öuitralaniX
heer Viruly was van gevoelendat er gegevens te over
zijn om op het welslagen der zaak te rekenen. Hoe
lang de voltooiing echter nog duren zal, dat is moeielijk
te zeggenen daarom heeft hij dan ook in de vorige verga
dering op verbetering van Ilillegat en Voornsch kanaal
aangedrongen. Ook erkent hij dat er nog veel kosten
mede gemoeid zullen zijn. De heer Blussó wil, nu
er reeds zooveel millioenen besteed zijn, het werk door
zetten, maar wil dat men zich dan ook nu bepale tot
werkzaamheden in het belang der uitdieping van de
monding in zee. Zoolang deze nog niet in den ver-
eischten toestand verkeert, moet men aan het kanaal,
dat nog niet aan zijne bestemming kan voldoennog
niet te veel ten koste leggen.
De lieer van Kerkwijk stemt omtrent de middelen,
die de heer Nierstrasz wilde aanwenden tot het tegen
gaan der verzanding, overeen. De heer Stieltjes is
het met den heer Blussó niet eens omtrent don loop
dien deze aan het werk zou willen geven. De minis
ter gaf omtrent de kansen van het welslagen van het
werk de meest geruststellende verzekeringen, op den
toestand van het oogenblik gegrond. Methet denkbeeld
om eene enquele in te stellen kon de minister zich niet
vereenigen; men behoort z. i. vertrouwen te stellen in
de beide verkregen resultaten, die aan het welslagen
van 't werk niet doen twijfelen. De heer Nierstrasz
doet nogmaals uitkomen, dat z. i. eene kolossale uit
baggering, die eenige millioenen zal kosten, het eenige
middel is om den weg voor groote schepen geschikt
te maken. Men spreekt nu wel van talrijke schepen,
die reeds van den nieuwen waterweg gebruik hebben
gemaakt, maar pinken zijn ook zeeschepen; daarvoor
is bet werk echter niet ondernomen. De heer Blussé
wijst er op; dat men nu reeds met de tweede serie van
zeven millioen begonnen is; misschien zal er nog een
derde bij moeten komen. De ingenieurs hebben dat
niet geweten of wel. In het eerste geval hebben zij
toch grof misrekend; in het tweede hebben zij misleid.
In de opgaven, die de minister omtrent de reeds ver-
kregene diepte heeft gedaan, bedriegt deze zich; dat
verwondert spreker niet, want men kan niet van alles
verstand hebben.
Art. 86 werd daarop aangenomen met 83 stemmen
tegen 1, die van den heer Nierstrasz. De artt. 8792
werden zonder discussie goedgekeurd.
Bij art. 93 (Harlinger haven) werd door den heer
Bredius opgemerkt dat deze nog niet aan bet beoogde
doel beantwoordt, zoolang de aansluiting van den
noorder-spoorweg niet verkregen is. Hij vraagt aan
wien de schuld ligt, dat die aansluiting nog niet ver
kregen is, en hoopt dat de /egeering zich niet laat
influenceeren door de Exploitatie-maatschappijvoor
wie de aansluiting niet voordeelig is. De heer Storm
doet opmerken dat die aansluiting volstrekt niet nadeelig
zal zijn voor de Exploitatie-maatschappij en meent dat
de schuld bij de Oldenburgsche maatschappij moet ge
zocht worden. De heer Bredius verklaarde daarop
zich met die mededeeling van den vorigen spreker te
vereenigen en zal er zich nu toe bepalen, de zaak in
de zorg der regeering aan te bevelen. De heer Storm
gaf daarop te kennen, dat hij toch wel zou willen ver
nemen, welke redenen de heer Bredius had gehad om
te gelooven dat de Exploitatie-maatschappij tegen de
aansluiting was. De minister herhaalde daarop de
verzekering dat de Exploitatie-maatschappij voor zoover
hem bekend was, de zaak ncoit had tegengehouden,
maar er integendeel belang bij heeft, dat deaatisluiting
tot stand kome. Daarop werden de artt. 9395
goedgekeurd.
Bij art. 96 drongen verschillende leden op verbete
ring der Keulsche vaart van Amsterdam over Weesp,
en vooral ook op lagere tolheffing op die watering aan.
De minister beloofde daarinvoor zooveel van hem af
hing, zooveel doenlijk te zullen voorzien. Tot en
met art. 101 werden daarop goedgekeurd.
Bij art. 102 lokte de heer Stieltjes van den minister
de toezegging uit, dat jaarlijks verslag zal gegeven wor
den van den stand der droogmaking van plassen beoosten
Rotterdam.
De heer van Eek gaf bij art. 105 zijn verlangen te
kennen om gespecificeerde opgave van de werken waar
voor deze subsidiepost bestemd is. De minister ant
woordde dat dit moeilijk te doen wasdaar de som
bestemd is voor kleinere subsidiën, meer van locaal dan
van algemeen belang.
Daarna was art. 106 (kanaalmaatschappij) aan de
orde. De heer Godefroi gaf de hoop te kennen, dat
de nieuwe voordracht, welke men ten behoeve van dat
werk heeft te wachten, nu eens eene definitieve en af
doende regeling moge zijn. Hij drong er ook op aan,
dat die voordracht zoo spoedig doenlijk mocht worden
ingediend, opdat de kamer niet weder door de urgentie
der zaak tot overhaaste behandeling, en dus zonder
onderzoek, gedrongen worde. De heer Stieltjes maakte
eenige technische opmerkingen aangaande het werk en
vraagt of de minister bereid is den toestand van het
oogenblik te verbeteren, ook door wijziging der con
cessie, waaruit blijken mocht dat er geene voldoende
stoomkracht bij Schellingwoude wordt aangewend, en
of de regeering bedacht is op het toekennen van scha
devergoeding als de dijk bij Schellingwoude mocht
doorbreken. De heer Jolles ondersteunde het dooi
den heer Godefroi aangevoerde. De heer Jolles deed
uitkomen dat er een deloyale strijd tegen de kanaal
maatschappij wordt levendig gehouden, van welke zijde
dat komt zou misschien wel aan te wijzen zijnen aat
men daarin zoo makkelijk slaagt is het gevolg daarvan,
dat er hier te lande eene zoo algeraeene onkunde om
trent waterstaatsbelangen bestaat, ook in diecollegiën,
die geroepen worden er over te oordeelen, en bij de
dagbladredacteurs, die zich tot taak stellen het publiek
in te lichten. Hij hoopt dus dat de kamer zich door
het alarm niet van het goede pad late at brengen.
Hiermede is de discussie over dit artikel nog niet
afgeloopen.
Zitting van Dinsdag 26 November.
(Per telegraaf.)
Bij de verdere behandeling van hoofdstuk V (binnen-
landscke zaken) der staatsbegrooting voor 1873 werden
de discussiën over de Amsterdamsche kanaalmaatschappij
voortgezet. De regeering verklaarde het aanhangige
wetsontwerp tot bekrachtiging van eene overeenkomst
met die Maatschappij in te trekken en dat zij eerst
daags een nieuw wetsontwerp zou indienen.
Vervolgens werd een aanvang gemaakt met de be
raadslaging over de begrooting voor spoorwegen. Tal
rijke grieven en wenschen werden ter sprake gebracht.
Morgen zullen de discussiën over dat onderwerp worden
voortgezet.
De commissie van rapporteurs heeft een twecrle onder
zoek in de afdeelingen van het wetsontwerp tot invoe-
ting eencr nieuwe rechterlijke organisatie noodig ge
oordeeld.
GEMEENTERAAD VAN VLTSSINGEN.
Zitting van heden 26 November.
Voorzitter de heer Winkelman.
Nadat de notulen van het verhandelde in de zittingen
van 21 en 22 October en 9 en 19 November gelezen en
goedgekeurd warenkwam aan de orde het in de vo
rige zitting ingekomen advies van de ministers van
binnenlaudsche zaken en van justitie omtrent het
raadsbesluit van 18 Mei jl. betreffende de verpleging
der Roomsch-katholieke weezen, en het naar aanleiding
daarvan door burgemeester en wethouders gedane
voorstelom genoemd raadsbesluit in te trekken [zie
het verslag in het nomraer dezer courant van 23 dezer].
Na eene uitvoerige gedacbtenwisseling waarbij de
heeren Kleijaliens en Callcnfel3 het voorstel van burge
meester en wethouders ten zeerste bestreden omdat zij
zich niet met het gevoelen der ministers kunnen vereeni
gen, terwijl de heeren J. I. P. Hector, van UijePieterse
en Pot daarentegen het voorstel verdedigden", daar het
te voorzien is dat, als de raad zijn besluit van 18 Mei jl.
handhaaft, dit door den koning vernietigd zal worden
is het voorstel van burgemeester en wethouders ver
worpen met 7 tegen 6 stemmen en mitsdien het meer
genoemde besluit gehandhaafd. Vóór stemden de heeren
van der Hij denvan Uije PietersePotJ. I. P. Hector,
J. G. Hector en Schravcr.
Van het genomen besluit zal aan gedeputeerde staten
kennis worden gegeven.
Wegens het vergevorderde uur zijn de verder aan de
orde zijnde werkzaamheden verdaagd tot morgen namid
dag te 1 uur.
ALGEMEEN OVERZICHT.
In Frankrijk vertoonen zich sedert Zaterdag meer en
meer donkere wolken aan den politieleen horizon. De
meerderheid der commissie-de Kerdrel en met haar de
geheele rechterzijde legt eene vastberadenheid aan den
dag, welke zij bij ieder vroeger conflict met Thiers
miste. Zij schijnt vast besloten zich niet langer dooi
den president te laten intiinideeren en tegenover hem
van haar grooter stemracnaantal gebruik te maken.
Thiers aan de andere zijde is er ook de man niet naar
om zijn eenmaal opgevat plan te laten varen en het
terrein te verlaten dat hij in zijne boodschap innam.
Wat zal hiervan het einde moeten zijn? Waarschijnlijk
zal een votum der kamer tusschen Thiers en de monar
chalen moeten beslissenen wanneer deze laatsten stand
houden en niet voor de welsprekendheid van Thiers
zwichten, dan staan de kansen voor de overwinning
van den president der republiek hoogst ongunstig.
Van haar standpunt beschouwd kan men het der rech
terzijde echter niet zoo euvel duiden, dat zij voor haar
monarchaal beginsel strijdt en zich niet leent tot de
vestiging van een regeeiingsvormdien zij niet alleen
haat maar ook verderfelijk voor Frankrijk acht. Blijkbaar
heeft Thiers de macht van zijn woord te hoog geschat
en gemeend, dat hij daarmede zelfs monarchalen tot de
proclamatie der republiek kon dwingen. In dit opzicht
heeft hij gedwaald, en hij heeft den strijd zelf uitgelokt
waaruit hij zich nu tp eervolle wijze waarschijnlijk niet
meer terugtrekken kan. Wordt hij door het votum, der
meerderheid geslagen, dan blijft hem niets anders over
dan zijn ontslag of een coup d'etat. Op den steun
der natie, bovenal der bevolking van de steden, kan
hij hierbij rekenen, maar zal ook het leger, dat hij
altijd als zoo getrouw afschilderde, hem op dien weg
volgen? Dit is zeer te betwijfelen en toch zonder het
leger zou iedere poging nutteloos zijn. Bovendien
slechts in den uitersten nood zou Thiers zijn toevlucht
tot zulk een middel nemen.
Gisteren is de crisis haar voorlaatste stadium inge
treden. De rapporteur der commissiede heer Batbie,
heeft zijn rapport voorgelezen en de meerderheid (9 tegen
6 stemmen) heeft daaraan hare goedkeuring gehecht-
Het rapport concludeert tot de onmiddellijke benoeming
eener commissie tot het ontwerpen eener wet, regelende
de ministerieele verantwoordelijkheid, overigens tot het
behoud van het statu quo en tot het uitstellen der door
Thiers opgeworpen constitutioneele quaestiën tot na de
ontruiming van het grondgebied door de Duitschers.
De minderheid der commissie heeft haar wensch te
kennen gegeven om een contra-rapport in te dienen en
ook hare conclusiën aan de kamer mede te deelen.
Komt dus heden geene wijziging in den toesiand, dan
zal in de nationale vergadering bet laatste stadium der
crisis doorloopen worden. Wanneer de discussie hier
over zal plaats hebben is nog niet bekenddoch dit kan
men reeds met zekerheid voorspellen dat de strijd
hevig zal wezen en het resultaat hoogst dubieus is.
Slechts wanneer Thiers er in slaagt een aantal weife
laars van het rechter-centrum naar zijne zijde over te
halen, is zijne overwinning nog mogelijk.
Voor deze eventualiteit staan de kansen echter ook
weder niet gunstig. Het rechter-centrum heeft in hare
bijeenkomst van Zondag namiddag besloten, om met
de rechterzijde te stemmen voor de conclusie welke
door den heer Batbie aan de kamer zal worden voor
gesteld. Beteekende zoodanig besluit vroeger niet veel,
omdat tal van leden van bet rechter-centrum tevens
deel uitmaakten van of overhelden tot het linker
centrum, in den laatsten tijd, vooral sedeit de pre-
sidcntieele boodschap, beeft het linker-centrum zich
meer aan de linkerzijde aangesloten en is eene verwij
dering tusschen beide centra ontstaan, welke een
onherroepelijke afscheiding tusschen de monarchalen en
republikeinen der kamer gemaakt heeft.
In óen woord de toestand is hoogst gespannen. De
rechterzijde maakt zich reeds voor een eventueele over
winning gereed. Generaal Changarnier is door haar
tot opvolger vanJ_Thiers uitverkoren en als toekomstige
ministers noemt men de heeren d'Audiffret-Pasquier, Er-
noul, Batbie, de Broglie en Desjardins. De rechterzijde
vergete echter niet dat deze regeering meer steun behoeft,
dan dien welken een groot SOOtal monarchale afgevaardig
den haar geven kunnen. Van alle zijden stroomen nog steeds
adressen van adhaesie aan Thiers, waarin de president
geluk gewensclit wordt met de inzichten en voornemens
nopens de republiek, welke hij in zijne boodschap ont
wikkelde. Allereerst zal Changarnier de populariteit
missen, welke de positie van Thiers gedurende de laat
ste 19 maanden zoo sterk maakte, en bovendien is het
zeer de vraag of de natie, althans het ontwikkelde ge
deelte, en de steden zich met alle kalmte bij de
voorbereiding der monarchie zullen neerleggen. De
Parij3che commune ligt nog te versck in het geheugen,
dan dat Parijs LyonMarseille en Bordeaux zich thans
inderdaad de republiek zouden laten ontfutselen. Thiers
is en blijft in de tegenwoordige omstandigheden de
onontbeerlijke man; van welke zijde men de crisis der
halve ook beschouwt, de toestand van Frankrijk is
hoogst gevaarlijk en zijn inwendige rust en vrede staan
op het spel. Misschien zal dit gevaar nog eenige mo
narchalen tot het inzicht brengen, dat zij aan de rust
van het vaderland hun lievelingsdenkbeeld: de monar
chie, moeten opofferen. Op deze wijze kan Frankrijk nog
van een onvermijdelijken burgeroorlog bevrijd blijven.
In Spanje is de toestand ook nog verre van rooskieu-
ïig. De oproeping en keuring der lotelingen, welke
ingevolge de onlangs aangenomen wet deel zullen
uitmaken van de 40,000 man, waarmede het leger
versterkt zal worden, heeft te Madrid tot eenige onge
regeldheden aanleiding gegeven. Zondag morgen heeft
eene bende de zittingzaal overrompeldde bjsten der
lotelingen vernietigd, alle voorwerpen bestemd voor
het meten en keuren verbrijzeld en zich met geweld
tegen de openbare macht verzet. Men verneemt dat vier
personen gedood en gewond zijn. De belhamels werden
gevangen genomen en de rust daarna niet meer gestoord.
De benden roovers in Noord en Zuiddie zich naar
gelang hunner hoofden Carlisten of republikeinen noe
men doch au fond hoegenaamd geen politiek doel be
oogen en zich slechts door geweld ten nadeele van hunne
medeburgers trachten te verrijken, vermeerderen op
onrustbarende wijze. In Catalonië en Estramaduros,
tusschen Sevilla en Cadix, in Andalusie en Murcia,
bijna overal is geen dorp meer veilig voor hunne plun
deringen, geen spoorweg-of telegraaflijn meer voor ver
nieling gevrijwaard. Niettemin blijft de regeering ver
zekeren dat dit alles niets om het lijf heeft en zij die
benden weldra tot onderwerping zal brengen. Waarom
dit kwaad echter steeds verder en verder voortwoekert,
is eene dier cosas d' E spana welke den vreemdeling een
raadsel, den Spanjaard echter een hoogst natuurlijke
zaak zijn.
Volgens den Romeinschen correspondent van the
Daily News heeft de regen Zondag onberekenbare dien
sten aan de Italiaansehe regeering bewezen. De troepen
en de nationale garde hadden verschillende punten der
stad bezet en toen de ontwerpers der verboden meeting
ten gunste van het algemeen stemrecht deze maatregelen
der regeering zagen, lieten zij zich des te gemakkelijker
door de regen weerhouden om het regeeringsverbod te
trotseeren. Eenige arrestatiën hadden plaats doch de
goede orde werd den ganschen dag niet gestoord.
De te Rome verschijnende Italienischen Nachrichten
geven eenige bijzonderheden omtrent hetgeen het Gior-
nale di Roma ten aanzien der Laurium-quaestie mede
deelde. De verhouding tusschen Italië en Griekenland
schijnt inderdaad gespannen te zijn, en als laatste poging
om op minnelijke wijze tot een vergelijk te komen hebben
de Fransche en Italiaansehe regeeringen de voorspraak