niet bij de minderheid heeft aangesloten. Die min derheid heeft zich zeker gebaseerd op het advies van den hoofd-ingenieur van den waterstaat in deze provincie: Voor hem althans zou het rapport van den hoofd-ingenieural had hij ook niets anders, genoeg zijn voor het uitspreken der calamiteus-verklaring. Die hoofd-ingenieur behoort wegens zijn groote technische kennis tot de uitstekendste hoofd-ingenieurs van Neder land, en zoowel door zijne bekwaamheden als door de gelegenheid waarin hij verkeert om zich door het onder hem staande ingenieurs-personeel te doen voorlichten, is hij volkomen in staat op de hoogte te komen van het geen hij noodig heeft te weten. Volgens het gevoelen van dien hoofd-ingenieur heeft de Nieuw Neuzenpolder billijke aanspraak op calamiteus-verklaring, en daar ook het rij kin de kosten van onderhoud na de calamiteus-ver klaring van den polder moet bijdragen, is het wel niet aan te nemen, dat de hoofd-ingenieur, die ook rijksambtenaar is, lichtvaardig en zonder deugdelijke gronden openlijk tot calamiteus-verklaring zou adviseeren. In zijn rapport dringt de hoofd-ingenieur al dadelijk aan op een meer duurzame oeververdediging, waartoe de vrije Neuzen polder zelf thans, uithoofde van de groote kosten van eersten aanleg, buiten staat is. Heeft die betere verdedi ging niet plaats, dan zullen de gevolgen dier nalatigheid zich eerlang ongetwijfeld doen gelden. Op grond van een en ander sluit spreker zich aan bij de conclusie van den hoofd-ingenieur en bij het gevoelen der minderheid van het college van gedeputeerde staten, dat de billijkheid de inwilliging vordert van het verzoek van den Nieuw Neuzenpolder om calamiteus te worden verklaard. De heer van Citters verklaart dat hij niet alleen behoefte gevoelt om het stelsel der meerderheid van het college van gedeputeerde staten te verdedigenmaar een dubbelen aandrang heeft om over deze zaak het woord te voeren aangezien hij door ongesteldheid verhinderd is geweest de zittingen in de afdeelingen bij te wonen. Zeer terecht heeft de vorige spreker er op gewezen dat de beslissing die hier genomen moet worden steunt op de wet. Dezelfde meening heeft ook bij hem op den voorgrond gestaan bij het onderzoek der stukken, en hij heeft zich de vraag gesteld hoe moet ik, volgens art. 6 van het reglement voor de calamiteuze polders of water schappen in Zeeland, komen tot een juist en rechtvaardig oordeel over de zaak in quaestie En dan leest hij in dat artikeldat de staten de inwilliging van het verzoek om calamiteus-verklaring weigeren, wanneer zij de overtuiging hebben verkregen dat de zeewering en oeververdediging gedurende de laatstverloopen jaren zijn verwaarloosd. In het rapport wordt gezegd, dat in de laatste jaren voldoende voor de verdediging van den Nieuw Neuzenpolder gezorgd is, maar blijkt net nu ook dat zij uit een geldelqk oogpunt alles heeft gedaan wat mogelijk was? Zijns inziens was de geldelijke opbrengst in vorband mot de waarde van het land uiterst gering. Hij heeft den heer Mathon, op grond van eene door hem gevoerde administratie, hooren spreken van eene huur waarde van f 56 per hectare. Zoodanige huur acht hij zeer laag. Gedurende de jaren 18411871 bedroegen de uitga ven van den Nieuw Neuzenpolder gemiddeld per jaar 20,359, waartoe aan dijkgeschot gemiddeld per jaar 15,908 is opgebracht. En welke was nu de opbrengst van het dijkgeschot in de laatste jaren? In 1868 18,317, in 1869 26,168, in 1870 25,238, in 1871 25,238. De schotplichtige grootte van den polder kan gesteld wor den op 450 hectaren, doch het dijkgeschot werd steeds omgeslagen over slechts 267 hectaren, hetwelk in 1870 tot 252 hectaren verminderd is, waaruit volgt dat men bij vermenigvuldiging een schijnbaar fabelachtig hoog dijkgeschot verkrijgt. Maar als men aanneemt dat eene pachthoeve van 90 per hectare geen te hooge prijs is dan verkrijgt men voor 450 hectaren een cijfer van 40,000 of na aftrek der grondlasten plus minus f 37,500 als wer kelijke opbrengst, terwijl het betaalde dijkgeschot over de vier laatste jaren slechts 18,000, ƒ26,000 en ƒ25,000 bedroeg. Het maken eener zuivere conclusie in dezen hangt alleen af van ieders bijzonder gevoelen. Dit blijkt ook uit het verschil tussehen den heer Mathon en mij, zegt spreker; want volgens mijne opvatting zou een afstand van gronden tegen eene pachtwaarde van 56 bepaald een cadeau zijn. Het vroegere reglement geeft betere gegevens aan de hand, die men, hoezeer het reglement thans buiten wer king is gesteld, toch wel eenigszins tot maatstaf van be oordeeling nemen mag. In art. 3 van dat reglement werd gezegd dat als een polder gedurende éen jaar anderhalf maal zijn opbrengst of gedurende twee jaren degeheele opbrengst had bijgedragen, zoodanige polder recht had om calamiteusverklaring te vragen. Deze bepaling heeft hem bij de overweging der aanvrage geleid, en nu kan hij in de opbrengst van het dijkgeschot met geene mogelijkheid den grond afleiden waarop de Nieuw Neu zenpolder calamiteus zou kunnen verklaard worden. Nu heeft de heer Mathon gezegd, dat het rapport van den hoofd-ingenieur van den waterstaat voor hem vol doende is om genoemden polder calamiteus te verklaren. Ik leg, zegt spreker, in deze vergadering gerust openlijk de verklaring af dat niemand meer dan ik eerbied gevoe len kan voor de bekwaamheden van dien ambtenaar van den waterstaat, en ik vereenig mij ten volle met de wel sprekende hulde hem door den heer Mathon gebracht. Maar in deze zaak mag ik niet uitsluitend op het rapport van dien ambtenaar afgaan. Ik zou dit alleen kunnen doen indien hij bepaald had kunnen opgeven dat en dat moet ter verdediging van den polder worden gedaan, hetgeen echter niet het geval is. Nu mag aan zijn rap port geen al te hooge waarde worden gehecht. De hoofd ingenieur spreekt, natuurlijk te goeder trouw, van eene pachtwaarde der landen van slechts 74 per hectare. Op dit cijfer, hetwelk hem natuurlijk door anderen moet zijn opgegeven, grondt hij zijne meening, als conclusie voorgedragen, dat de Nieuw Neuzenpolder door de kosten van zeewering en oeververdediging te zwaar is belast. Naar sprekers meening is dit evenwel niet het geval, daar de krachten van den polder niet zijn uitge put; eerst dan als dit het geval is kan men zeggen dat de polder te zwaar is belast. Wanneer men op de niet onbelangrijke uitgaven wijst, dan moet men niet verge ten dat de belanghebbenden daarin niet veel uit eigen beurs hebben bijgedragen maar de uitgaven grooten- j deels bestreden werden uit de rijksbijdrage ad 100,000, over de jaren 187072 in de oeververdediging verleend. In 1869 is volgens den bij bet adres gevoegden staat 57,000 uitgegeven^ doch slechts 27,000 bijgedragen; door dijkgeschot in 1870 f 65,000, met eene bijdrage van ƒ25,000 en in 1871 ƒ60,000 met eene bijdrage van 25,000. Een en ander nagaande, heeft spreker, bij de beant woording der vraag wat de polder gedurende de laatste jaren heeft opgebracht, niet kunnen erkennen dat hij te zwaar is gedrukt, zoodat hij zijne stem niet ten gunste eener calamiteus-verklaring kan uitbrengen. De zaak heeft bij hem zwaar gewogen, want het geldt een eer sten stap onder de nieuwe wet, waarbij men zeer voor zichtig moet zijn met het oog op de gevolgen. Wanneer de billijkheid en de rechtvaardigheid het eischen, zal hij niet tegen het brengen van offers door de provincie opzien, maar nu kan hij zich niet vereenigen met het j uitspreken der gevraagde calamiteus-verklaring, daar dit zijns inziens eene onverdiende uitspraak zou zijn. De heer ftloolenburgh beaamt in zekere mate de woorden van den heer van Citters dat het hier tot zekere

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 6