öuitmlanö.
KERKNIEUWS.
Het kiescollege der Nederduitsche hervormde gemeente
te Amsterdam heeft ter vervulling der vacature van
predikant, ontstaan door het beroep van dr. F. W. B.
van Bell tot hoogleeraar aan de hoogeschool te Groningen,
het volgende drietal geformeerdd'. Gt. J. van der Flier,
te Heemstede; E. A. G. van Hoogenhuyze, te Steenwijk,
en dr. Ph. S. van llonkel, te Haarlem.
GEMENGDE BERICHTEN.
Maandag avond te 7 uren werd de Sljarige dienst
bode van den landbouwer J. Coppoolsche te Klevers-
kerke door hem en zijn knecht gevonden in een put
met water op de hofstede, waarin zij verdronken was.
Ook hier vertoonden zich weder het bijgeloof, dat
men geen lijk uit het water mag halen vóórdat de politie
aanwezig is. Coppoolse en zijn knechtziende dat het
meisje reeds dood was, lieten het in den toestand waarin
zij het hadden gevonden in het water liggen en gingen
op een afstand van 3/4 uur daarvan aangifte doen bij den
burgemeester te Arnemuiden; eerst des avonds te 10 uren,
toen de burgemeester op de plaats aanwezig waswerd
het meisje uit den put gehaald en natuurlijk was toen
het leven geheel uitgebluscht.
Het Vaderland verneemt dat de heer J. C. van
Heuven, sinds vele jaren administrateur van 's konings
paleis en domein het Loo, om redenen van gezondheid
zijn ontslag heeft moeten vragen en dat in zijn plaats
is benoemd jonkheer H. F. M. E. Sandberg.
De vereeniging Neêrlands Werkmante Amster
dam, heeft de aanvraag van de Amsterdam3che afdee-
ling der Internationaleom zich bij haar aan te sluiten
met algemeene stemmend. i. in naam van bijna 1400
Amsterdamsche werkliedenafgewezen.
{Nieuws v. d. dag).
In de jongste zitting van den Brusselschen gemeente
raad is in geheim comitó langdurig beraadslaagd over
de quaestie of de gemeente-ontvangerde heer Vathie
gehouden is de 50,000 Jrcmes te betalendie hem ver
leden jaar in de bureau's der Nationale bank ontvreemd
zijn. Met 18 tegen 10 stemmen werd deze vraag be
vestigend beantwoord. Daarna werd de rekening over
1871, waarop de terugbetaling van dezen post is uit
getrokken met algemeene stemmen goedgekeurd.
Thans zijn te Miinchen ook de chefs eener derde
woeker bank in hechtenis genomen, namelijk de grond
eigenaar Herb en de gewezen machinist Lindner die
te zamen eene bank onder de firma Herb c°, hadden
opgericht. Zij worden beschuldigd van bedriegelijke bank
breuk. Inmiddels heeft het onderzoek in de zaak van
Adèle Spitzeder een weideren omvang verkregen, ten
gevolge der verklaring van Franz Ignaz Briicklmeier
„dat hij met de onderneming van die dame in geen
nadere betrekking heeft gestaan dan zooveel andere
iyivokaten te Miinchen." Naar men verneemt, heeft hij
toen eenige namen genoemd en heeft de rechterlijke
autoriteit, op verlangen der regeering alsnu een verder
onderzoek ingesteld, ten einde het zou blijken in hoe
ver de bedoelde personen bij de zaak betrokken waren.
Te Schatweil, in de nabijheid van Hagenau heeft
men sedert zeer korten tijd een aanvang gemaakt met
het doen van boringen naar petroleum. Op eene diepte
van 150 a 160 voet heeft men aldaar reeds in zooverre
een gunstigen uitslag verkregen, dat met zand vermeng
de petroleum te voorschijn is gekomen. Ook op andere
plaatsen zijn dergelijke boringen beproefd en allerwege
is men vrij redelijk daarbij geslaagd.
De czaar van Rusland heeft op zijn doorreis naar
Livadia een inspectie gehouden over de troepen te Mied-
zybor, voor welke gelegenheid men houten met zink
overdekte kazernen voor de soldaten had laten maken
die meer dan 100,000 zilveren^roebels kostten. Na 't vertrek
des czaars werden die kazernen weer afgebroken en
't materieel voor spotprijzen verkocht.
Als een bewijs van den vluggen dienst van het
Kussische postwezen kan dienen, dat uit een gezin te St.
Petersburg in de eerste helft van Juni vier brieven
met geld naar plaatsen in het midden van het land
gelegen werden verzonden. Een van die brieven met
10 roebels kwam na 38 dagen op zijne bestemming
Ugletsch aan, een ander met 8 roebels bereikte in 91
dagen Kineschma, de derde werd na 113 dagen te Kolomna
(nabij Moscou) bezorgd, terwijl de vierde de plaats van
zijne bestemming nog niet schijnt te hebben bereikt.
De politie te Londen heeft onlangs een belangrijke
vangst gedaan. In Whitefriarsstreet, in de nabijheid
der Fleetstreet bevindt zich een herberg, genaamd de
Allianceclubdie een verzamelplaats van lieden is, welke
van het wedden hun beroep makenzoogenaamde bet
ting men. Tegen 1 uur des namiddag omsingelden 50
agenten van politie het huis en roeiden het nest uit,
waarbij zij ongeveer 300 man arresteerdendie in
kleine af deelingen per as naar den naastbijgelegen politie
post werden gebracht.
Het proces in zake 't verongelukken van de Bata
is in Engeland begonnen. Er was eerst quaestie over,
of tegen de Charkeih eene gerechtelijke vervolging kon
ingesteld wordendaar dat schip een gouvernements
vaartuig is, toebehoorende aan den onderkoning van
Egypte. Thans echter heeft de onderkoning aan 't hof
der admiraliteit doen wetendat hij de procedure
daarom niet wenscht gestaakt te zienen dat hij zich
onderwerpen zal aan de uitspraak van het hof. De
heer Milwardde pleitbezorger voor de Batavier, ver
klaarde dat vertraging van de zaak niet wenschelijk
was. nierop werd besloten tot een uitstel van eenige
dagen, opdat partijen zich zouden kunnen verstaan
omtrent de beste wijze van verder handelen.
Te Queenstown heeft het Viijdag zoo hard gestormd
dat een Noorweegsch schip in de haven is omvergewaaid,
waarbij de kapitein en 4 man der equipage verdronken.
THERMOMETERSTAND.
26 Nov. 'sav. 11 u. 54 gr.
27 's morg. 7u. 52 gr.'smidd. 1 u. 54 gr. 's av. 6 u. 52 gr.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Dinsdag 26 November.
{Nader verslag.)
Een groot deel dezer zitting, in het begin, werd
nog ingenomen door een dialoog tusschen de heeren
Stieltjes en Rutgers van Rozenburg. Eerstgenoemde
had nog te antwoorden op den scherpen aanval tot de
oppositie in 't algemeen tegen de Kanaalmaatschappij
en hem in 't bijzonder, door laatstgenoemde uitgespro
ken aan het slot der vorige zitting. Daartoe dadelijk
na de heropening der beraadslaging het woord bekomen
hebbende, kwam hij er in de eerste plaats tegen op,
dat hij een tegenstander zou zijn van nieuwe onderne
mingen. De warmte, waarmee, hij zoo menige zaak
van dien aard had trachten te bevorderenstrekte
daarvan ten bewijs. Evenzoo ten onrechte was het,
volgens sprekerdat hij een tegenstander van de
Kanaalmaatschappij was genoemd, en dat de heer
Rutgers van Rozenburg zelfs gemeend had de insinuatie
te mogen'bezigen, dat daarbij verkiezings-consideratiën
zouden gewogen hebben. Dit is zoo weinig waar, dat
hij in de laaste vier jarendriemalen over waterstaats
werken tot het kanaal in betrekking staande, te advi-
seeren hebbende, telkens in het belang der Kanaal
maatschappij had geopineerd. Het doel zijner oppositie
bestond dan ook alleen in de zorg om eene z. i. slechte
uitvoering tegen te gaan. Wat de cijfers betrof, dooi
den heer Rutgers van Rozenburg bijgebrachthij heeft
tevergeefs getracht er overlegging van te krijgen; hij
kan ze dus thans niet allen beoordeelen, maar voor
zoover hij daartoe in staat- is, verklaart hij ze voor
onwaar, volkomen onjuist. Misschien is dit nu wel
aan eene vergissing toe te schrijvenmaar door iemand
die eene speciale wet als deze behandelt, mag zoodanige
vergissing niet worden begaan. Nadat hij daaromtrent
in talrijke details was getredenwaarschuwde hij de
regeering tegen de raadpleging van dezelfde adviseurs,
die hare voorgangsters hebben voorgelicht.
De heer Rutgers beantwoordde deze rede met er
nogmaals op te wijzen, dat hij grond had gehad om den
heer Stieltjes als de gepersonifieerde oppositieop
waterbouwkundig terrein, tegen de kanaalmaatschappij
te beschouwen, en trad daarna nogmaals in eene
breedvoerige beschouwing over zijne inzichten nopens
de zaak. Ten slotte gaf hij de hoop te kennendoor
zijne toelichting iets te hebben bijgedragen om de
warme agitatie tegen de Kanaalmaatschappij niet te
kal meer en.
Na eene repliek van den heer Stieltjes voerde de
minister het woord. De minister bad gehoopt, dat het
debat over de zaak zou zijn uitgesteld tot bij de behan
deling der nieuwe overeenkomst met de Handelmaat
schappij, waartoe een nieuw wetsontwerpmet intrek
king van het nog aanhangige binnen weinige dagen
de kamer zal bereiken. De minister zal zich dan ook
niet mengen in het debat tusschen de twee specialiteiten,
maar zich bepalen bij de beantwoording der tot hem
gerichte vragen. De minister deelde daarop mede dat
hij voornemens is een speciaal ambtenaar te benoemen
om te letten op de wijze waarop de afstrooming van
het water plaats heeft. Het nemen van tijdelijke maat
regelen heeft de waterstaat op verschillende gronden
ontraden. De minister is voorts van plan de hoofdstad
en de betrokken waterschappen te hooren op do vraag,
wat er in het thans bestaande tijdperk van overgang
behoort te geschieden. De minister komt er tegen op
dat men de Kanaalmaatschappij verantwoordelijk stelle
voor hetgeen minder naar wensch in de zaak bevonden
is. De minister deelde voorts mede dat de dijk bij
Schellingwoude binnen kort watervrij zal zijn. En wat
de schade betreft, welke door een eventueele doorbraak
zou kunnen worden aangericht, zij zou voor niemand
zoo groot wezen als voor de Maatschappij zelve, welke
dus wel al het mogelijke zal doen om die ramp te
voorkomen.
Toen hierop de heer Stieltjes voor de vierde maal
het woord vroeg, stelde de heer Storm als motie van
orde voor de beraadslaging te sluiten, zooals geschiedde
nadat de heer Stieltjes verklaard had van het woord
af te zien.
Art. 106—109 werden daarop goedgekeurd.
Bij art. 110 (toezicht op den spoorwegdienst) vestigde
de heer van Wassenaer de aandacht op het allerellen
digst middel van overvoer, dat tusschen Rotterdam en
Feijenoord wordt gebezigd.
De voorzitter meende dat zulke punten beter bij de
spoorwegbegroot-ng konden besproken worden.
De heer Tak vraagt of het wetsontwerp tot herziening
der regeling van het politietoezicht op de spoorwegen,
dat al in staat van wijzen is gebracht, door de regeering
gehandhaafd dan wel in nadere overweging genomen
wordt.
De minister gaf, wat de klacht van den heer van Was
senaer betreft, toe, dat de overtocht onvoldoende is;
maar het rijkstoezieht heeft daarmede niets te maken,
daar de Exploitatie-maatschappij dien overtocht niet
zelve exploiteert, maar ten gerieve van het publiek eene
overeenkomst met particulieren heeft gesloten. De
minister kon intusscben toezeggen, dat daarin spoedig
verandering te verwachten is. Het wetsontwerp, waar-
omtient de heer Tak inlichting heeft gevraagd, zal
spoedig gewijzigd en omgewerkt opnieuw ingediend
worden.
Dit art. gaf voorts nog tot eenige opmerkingen van
minder algemeen belang aanleiding, waarna het werd
goedgekeurd, alsmede de artt. 111 en 112, waarna de
spoorwegbegrooting aan de orde kwam.
Do algemeene beraadslaging daarover bepaalde zich
tot eene reeks van allerlei grieven en wenschen, meestal
van localen aard door een tiental leden voorgedragen.
De voorraad daarvan schijnt nog niet te zijn uitgeput,
althans de algemeene beraadslaging werd daarbij nog
niet gesloten.
Zitting van woensdag 27 November.
{Per telegraaf.)
De algemeene beraadslagingen over de begrooting
voor spoorwegen zijn ten einde gebracht.
De minister van binnenlandsche zaken verklaarde,
dat de regeeringhet plan overweegt om den aanleg
van spoorwegen in die streken waar leemten bestaan
te bevorderen, hetzij door het verleenen van subsidie
of door eigen aanleg, en wel in de eerste plaats voor
de lijn Arnhem - Nijmegen.
De minister en de heer Storm van 's Gravesande ver
dedigden de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoor
wegen.
Morgen zullen de discusciën worden voortgezet met
de behandeling der artikelen.
ALGEMEEN OVERZICHT.
Met angstige spanning ziet Frankrijk de ontknooping
der crisis tegemoet. De beide partijen staan kamp
vaardig tegenover elkander en wachten slechts het
sigDaal af om den strijd te beginnen. De strijd zal hevig
zijn, want de commissie en Thiers handhaven beiden
hun standpunt. Gisteren is die strijd op morgen vast
gesteld. Op voorstel van den heer Martel werd na de
voorlezing van het rapport van den heer Batbie de dis
cussie daarover tot morgen uitgesteld. Dit besluit werd
genomen met 356 tegen 332 stemmen, zoodat blijkbaar
weinige strijders op het appól ontbraken. Nog zelden
is de zitting der Fransche kamer zoo sterk bezet geweest.
In het algemeen is het rapport der meerderheid van
de commissie-de Kerdrel in zeer bezadigde termen vervat
ten aanzien van den president der republiek, al moet
zij in hoofdzaak met hem van meening verschillen. Hoe
gematigder de commissie echter Thiers behandelt, met
des te meer woede en drift spuwt zij haar venijn tegen
de radicalen uit. Deze blinde drift en verregaande
onverdraagzaamheid der rechterzijde kunnen den strijd
nog slechts gevaarlijker maken, maar zullen Thiers
evenmin als de vleiende woorden ten zijnen aanzien
gebezigd tot meerdere toegevendheid stemmen.
Het rapport van den heer Batbie komt in het kort
op het volgende neer. De commissie erkent de belangrijke
diensten, welke Thiers den lande bewezen heeft, en
protesteert tegen het denkbeeld, dat eenige vijandschap
tegen hem op hare handelingen zou influeneeeren. Naar
hare meening zal de kamer op haar post blijven tot
dat het land bevrijd is van de buitenlandsche en veilig
is voor de binnenlandsche vijanden. De commissie is
dan ook getroffen door de boodschap van den president;
wel is daarin het constitueerend gezag der kamer erkend,
maar de radicalen hebben misbruik gemaakt vau den
naam van den heer Thiers. Tegenover deze valsche
positie heeft de commissie geoordeeld dat recht en plicht
de vergadering noodzaakten om hare meening te open
baren. De conservatieven zouden geen conservatieve
republiek kunnen steunen, wanneer de regeering hand
in hand gaat met de eeuwige vijanden der orde, met
de erfgenamen der commune, met de radicalen. Overigens
wordt in het rapport herinnerd aan de waarborgen welke
Thiers, die zelf vaak zijn afkeer voor de radicale be
ginselen aan den dag legde, aan de partij der orde gaf.
Hiermede is als het ware de inleiding van het stuk
geëindigd. Blijkbaar is de laatste zinsnede aan het
stuk toegevoegd, om te voorkomen dat Thiers zich
eenigszins gekwetst mocht voelen door de hartstochte
lijkheden en grofheden, welke den radicalen naar het
hoofd geslingerd worden. In uiterst beleefde termen
gaat het rapport daarna tot het zakelijk gedeelte over
en op handige wijze wordt de eisch van Thiers, om
een definitieven regeeringsvorm aan te nemen, terzijde
geschoven. Van het constitueeren der republiek wordt