Bijvoegsel van de Middel trargsclie conrant van Donderdag 14 November 1872.
zijne eigene omgeving kunnen bevestigenzelfs op dit
oogenblik kent bij nog een belangrijken polder die afzon
derlijk int. Om alle onregelmatigheid te voorkomen acht
hij dus de aanneming van het amendement wensche-
lijk.
De heer Fokker geeft te kennendat hij straks
zich tegen het amendement heeft verklaard namens ge
deputeerde staten, doch dat hij persoonlijk vóór het amen
dement zal stemmen, omdat hij daarin, als zeer on
schuldig zijnde, geen bezwaar ziet en de aanneming
mogelijk eenig nut kan hebben.
De beraadslaging gesloten zijnde, wordt het amende
ment van den heer Moolenburgh in stemming gebracht
en aangenomen met 31 tegen 5 stemmen. Tegen
stemden de heeren van der Bilt, Vader, de Casembroot,
Becius, en Snouck Hurgronje.
De heeren Blaaubeen en Callenfels bleken bij deze en
de volgende stemmingen de vergadering verlaten te
hebben.
Het geamendeerde art. 42 wordt vervolgens met alge-
gemeene stemmen aangenomen.
Art. 43 wordt zonder hoofdelijke stemming goedge
keurd, met de volgende daarop door gedeputeerde sta
ten voorgestelde wijzigingen:
In de le zinsnede vallen weg de woorden: „Nederlan
ders zijn en", en in de laatste zinsnede de woorden:
„Nederlander" en „burgerlijke en burgerschapsrechten."
Voor de laatste woorden wordt in de plaats gesteld: „bur
gerlijke rechten."
Van art. 44 is de aanhef door gedeputeerde staten
gewijzigd als volgt:
„Ongehuwde meerderjarige en van goederen geschei
den vrouwen, die niet onder curatele gesteld zijn, cura-
trices en bewindvoersterskunnenzoo zijof diegene
voor wie zij als curatrices of bewindvoersters optreden,
een voldoend grondbezit hebben, zich door een gemach
tigde enz."
De heer van Eek heeft als amendement voorgesteld
om het artikel aldus te lezen
„Ongehuwde meerderjarige en van goederen ge
scheiden vrouwen die niet onder curateele gesteld
zijncuratrices kunnen als stembevoegden ter verga
dering verschijnen, zoo zij, of diegene, voor wie zij als
curatrices of bewindvoersters optredeneen voldoend
grondbezit hebben of zich door een gemachtigde doen
vertegenwoordigen. De gemachtigden echter moeten
voldoen aan de eigenschap in het slot van het vorige
artikel gesteld."
Dit amendement wordt naar eisch ondersteund.
Ter verdediging toegelatenzegt de heer van Eek
dat hij de toelichting, bij zijn amendement gegeven
hoe kort die ook zij voldoende acht.
Die toelichting luidt als volgt„In liet vorige polder
reglement was het niet verboden dat vrouwen in de ver
gadering kwamen. Ook niet in het onlangs voor Wal
cheren vastgestelde reglement. Het hierboven voor
gestelde wenscht hij liever aangenomen te zien, dan
dat men zou kunnen beweren dat de vrouwen bin
nengesmokkeld zijn door de verwerping van het arti
kel."
Spreker heeft nog geïnformeerd naar het groote be
zwaar hetwelk een ander polderreglement zou hebben
opgeleverd; naar hij vernomen heeft van iemand die zeer
goed op de hoogte kan zijn, zouden vrouwen met genoe
gen in de poldervergaderingen ontvangen worden. Alleen
wenscht hij nog, in overeenstemming met een vroe
ger door hem voorgesteld amendement, ook in dit arti
kei het woord „meerderjarige" te vervangen door „23 ja
rige" zoo die wijziging in dat artikel dat later in beraad
slaging zal komen, aangenomen wordt.
De heer Cau acht de toelichting van het amendement
van den heer van Eek niet volkomen juist en wijst er
Provinciale staten. Najaarsbijeenkomst 1872.
op dat het amendement een wijdere strekking heeft
dan de bepalingen in de reglementen voor Walcheren
en Schouwen. Daar geldt het alleen het uitoefenen van
stemrecht, maar hier zou ook de bevoegdheid tot discus
sie worden verleend. Overigens verklaart hij zich niet
tegen het amendement.
De heer Fransen van de Putte geeft te kennen
dat hij de strekking van het amendement evenals de heer
Cau heeft opgevat, maar juist daarom juicht hij het te
meer toe. In het reglement heeft hij eene verkorting voor
de rechten der vrouw gezien, welke hij betreurt. In Zuid-
Holland is men vrijgeviger. Mevrouw Storm uit Breda
niet mevrouw Storm van der Chijs heeft de polderver-
gaderingen herhaaldelijk bijgewoond,het helder doorzicht
dier financiere, bij de beraadslagingen ontwikkeld, wordt
ten zeerste geroemd, spreker zou het betreuren indien
men, door verwerping van het amendement, versto
ken werd van het licht, door de medewerking van vrou
wen te verkrijgen.
Alsnu wordt het amendement van den heer van Eek
in stemming gebracht en aangenomen met 19 tegen
16 stemmen. Tegen stemden de heeren Snouck Hurgronje,
van der Bilt, Vader, de Casembroot, Fokker, Hennequin,
H. J. van Deinse, Brevet, J. G. van Deinse, Hoogenboom,
van der Have, de Jonge, Becius, Sprenger, Sipkens, en
Pompe van Meerdervoort.
Het alzoo geamendeerde art. 44 wordt met 22 tegen
13 stemmen mede aangenomen. Tegen stemden de heeren
Pompe van Meerdervoort, van der Bilt, Vader, de Ca
sembroot, Hennequin, H. J. van Deinse, Brevet, J.G. van
Deinse, Hoogenboomvan der Have, de Jonge Becius,
en Sprenger.
De heer J. P. Kakebeeke was bij beide stemmingen
afwezig.
De behandeling van het reglement wordt alsnu ge
schorst tot Vrijdag.
De heer Fransen van de Putte vraagt verlof,
om eene vraag tot gedeputeerde staten te richten be
treffende de onlangs door de regeering uitgevaardigde
reglementen voor het kanaal door Walcheren.
Nadat dit verlof is verleend, wijst genoemde heer op
het koninklijk besluit van het 24 September jl. vastge
stelde reglement van politie voor het kanaal door Wal
cheren, zooveel het gedeelte MiddelburgVeere betreft
en op het bij koninklijk besluit van den 15 October jl.
vastgestelde reglement op de heffing van kanaalgelden.
Het komt hem voor dat de voorloopige bepalingen in
beide reglementen vervat èn wegens de hooge rechten
ön wegens de belemmeringen der scheepvaart zóo be
zwarend zijn dat zij nietalleen strijdig moeten geacht wor
den met het belang dezer plaats, maar met het belang der
geheele provincie. Hij wenscht daarom aan gedepu
teerde staten te vragen, of zij hunne aandacht op deze
aangelegenheid hebben gevestigd en of zij zouden wil
len medewerken om te trachten bij den koning wijziging
in die reglementen te verkrijgen.
De voorzitter antwoordt, dat gedeputeerde staten
reeds dadelijk na de kennisneming van die besluiten
begrepen hebben zich de daarbij betrokken belangen
niet alleen van deze gemeente, maar van geheel Zeeland
te moeten aantrekken. Zij hebben dan ook besloten
zich tot den koning te wenden en de tegen de be
sluiten bestaande bezwaren te ontwikkelen. In de heden
gehouden zitting van het gedeputeerd college is reeds
een adres geresumeerd, hetwelk heden of uiterlijk mor
gen aan den koning gezonden zal worden. Op dit
oogenblik zou het natuurlijk niet welvoegelijk zijn van
den inhoud mededeeling te doen, aangezien het adres
zijne bestemming nog niet heeft bereikt. Hij hoopt dat
de interpellant en de vergadering genoegen zullen
nemen met de verklaring dat gedeputeerde staten het
5