i
onnoodil
te plaal
zinnige
als Bin
weten 1
nieuw
vallen.
Er
pessimii
niet he|
lijdt,
vooral
Doch|
reden i
aan diJ
van als I
de Lav]
vreest,
binnen I
innemeif
gronds
paard
steunen