MIDDELBURGSCHE
COURANT.
271.
Donderdag
1872.
14 November.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2'n Taasch- efr'^inksterdag en een der Kerstdagen.
3D© prijs per 3/m., franco is f 3,50.
Bij deze courant behooren drie bijvoegsels.
Middelburg 13 November.
DE HEBZIEEIN& DEK OEHSUS TA BEL,
V.
"Wij beweerden dat het bewijs niet te leveren was
dat eene algemeene verlaging van den census, zooals
het ministerie die voorgesteld heeft, noodzakelijk is.
Twee argumenten toch worden daarvoor aangevoerd,
welke beide niet afdoende zijn; men beroept zich op
de algemeene beweging tot census-verlaging in andere
landen en knoopt daaraan het niets bewijzende beklag
vast dat Nederland hierin alweer achteraan komt, ter
wijl men verder in de op verschillende plaatsen zoo
zeer uiteenloopende verhouding tusschen kiesbevoegden
en bevolkingscijfer een tweede argument vindt.
De buitenlandsche beweging tot census-verlaging er
kennen wij; zij was voor eenige jaren zeer sterk en
heelt in België en in Engeland haar doel bereiktmaar
men gelieve de andere, en in ons oog van een beteren
grondslag uitgaande buitenlandsche beweging 'niet te
miskennen, welke aandringt op andere grondslagen van
kiesbevoegdheid dan betaling alleen, welke voor de
uitoefening van het kiesrecht intellectueele, geen louter
materieelo eischen vergt. In Frankrijk zelfs waar het
ideaal der census-verlagers quand meniehet algemeen
stemrecht, sedert een twintigtal jaren bestaat, spreekt
men zelfs reeds van eene beperking, door het stemrecht
te verbinden aan een hoogeren leeftijd, waarin men
meer waarborgen voor ontwikkeling meent te vinden
dan in de thans geëischte meerderjarigheid. Hoe men
't nu wende of keere, door algemeene census-verlaging
zal men er wel in slagen het getal minder ontwik
kelde kiezers te doen toenemen, maar men zal het
intellectueel peil der kiezers daardoor nimmer ver*
hoogen. Er is waarheid in Thorbecke's gezegde, dat
het beter is eenige ongeschikte kiezers te scheppen dan
een aantal geschikte personen buiten het kiezersvolk te
sluitenmen moet echter niet te ver gaan en de nuchtere
waarheid niet voorbij redeneeren. Wat de wanverhou
ding der cijfers aangaat, zij is grootendeels een natuur
lijk gevolg van den hoogen census in de steden; wij
geven, met geheel Nederland, toe dat daarin verande
ring behoort gebracht te worden, dat de overheer-
sching der steden door het min ontwikkelde platteland
behoort op te houden, maar wij verlangen niet dat dit
aldus geschiededat alom dezelfde verhouding tusschen
het bevolkingscijfer en het getal kiezers gevonden wordt.
Stel dat er in Nederland nadat er meer evenredigheid
in de censuscijfers gebracht is, 120,000 kiezers gevon
den worden, dus 1 op de 30 zielen; wil men diezelfde
verhouding alom terugvindendan zou Amsterdam met
264,694 inwoners moeten tellen 8823 kiezers (thans heeft
het er 4022, volgens het wetsvoorstel zou het er 7238
verkrijgen), Arnhem met 31,626 inwoners 1054 (thans
1121; wetsvoorstel 1243), Middelburg met 16,422 inwo
ners 547 (thans 476; wetsvoorstel 756), enz. Deze cijfers
toonen aan dat uniformiteit van verhouding hier niet
te verkrijgen is
Wij hebben reeds dikwijls genoeg gezegd dat wij met
ons kiesstelsel niet ingenomen zijnen wanneer wij
meenden dat er kans was spoedig een radicale her
ziening, door wijziging der grondwet, te verkrijgen,
dan zouden wij elke partieele wijziging onverbiddelijk
afwijzen. Maar aan onzen wensch, de vestiging der
kiesbevoegdheid op andere dan de bloot materieele
grondslagen van een census, kan vooreerst niet worden
Past men deze verhouding toe op de twaalf steden der
tweede categorie, waar volgens het wetsvoorstel de census 32
zou blijven, zoo bevindt men dat slechts twee steden, 's Her
togen bosch cit Schiedam, bij het wet worden van het voorstel
de° verhouding 1 op 30 zouden verkrijgen. De groote meerder
heid ontvangt door dat veorstcl veel meer kiezers dan haar
naar dien maatstaf toekomt.
voldaanen daarom zijn wij bereid mede te werken tot
eene eenvoudige verbetering. Die verbetering kan in
ons oog niet worden aangebracht door eene algemeene,
wilde census-verlaging, maar door eene vermindering van
den census in de groote steden, waar de cijfers thans
veel te hoog zijn en eene klasse van staatsburgers van
het kiesrecht wordt uitgesloten die in ontwikkeling zeer
veel hooger staat dan de kiesbevoegde bevolking van
het platteland. Wij willen medewerken tot wegneming
der wanverhouding en zorgen dat ons gebrekkig kies
stelsel door eene verkeerde uitvoering althans niet nog
slechter wordt, maar vei der willen wij niet gaan. Ziehier
ons algemeen en principieel bezwaar tegen het wetsont
werp.
Doch aangenomen voor een oogenbllk dat verlaging
van den census werkelijk noodig isdat daarvoor klem
mender argumenten zijn bij te brengen dan het zwakke
motief dat het eensuscijfer van f 20 „zonder eenig ge
vaar" als uitgangspunt kan worden aangenomen; ook
dan hog zou de regeling van het wetsontwerp zoo ze tot
stand kwam aanleiding geven tot dezelfde klachten
over ongelijkmatigheid en wanverhoudingwelke sedert
1867 bij herhaling in en buiten de kamers zijn geuit.
De bedoeling van den grondwetgever met de woorden
„plaatselijke gesteldheid" was ongetwijfeld deze dat de
zelfde persoon in dezelfde omstandigheden van gegoed
heid kiezer zou zijn in welke plaats van het land hij
zijne woonplaats verkoos te vestigen. Eu dit doel zou door
het voorstel der regeering niet bereikt worden; de kleine
Noord-Hollandsche landbouwer of dorpsambachtsman
die met den census van f 22 op zijn dorp kiezer is zal,
wanneer hij tegenwoordig te Amsterdam (census van
f 112) of zelfs te Haarlem (census f 50) gaat wonenstellig
achter de kiezers komen te staan; maar zal dan de
nóg kleiner landbouwer en dé nóg kleiner dorpsbaas die
volgens het wetsvoorstel met een census van f 20 op zijn
dorp kiezer zou worden kiesbevoegd ziju wanneer hij
te Amsterdam (census f 50) of te Haarlem (census f 32)
ging wonen? Voor eene verlaging van den census te
Amsterdam, Rotterdam, 's Gravenhage met 50 pet. of
meer bestaat alle redenmaar men vergete niet dat
het wetsvoorstel in honderden plattelands-gemeenten
des lands den census met weinig minder dan 50 pet.
(van f 32 op f 20) verlaagtwaarvoor geene reden be
staat. Brengt men dus het kiesrecht in de steden
binnen het bereik van hen die daarop naar de bedoe
ling van den grondwetgever aanspraak kunnen maken,
dan breidt men van de andere zijde het kiesrecht ten
platten lande weer over de gestelde grenzen uitmen
daalt daarmede tot eene andere klasse der maatschappij
af: meent men aldus de klachten over ongelijkmatig
heid en wanverhouding te kunnen stillen? meent men
aldus aan den nijveren burgerstand der stedelijke be
volkingen hun rechtmatigen invloed op 's lands zaken,
hun rechtmatig oveiwicht durven wij zeggen, te be
zorgen
Door het gelijktijdig verlagen van den census in de
stedenwaar die te hoog en ten platten landewaar
die reeds laag genoeg is, verkrijgt men in het wets
voorstel te groote sprongen. Men is van onderop,
„met het laagste cijfer door de grondwet voorgeschreven
als uitgangspunt", zooals de memorie van toelichting
zegt, gaan tellen. Voor 1131 gemeenten moest een cijfer
worden vastgesteld, en men begon met achter 1090
daarvan terstond 20 in de voor den nieuwen census
bestaande kolom in te vullen. Zoo vlotte het werk
goeden men verdeelde de overblijvende groote en kleine
steden in drie groepen die men dan ieder van een
ander, iets hooger cencuscijfer zou voorzien. Men had nu
eerst te zorgen voor 28 gemeenten die eenigermate
boven het platteland uitstaken. Daar moest de census
iets, niet veel, hooger zijn dan f 20; drie... vier gul
den bij voorbeeld, en men vulue f 24 in. Nu de vol
gende categorie der 12 grootere steden van omstreeks
20,000 zielen en daarboven. Men was begonnen met
vier gulden op te klimmen, wanneer men nu eens acht
nam? „Zonder eenig gevaar!" en de kolom werd met
f 32 ingevuld. Restten nu AmsterdamRotterdam en
den naag met 90,000 en meer zielen. Eerst was men op
geklommen met vier, toen met acht, dus nu twaalf?
maar dan zou de census daar f 4A bedragen; evenveel
als thans in Gouda, minder nog dan tegenwoordig in
Sneek. Dat ging niet. Met zestien dan dus f 48
Meer dan tegenwoordig in Sneek dus, doch minder dan
in Leeuwarden, in Zaandam, in Gorinchem, in Middel
burg. Men zou er toen nog maar een paar guldens op
leggen: f 50 dus, dan bracht men de drie voornaamste
steden van Nederland althans niet te Jaag in rang en
dan verkregen zij toch nieuwe kiezers genoeg. En de
f 50 werd in de bestemde kolom ingevuld.
Met allen eerbied voor de regeering zij 't gezegd:
het wetsontwerp maakt op ons den indruk van aldus,
of op eene dergelijke lichtvaardige wijze te zijn samen
gesteld. Evenals bij het ontwerp-Fock wordt alleen
gevraagd of er ook „gevaar" bij de aanzienlijke verla
ging van den census te duchten valt endaar de ver
kiezingen voor den gemeenteraad zonder verstoring van
orde en rust plaats grijpen, antwoordt men ontkennend.
Maar men heeft niet gevraagd of het gehalte der ver
kiezingen voor de gemeenteraden dan overal waar men
nu den census aanzienlijk verlagen wil soms te wen-
schen overliet; stelde men de vraag aldus, misschien
zou er een ander antwoord op gegeven zijn.
Niettegenstaande al onze bezwaren tegen het wetsont
werp geven wij toch den moed niet opdat het eene
verbetering in de census-tabel brengen kan. Mits ingrijpend
geamendeerd kan het worden tot eene wet welke de
tegenwoordige wanverhouding in de census-cijfers weg
neemt en, tot tijd en wijle er eene radicale hervorming
van ons kiesstelsel door herziening van de grondwet
kan worden tot stand gebracht, den census zoo goed
als de grondwet het toelaat regelt. Ook wij hechten
aan het woord „plaatselijke gesteldheid" niet die klein
geestige beteekenis dat zoo te zeggen voor elke gemeente
een afzonderlijk cijfer zou moeten vastgesteld worden;
wij kunnen ook vrede hebben met de groepeeiing der
steden; zooals het regeeringsvoorstel die heeft, maar
wij hebben geen vrede met de voorgedragen cijfers.
Naar onze meening behoort in den census ten platten
lande geene verandering te worden gebrachtmaar moet
de verlaging in de 41 steden der drie categoriën (aan
genomen dat die indeeling juist is) in dezer voege plaats
hebben: voor de acht en twintig steden der eerste
categorie, Winschoten, AppingedamAssen enz. stelle
men den census op f 36, voor de twaalf der tweede,
Groningen, Leeuwarden, Zwolle enz. op f 42; voor
Amsterdam, Rotterdam en den Haag eindelijk op f 50.
Wordt het wetsontwerp in dezen zin geamendeerd,
dan zal het vooreerst meer kans loopen dan thans van
door de beide kamers te worden aangenomen, en in de
tweede plaats worden wat het behoort te zijn: eene
wet zooals die bij de troonrede is toegezegd „tot uit
breiding van het kiesrecht daar waar het binnen te
enge grenzen is beperkt."
De heer W. S. Burger Wz., die, zooals wij eergiste
ren gemeld hebben, door de kiesvereeniging Orde te
Rotterdam candidaat was gesteld voor het lidmaatschap
der provinciale staten van Zuid-Holland, heeft voor die
candidatnur bedankt. Dientengevolge heeft genoemde
kiesvereeniging een tweede bijeenkomst gehouden, waarin
de heer mr. A. M. de Cock tot candidaat is gekozen.
Zooals men weet is de heer de Cock ook de candidaat
der kiesvereeniging Burgerplicht.
In de gisteren gehouden zitting van den gemeenteraad
van 's Giavenhage is eene beslissing genomen ten aanzien
der kermisquaestie. Het voorstel der hecren de Jonge c.
om de kermis te houden in 1875 en haar na dat
tijdstip af te schaffen, werd verworpen met 24 tegen
11 stemmen, terwijl de raad met dezelfde meerderheid
zich vereenigde met het preadvies van burgemeester en
wethouders om afwijzend te beschikken op de adressen
van ingezetenen en onderscheidene kerkelijke genoot
schappenom de kermis te hervormen of af te schaffen.