Bijvoegsel van de Hiddelburgsche courant van Maandag 18 November 1872. bomen juist, maar spreker meent dat dat oude reglement een leiddraad geeft, die niet zoo heel verwerpelijk is. De heer Moolenburgh, van een andere beschouwings wijze uitgaande, zegt: men moet zich losmaken van vroegere toestanden en slechts rekening houden met het tegenwoordige, doch spreker, geroepen om voor het eerst uitspraak te doen in een zoo moeilijke quaestie, zoekt naar antecedenten, maar ook naar gezonde ante cedenten. De heer Moolenburgh heeft ook gezegd, dat bij de samenstelling van het reglement op de calamiteuze pol ders men is uitgegaan van het beginsel om de calami- teus-verklaring zoo moeilijk mogelijk te maken en dat de Nieuw Neuzenpolder aan alle eischen heeft voldaan. Maar spreker vraagt, heeft de heer Moolenburgh werke lijk wel rekening gehouden met hetgeen de Nieuw Neu zenpolder heeft gedaan? Heeft bij wel bedacht, dat de schulden van dien polder door de provincie moeten wor den overgenomen? Die schuld wordt nu in compensatie gebracht, alsof de polder geducht had opgebracht; maar dat is volstrekt niet het gevalde polder heeft geleend, maar volstrekt niet zoo'n hoog geschot opge bracht; ze laten de provincie zitten met een schuld van f 37,000; al de schulden die de polder heeft gemaakt, krijgt de provincie op haar dak, terwijl men ze in aan merking brengt alsof het offers zijn gebracht door dien polder. Dit is zeker dat ieder die eenigszinsmet den landbouw bekend is, als men hem in den Nieuw Neuzenpolder brengt, hem de gronden toont en hem zegt, dat de pachtwaarde slechts f 56 bedraagt, fcij erom zal lachen. Zelfs f 70 is verre beneden de waarde. Maar spreker gaat verder. Als men de opbrengst op f 40,000 stelt, na aftrek der grondlasten f 37,000, is dan de last voor den polder zoo drukkend dat eene ealamiteus-verkla- ring moet worden uitgesproken? De leeningen die de polder heeft gesloten komen ten laste van de pro vincie. Wat betreft het gezegde van den heer Moolenburgh of dan een polder geheel moet zijn vernietigd alvorens calamiteus te kunnen worden verklaard, dat is wat al te ver gegaan. Als de polder drijft kan hij niet meer calamiteus worden verklaard, doch er is een middelweg en dien moet men bewandelen. De heer Moolenburgh heeft ook gezegd, dat er in de adviezen van gedeputeerde staten omtrent de aan te leggen werken twijfeling en onzekerheid bad be staan. Dit is alleen het geval geweest betreffende het leggen van een inlaagdijk. In 1849 werd door gede puteerde staten daartoe aangespoord, doch eerst in 1859 werd het werk uitgevoerd, omdat zij gronden vonden om ia het uitstel te berusten; vandaar dat 10 iaren later het werk werd uitgevoerd, dit is van geen invoed hoegenaamd op de oeverdefeDsie geweest. De heer Snouck Htirgronje verklaart in het college van gedeputeerde staten tot de minderheid te hebben behoord, en hij acht zich daarom verplicht in de openbare vergadering rekenschap af te leggen waarom hij vóór de calamiteus-verklaring is. Hij heeft zich afge vraagd of hij bevoegd is om het verzoek van den pol der Nieuw Neuzen niet als een gunst maar als gegrond op het recht te weigeren. Er zijn twee oorzaken, waar door een polder zijn recht tot calamiteus-verklaring kan verliezeD. In de eerste plaats indien hij niet aan zijne verplichtingen omtrent zeewering en oeververdediging heeft voldaan en in de tweede plaats, indien hij niet voldoende dijkgeschot beeft opgebracht. Wat betreft de zorg van den Nieuw Neuzenpolder voor zeewering en oeververdediging, daarover bestaat geen strijd. De vraag blijft dus overheeft de polder een voldoend dijkgeschot opgebracht? Men heeft gezegd, dat men Provinciale staten. Najaarsbijeenkomst 1872. geen voldoenden maatstaf heeft om dat te beoordeelen en men zou wel eene taxatie willen hebben van de waarde der landerijen om een vasten grondslag te bezit ten. Maar spreker wijst op hetgeen door een achterlig- genden polder als de waarde van de gronden in den Nieuw Neuzenpolder is opgegeven. Die achterlig gende polder heeft belang bij de afwijzende beschikking van het verzoek van den Nieuw Neuzenpolder en men heeft dus bij hem eer aan te hooge dan aan te lage op gave te denken. Als spreker dan volgens de opgaaf van dien achterliggenden polder aanneemt, dat de pacht waarde der gronden in den Nieuw Neuzenpolder 90 bedraagt, dan moet hij toch erkennen dat die polder niet alleen een redelijk maar zelfs een hoog geschot heeft opgebracht, en als hij dan overweegt, dat bij cala miteus-verklaring de polder, na taxatie der gronden, ge durende vijf jaren de volle waarde moet opbrengen, dan gelooft hijdat die calamiteus-verklaring toch zoo'n groote gunst Diet is. De heer Moolcnburglt wil aan de vergadering be wijzen, dat de beer van Citters verkeerde gevolgtrek kingen maakt uit hetgeen door den hoofd-ingenieur in zijn rapport op bladzijde 12 is gezegd. De hoofd-inge nieur heeft gezegddat het rijsbeslag niet bepaald ondoelmatig is, doch dat hij duurzame verbetering wen- schelijk acht. De kosten van eersten aanleg zijn echter te groot, dan dat de directie van den vrij en polder van Nieuw Neuzen aan zoodanige verbetering de band zou kunnen slaan. De kosten voor die verbetering zijn echter niet opgenomen in de som voor kosten, die ver der zijn opgegeven daarin zitten wel de kosten vau onderhoud van bestaande werken, maar niet die van aanleg van nieuwe. Wat nu betreft den last die op de provincie zou wor den gelegd door de overneming der schulden die de polder bij geldleening heeft aangegaan, merkt hij op, dat dit een volkomen wettige last isovereenkomstig de bepalingen van het reglement op de calamiteuze pol ders. En als men nu zegt, gij hebtgeldleeningen gesloten en de last daarvan komt op de provincie, dan moet men ook de waarheid huldigen, en er bijvoegendat de pol der om de renten en aflossingen te betalen ook zijn dijk geschot moet verhoogen. Er is hier wel eens gezegd, het is onverschillig onder welken postmen heeft opgebracht, als men maar betaald heeft, en nu zegt hij: de polder Nieuw Neuzen heeft èn voor waterkeerende werken, èn voor steenglooiingen èn voor renten en aflossingen een hoog dijkgeschot betaald. Wat nu betreft de gemaakte tegenstelling van op- brengstwaarde en pachtwaardewijst hij op artikel 92 van het reglement op de calamiteuze waterschappen waarin is omschreven wat onder onzuivere opbrengst en wat onder pachtwaarde wordt verstaan. Onder pacht waarde wordt aldaar verstaan de prijs, die. zonder be zwarende voorwaarden van belasting, van lasten, onder houd, leveringen en dergelijke, door den pachter aan den eigenaar kan worden betaald. Als nu de toestand der gronden in den Nieuw Neuzen polder van dien aard is, dat de pachters niet hoog dur ven pachtenals er zelfs zijn die hun vee niet in den polder durven weidenmaar het over de binnendijken brengendan is de pachtwaarde in den Nieuw Neuzen polder gedrukt en wat baat het den eigenaar-verpachter, indien hij al uitstekende gronden heeft, zoo slechts de gebruikers daarvan, om welke reden ook, geen hooge pachtsom willen of durven betalen. Men verlieze toch niet uit het oog, dat de onzuivere opbrengst, waarvan de wet spreekt, volgens art. 92 van het reglement, wordt aangegeven door de pachtwaarde. En spreker heeft nog niet gehoorddat de pachtwaarde hooger kan worden gesteld dan f 90. De heer Pompe van Meerdervoort brengt, 10

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 5