Men oordeele over de bedoelde peilingen toch niet te
licht, zij eischen beduidende onkostenen zooals het
artikel nu luidt zullen de polderbesturen herhaaldelijk
tot het doen van peilingen uitgenoodigd kunnen wor
den. Het is daarom billijk, dat zooals in het algemeen
verslag is gezegd, kosten der peilingen komen ten laste
van het toezicht dat ze verordent of noodzakelijk oordeelt.
Op verzoek van den heer Hennequin wordt het artikel
in hoofdelijke stemming gebracht, waarvan de uitslag
is, dat het met 27 tegen 11 stemmen wordt aangeno
men. Tegen stemden de heeren de CasembrootHenne
quin, Mazure, Hammacher, CallentelsMathonJ. P.
Kakebeeke, Snijder, Risseeuw, Vis en Vader.
Art. 7 wordt onveranderd goedgekeurd.
Art. 8 wordt mede goedgekeurd met de door gedepu
teerde staten voorgestelde wijzigingen van de 2° en 3e
zinsneden en met inachtneming van eene door den heer
van Eek gemaakte opmerking tot het doen wegvallen
der letter n achter het woord „dezen." De bedoelde wij
ziging der genoemde zinsneden luidt als volgt:
„Blijft het bestuur, na daartoe door gedeputeerde
staten te zijn aangemaandgedurende éen maandin
gebreke de kosten te betalenzoo worden dezemet
die op de invordering te vallen, tot het bedrag door
gedeputeerde staten te bepalenomgeslagen over de
gronden van den betrokken polder of het betrokken
waterschap, naar de kadastrale grootteten name der
bij het kadaster bekende eigenaars, erfpachters en
vruchtgebruikers."
Bij art. 9 stellen gedeputeerde staten voor, in den
eersten en den vijfden regel weg te laten de woorden
„te verhalen of", en in den zesden regel de woorden
„waarop zij worden verhaald." Met deze wijzigingen
wordt het artikel goedgekeurd.
Hetzelfde is het geval met de artt. 10 en 11 nadat
daarin op voorstel van gedeputeerde staten de volgende
wijzigingen zijn gebrachtin art. 10 aan bet slot weg te
laten de woorden „het te verhalen bedrag of uit", en in
art. 11 in het begin weg te laten de woorden „te ver
halen kosten op de goederen van de leden der besturen
en van de".
Bij art. 12 stellen gedeputeerde staten de weglating
in den eersten regel voor van de woorden „verhaalde
of", en voorts de toevoeging van de volgende zinsnede
aan het slot van het artikel
„De vergadering van ingelanden of hoofd-ingelanden
is bevoegd om al de kostenin art. 8 bedoeldte verha
len op de leden van het bestuur van hun polder of wa
terschap, die niet kunnen aantoonen, dat zij buiten
staat waren tot het behoorlijk uitvoeren der peiling en
het mededeelen der uitkomsten aan gedeputeerde staten,
en dat het verzuim zonder hunne schuld of nalatigheid
heeft plaats gehad."
De voorzitter merkt op, dat de heer van Eek heeft
voorgesteld, uit de voorgedragen zinsnede weg te laten
de woorden „of hoofd-ingelanden", doch gedeputeerde
staten meenen dit voorstel niet te moeten aannemen.
Daar het amendement echter voldoende wordt onder
steund komt dit mede in beraadslaging.
De heer van Eek vraagt slechts een oogenblik de
aandacht der vergadering ter inleiding van zijne amen
dementen. Toen de geachte voorzitter eergisteren tot de
leden de uitnoodiging richtte om de door hen ver
langd wordende wijzigingen zoo spoedig mogelijk voor
te dragen ter kennisneming van gedeputeerde staten
en ook van de leden dezer vergadering, heeft hij
dit ten zeerste toegejuicht; thans moet hij evenwel
verklaren niet genoegzaam voorbereid te zijn geweest
en weinig ter voorbereiding te hebben kunnen doen
uithoofde van de twee langdurige zittingen der af-
deeling waarvan hij deel uitmaakte en waarvan
eene eerst te 10 uren des avonds eindigde, terwijl
hij bovendien belast is geweest met de samenstelling
van een algemeen verslag der afdeelingen. Vandaar
ook, dat zijne ingezonden nota twee data draagt, name
lijk 5/6 November. De toelichting zijner amendementen
moest dientengevolge zeer kort zijn. Hij begrijpt even
wel, dat het hier niet voldoende is de spreekwijze
te herinneren„een goed verstaander heeft maar een
half woord noodig", maar dat althans eenige meerdere
toelichting wordt vereischt. Hij heeft gemeend hieraan
eene vergissing te moeten denkendaar overal in het
concept-reglement het woord „hoofdingelanden" is weg-
geuomen, waaruit de meening bij hem is ontstaan dat
dit concept niet voor hoofdingelanden bestemd is.
Daarom wenscht hij ingelicht te worden welke redenen
gedeputeerde staten hebbenom hier het woord „hoofd
ingelanden" in te lasschen.
De heer Fokker merkt den heer van Eek op, dat
bij vervalling van het systeem om de instelling van
een college van hoofd-ingelanden verplichtend te
makenwel alles uit het ontwerp is weggevallen wat
betreft de samenstelling en de bevoegdheid van dat
college van hoofd-ingelanden, maar daarom niet alles wat
op de hoofd-ingelanden betrekking heeft. De bepaling
in dit artikel van het reglement is eene algemeene
bepaling, die ook toepasselijk is op waterschappen die
mede beheerd worden door een college van hoofd-inge
landen. Wanueer leden van het bestuur verzuimd heb
ben de noodige peilingen te doen, dan zijnde kosten
der te verrichten peilingen, volgens dit artikel, op
die leden verhaalbaar, en daarom moeten zoowel de hoofd
ingelanden als de vergadering van ingelanden bevoegd
zijn de kosten op de leden van het bestuur te verhalen.
De heer van Eek verklaart, dat hij nadeontvangen
inlichting zijn voorstel tot wijziging van het artikel in
trekt, waarna art. 12 met de bovengenoemde verande
ringen zonder hoofdelijke stemming wordt goedgekeurd.
De artt. 1315 worden onveranderd vastgesteld.
In art. 16 wordt de le zinsnede overeenkomstig het
voorstel van gedeputeerde staten aldus gewijzigd, dat
in plaats van „onmiddellijk na de vaststelling" gelezen
worde: „binnen veertien dagen na de vaststelling".
Art. 17 wordt onveranderd goedgekeurd.
De artt. 18 en 19 worden mede goedgekeurd, met in
achtneming van de daarin door gedeputeerde staten voor
gestelde wijzigingen, te weten
in art. 18 vervallen de laatste drie regels en wordt
daarvoor in de plaats gesteld het woord „beslist"
in art. 19 vervallen de woorden „van de gronden"
en verder „is het bevoegd de verhooging enz." alsmede
de tweede zinsnede en wordt daarvoor in de plaats
gesteld:
„Kan het vorderen dat het beheer en het onderhoud
van den dijk aan hem worden overgedragen, desnoods
behoudens schadeloosstelling.
„De polder of het waterschap waartoe de dijk behoort
is, in dat geval, bevoegd te vorderen dat de verzwaring
of verhooging voor gezamenlijke rekening geschieden
zal, en het beheer en onderhoud gezamenlijk zullen wor
den gevoerd.
„De regeling van dat gemeenschappelijk beheer en on
derhoud geschiedt door gedeputeerde staten."
De artt. 20 en 21 worden onveranderd goedgekeurd.
Bij art. 22 vraagt de heer Hennequin aan gedepu
teerde staten wat hen beweegt om in dit artikel nog
maals te herhalen wat reeds in de artikelen 1 en 5 van
het reglement op de politie voor de polders is bepaald. In
dien het doel van dit artikel mocht wezen om de polder
besturen aan banden te leggen dan gelooft hij, dat in
de praktijk zal blijken, hoe knellend die banden zijn.
In de streek die hij bewoont is behoefte aan handen voor
den arbeid; het werk neemt toe en de arbeiders vermin
deren. Bij de polderbesturen komen telkens aanvragen