in het rapport niet uitdrukkelijk gesproken. De heer
Thiers wenschte, zoo leest men daarin, de oprichting
eener tweede kamer benevens de ministerieele verant
woordelijkheid. Dit laatste punt is volgens de com
missie de hoofdzaak. liet oprichten eener tweede kamer
behoort tot de laatste werkzaamheden dezer kamer, is
een gedeelte van hare politieke erfenis. De commissie
acht dus de wettelijke verantwoordelijkheid der minis
ters eene zaak van dringend belang. Het geldt hier
geen quaestie van monarchie of republiek; de commis
sie wil het land en de kamer slechts wapenen tegen
den wassenden vloed van het demagogisch barbarisme.
Dit gevaar ontlokt haar dezen alarmkreet. De conclu
sie strekt tot benoeming eener commissie van 15 leden,
welke zoo spoedig mogelijk een wetsontwerp regelende
de ministerieele verantwoordelijkheid zal indienen.
Onwillekeurig denkt men bij het lezen van dit rap
port aan het Franschc spreekwoordbeaucoup de bruit
et peu de besogne. Een alarmkreet ontsnapt aan de lippen
der meerderheid, omdat het land in gevaar is en bedreigd
wordt door demagogie en barbarismeen de erfgenamen
der commune zich meer en meer van de openbare
meening en zelfs van het eminente hoofd van den staat
bemachtigen; elke aarzeling vermeerdert het gevaar en
derhalve besluite de kamer onmiddellijk tot het eenige
praeservatiefde ministerieele verantwoordelijkheid!
Inderdaad de vrees voor het roode spook heeft de her
senen der Fransche monarchalen blijkbaar beneveld.
Zij zien in hunne verbeelding niets anders dan Gam-
betta en zijne getrouwen, die haar niet alleen, maar
het land en de regeering dreigen te overrompelen. Dit
gevaar kan alleen worden weggenomen wanneer Thiers
zich hult in een ministerie uit hunne rijen gekozen.
Zij vergeten echter dat het hoofd van den staat, bij
de verdeeldheid der partijen en de meerderheid der
kamer welke niet de meerderheid van het land is,
onmogelijk met een verantwoordelijk ministerie kan
regeeren zonder het noodzakelijke correctiefhet recht
van ontbinding der kamer.
In het Pruisische huis van afgevaardigden werd gis
teren de Kreisordnung zonder belangrijke debatten met
288 tegen 91 stemmen in derde lezing aangenomen, met
behoud der geheele redactie zooals die door de regee
ring in overleg met de hoofden der verschillende par
tijen is vastgesteld. Dezer dagen zal men derhalve den
Pairsschub kunnen verwachtenonder de leden der kamer
liep het gerucht dat de namen der nieuwbenoemden
heden in den Reichs-Anzeiger zouden verschijnen en dat
hun aantal 30 niet te boven zou gaan.
De linkerzijde der Italiaansche kamer heeft gisteren
haar geprojecteerden strijd tegen het ministerie aange
vangen. De heer Nicotera opende het vuur met een
strenge afkeuring van de militaire maatregelen, welke
de regeering Zondag-genomen had en die niets anders
ten doel hadden dan het verhinderen eener bijeenkomst
van een paar honderd vertegenwoordigers van demo
cratische genootschappen. Zulke overdreven voorzorgs
maatregelen moesten aanleiding geven tot valsche onder
stellingen ten aanzien van den toestand van het land,
welke in het algemeen zeer bevredigend en rustig genoemd
kon worden. Lanza, de minister-president, beweerde
dat het algemeen bekend was dat de leiders der bewe
ging het verbod der regeering niet wilden eerbiedigen.
Daarom was het voorzichtiger tegen iedere onverwachte
gebeurtenis gewapend te wezen, teneinde wanordelijkhe
den en wetsovertredingen te voorkomen. Bovendien had
het ministerie slechts 4 bataljons infanterie en eenige
carabiniers ter beschikking van den prefect gesteld. De
heer Nicotera verklaarde zich niet voldaan en stelde
eene motie voor, welke hij echter later weder introk, omdat
hij vreesde dat de discussie daarover de arrestanten
van Zondag zou kunnen schaden.
Bij de discussien over het budget van buitenlandsche
zaken werd de strijd echter voortgezet. Het beleid van
den minister Visconti-Venosta werd door de heeren
Micli en Carutti aan een scherpe kritiek onderworpen.
Beiden vroegen inlichtingen omtrent de quaestie der
mijnen van Laurium en de moeilijkheden welke in den
boezem der internationale meter-commissie te Parijs
ontstaan waren. De bekende pater Secchi was namelijk
door de Fransche regeering tot deze conferentie toegelaten.
De Italiaansche commissarissen protesteerden, en eerst na
eene opheldering van den heer de Rémusat, dat pater
Secchi geenszins als vertegenwoordiger van den paus
maar slechts als algemeen gewaardeerd geleerde de
bijeenkomst bijwoondeen zijne toelating in geenen deele
een protest der Fransche regeering was tegen deberoo-
ving van het pauselijk wereldlijk gezag door Italiëver
klaarde de heer Visconti-Venosta zich metdeze inlich
tingen voldaan. Deze welwillendheid tenaanzien van
Frankrijk is der linkerzijde juist een doorn in het oog.
België 's toekomst.
In de Fortnightly Review komt een weinig bemoe
digende schets voor van het priesterdom en het liberalis
me in België van de hand van den bekenden schrijver
Lavaleyedie zich misschien bij de beoordeeling van
toestanden en personen buiten zijn vaderland door zijn
sanguinisch temperament nu eens tot overdrijving dan
weder tot melancholie laat verleidenmaar die ten aan
zien van den toestand van zijn eigen land wel voor een
bevoegd beoordeelaar mag gelden. In het kort laten
wij daarom hier zijne beschouwingen volgenzonder
echter alles te onderschrij ven. Wat ons betreft wij gelooven
dat de schrijver bij het vele ware dat in zijn artikel
ligtin het algemeen echter de zaken wel wat te zwart
inziet.
Een clericaal ministerie is aan het bewinden de laat
ste verkiezingen voor de kamer verzwakten de gelede
ren zijner getrouwen niet; daarentegen behaalden de
liberalenvooral in de groote steden, bij de gemeente
raadsverkiezingen schitterende overwinningen. Sedert
deze moeilijk bevochte zege is de strijd tusschen libe
ralisme en clericalisme of jezuïetisme overal ontbrand.
Zullen de liberalen echter het terrein kunnen behouden?
Met diepe neerslachtigheid izegt Lavaleye daaraan te
moeten twijfelen. De reden is zooals een bekend Bel
gisch staatsman hem eens zeide: „Wij konden geen
grooter fout begaan dan de onafhankelijkheid der kerk
van den staat proclameeren." De kerk bedreigt den staat
zonder dat deze veel daartegen doen kan.
„De Belgische constitutie, zoo schrijft Lavaleye, sprak
scheiding van staat en kerk uit; slechts is de eerste, in
strijd met dit beginsel, verplicht den godsdienstleeraars
hunne tractementen uit te betalen zonder eenigen in
vloed op hunne benoeming te kunnen uitoefenen. De
paus benoemt de bisschoppen direct, deze weder de
cures enz. Wie dezen ook zijn mogen, de staat moet
hen betalen. Kiest Rome priesters, wier speciaal man
daat de ondermijning der constitutie en der bestaande
vrijheden voorschreef, de natie zou hen moeten onder
houden hun derhalve de middelen geven om hun anti-
nationalen plicht te vervullen. Nog heden bestaat
bovendien de clericale partij die zich zelve den naam
van conservatief geeft, volkomen uit dezelfde elementen
als de gouverneur der Nederlanden die tijdens den
Brabantsehen opstand zoo juist aan keizer Leopold van
Oostenrijk beschreef: „„De katholieke partij bestaat uit
aristocratenpriestersmonniken uit de laagste klassen
en uit een hoofdelement der natiedat evenmin demo
cratisch als aristocratisch gezind is, maar door de
onheilvolle en dreigende leeringen der priesters gefa-
natiseerd wordt."" In het tweede en derde tiental jaren
dezer eeuw werd nog allen ambtenaren, die den eed
van getrouwheid op de vrijzinnige constitutie van Wil
lem van Oranje hadden afgelegd, de absolutie gewei
gerd!"
De revolutie van 1830 vond in niets anders zijn oor
sprong dan in do vijandschap der katholieke priesters
tegen den protestantschen Nederlandschen koning.
Lavaleye acht die revolutie dan ook een groote fout.
Ook voor eigen zekerheid verdiende de bestaande toe
stand den voorkeurgescheiden zijn beide landen zwak,
vereenigd konden zij zich tegen iederen veroveraar ver
dedigen. „Het aanblazen der revolutie door de priesters
was een misdaad aan Europa gepleegd!" Toen wel is
waar vond men onder de Belgische priesters nog man
nen, die met Lammenais, Lacordaire en de Montalem-
bert van een samengaan van katholicisme met vrijheid
droomden; zelfs steunden sommige priesters de opneming
in de grondwet van de vrijheden door de liberalen
gevraagd. Maar Rome zweeg niet lang. Gregorius XVI
sprak zijn anathema uit over gewetensvrijheid, Pius IX
eveneens. Zoo werden de Belgische katholiekenvooral
na de afkondiging der onfeilbaarheid, in een pijnlij
ken toestand geplaatst, zij werden geklemd tusschen
dogma en Syllabus aan de 'eene en hunne grond
wettige vrijheden aan de andere zijde. Veuillot zeide
zeer juist in zijnen Univers: „Wie katholiek is is niet
liberaal, wie liberaal is is niet katholiék." Zoo ontstonden
twee schakeeringen onder de katholiekende eene
welke transigeert met het pauselijk despotisme en gou
vernementeel is gebleven, waartoe het tegenwoordige ka
binet behoort, de andere zuiver ultramontaandie
er rusteloos naar streeft, om zich zoo spoedig moge
lijk van die andere fractiede politieke katholieken
onafhankelijk te maken.
Hoe zeker de ultramontanen van hun succes zijn, kan
hieruit blijken dat zij zich zelfs de moeite niet meer geven
hunne doeleinden te verbergen. De partij weet dat het
volk reeds genoeg in slaap gewiegd is dan dat zij deze
openbaarheid behoefde te vreezen.
Aan het stelsel der gemengde school is de oorlog
verklaard; de priesters hebben reeds meer instellingen
van lager en middelbaar onderwijs dan de staat scholen
onderhoudt. Nu de katholieke partij het bestuur in
handen heeft, kan zij bovendien nog iedere vacature
aan de staatsscholen met een ultramontaan bezetten.
Kansel en biechtstoel worden bovendien het brandpunt
hunner propoganda. Vóór de verkiezingen is iedere
preek zuiver politiek en alle denkbare middelen worden
aangewend om de kiezers om te koopen of te misleiden.
De biechtstoel wordt zelfs tegen onafhankelijke rechters
gebruikt, getuige het bekende geval te Yperen.
Dat de liberalen in een vrij land zooveel aan terrein
verliezenverklaart Lavaleye uit de dubbelzinnige
positie, waarin zij verkeeren. De Belgische liberaal is
gedwongen vrouw, kind en school in de macht der
priesters te laten, die hij dagelijks bestrijdt. Voort
durend doet hij dit en toch komt de priester in zijn
huis, vraagt hij dezen raad en smeekt hij om zijn pries
terlijken zegen. Deze tegenspraak in de liberalen toont
reeds hunne zwakte aan.
Lavaleye komt tot de conclusie dat het beginsel der
Belgische wetgevers in 1830 volmaakt fiasco heeft ge
maakt, omdat de priesters de scheiding van staat en
kerk niet erkennen en den strijd onvermoeid voortzetten,
terwijl de vrijzinnige Belg zich voor het alternatief
geplaatst ziet om óf den strijd op te geven óf te be
ginnen met een aanval op de kerk, haar geloof en haren
cultus. En daartoe kunnen weinigen besluiten. In
België is niemand te vinden die zelfs de herroeping
van de wet van 1812 zou kunnen doorzetten, welke
den ultramontanen het onbelemmerde toezicht der lagere
scholen gegeven heeft.
Voor Ierland voorspelt Lavaleye denzelfden treurigen
toestand, als Engeland dit eiland aan zich zelf overlaat.
In Frankrijk houdt het Voltaireanisme de uitbreiding
van het ultramontanisme nog iets tegen, dat evenwel
steeds toeneemt. Italië staat ongeveer op hetzelfde
standpunt als België in 1830maar daar is het natio
naliteitsgevoel sterk genoeg om de eerzucht der priesters
te breidelen en te verhinderen dat zij zich van zulke
middelen als in België bedienen. Ware dit niet het
geval, Italië zou na twee of drie generation weder onder
pauselijke heerschappij komen.
„Het ultramontane katholicisme aldus eindigt de
schrijver en sedert de verkondiging van het dogma der
onfeilbaarheid is er geen ander katholicisme dan dit, strijdt
met alle krachten om de opperheerschappij te bemach
tigen en alle door de kerk veroordeelde vrijheden met
wortel en tak uit te roeien. Ik weet niet of België
zich nog uit zijne klauwen zal kunnen ontworstelen,
maar wanneer het bezwijkt, dan moge zijn ondergang
aan andere natiën tot waarschuwing strekken, zooals
het wrak van een op de rotsen gestrand schip den
zeeman de gevaarlijke klippen aanwijst."
fjanörlebrricljtm.
PRIJZEN VAN EFFECTEN.
Amsterdam, 27 November. Raapolie op zes weken 47$
Lijnolie op zes weken 44$.
Amsterdam 27 November 1872.
Nederland. ♦Certific. W erkelijke schuld2$
♦dito dito dito 3
♦dito dito dito 4
*Aand. Handelmaatschappij 4$
♦dito exploitatie Ned. staatssp
België. *Certificaten bij Rothschild 2$
Frankrijk. ♦Inschrijvingen3
♦dito5
Rusland. ♦Obligatiën 1798/1816 5
♦Certific. adia. Hamburg 5
♦dito Hope C°. 18556C serie 5
♦Cert, f 1000 1864 5
♦dito f 1000 18665
♦Loten 18665
♦Oblig. Hope O. Leening 1860 4£
♦Certific. dito4
♦Inscript. Stii-glitz C°.2ea 4L. 4
♦Obligatiën 186769. 4
♦Certificaten6
♦Aand. spoorweg Gr. Maatsch. 5
♦Oblig. dito4
Obl. spoorweg Poti-TiÜis 5
dito dito Jelez Orel 5
dito dito Charkow Azow. 5
Polen. ♦Schatkis: obligatiën 4
Oostenrijk. ♦Oblig.metall.in zilverJan./Juli. 5
♦dito dito April/Oct. 5
♦dito in papier Mei/Nov. 5
♦dito dito Febr./Aug. 5
Italië. Leening 18615
Spanje. ♦Obligatiën. Buitenl. 186771. 3
dito Binnenlandsche 3
Portugal. *Obl. 185669 3
Turkije. dito (binnenl.) .5
Egypte. Obl. 1868 7
Amerika. ♦Obl. Vereenigde Staten (1874) 5
♦dito dito dito (1904) 5
♦dito dito dito (1882) 6
♦dito dito dito (1885) 6
♦Obl. Illinois7
♦dito dito Redemtion. 6
Obl. Atl. Gr. W. Spw. Ohiosec. (7p)
dito dito gecom olideerae7
dito dito debentures. 8
Obl. St. Paul &Pac. Spw. Ie sec. 7
dito dito dito 2esec. 7
dito dito 1869 dito 7
Brazilië. ♦Obl. 1863 41
♦dito 3865 5
Mexico. dito 18513
Grenada, dito afgestempeld .6
Venezuela, dito3
Ecuador, dito1
pet. 54$$
64$
S6$
n 136$
116
78$
98$
74
86$
97$
72*
75$
I 230
93$
93$
1 91$
r 72$
64
63f$
60*
60
29$
25$
41$
i 52$
99$
84$-
77
66$
95
15$
21*
9$
8$