met het voorstel van den voorzitter niet vereenigen, maar zou bij de nota's van wijzigingen naar de afdeelin- gen willen verzenden. De voorzitter antwoordt, dat hij met den vorigen spreker volkomen overtuigd is van de noodzakelijkheid dat het ontwerp reglement met ernst dient behandeld te worden. Hij heeft evenwel gemeend zijn voorstel te mogen doen met het oog op den tijd dien men gehad heeft om de voorgestelde wijzigingen van gedeputeerde staten te overwegen. De zaak is bovendien voor de leden der staten niet nieuw; vele reglementen van gelij ken aard zijn hier reeds behandeld. Bovendien zullen de leden, indien-het reglement eerst Donderdag in behan deling komt, nog gelegenheid hebben tot overleg omtrent de voorgedragen of voor te dragen wijzigingen. In deze vergadering wordt steeds ruimschoots gebruik gemaakt van de vrijheid die het reglement van orde verleent tot het voorstellen van amendementen, ook thans zal dit, naar hij van enkele leden reeds weet, het geval zijn. Hij meent echter hen die daartoe het voornemen hebben te moeten verzoeken, die amendementen zoo spoedig moge lijk aan hem in te dienen, teneinde ze te doen drukken enalzoo meer ter algemeene kennis te brengen. Op grond van een en ander volhardt hij bij zijn voorstel om het reglement a. Donderdag in behandeling te nemen. Het voorstel wordt alsnu in stemming gebracht en aangenomen met 29 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Vader, J. P. Kakebeelce en Pompe van Meer- dervoort. De heer Fokker deelt mede, dat hij volgens art. 26 van het reglement van orde de stemming omtrent het voorstel tot behandeling van het ontwerp reglement heeft moeten afwachten, alvorens de wijzigingen, welke hij wenscht voor te stellen, aan de vergadering mede te deelen. Nu die stemming heeft plaats gehad, legt hij be doelde voorstellen tot wijziging over. De voorzitter geeft kenuis, dat hij van den heer Fokker verschillende amendementen op het ontwerp reglement heeft ontvangen, die, in overeenstemming met het straks medegedeelde voornemenzoo spoedig mogelijk gedrukt en aan de leden rondgedeeld zullen worden. Hiertoe zal weinig tijd vereischt worden, aan gezien reeds vooraf maatregelen daartoe genomen zijn. Hij herhaalt alsnu zijne uitnoodiging aan andere leden, die amendementen mochten willen voorstellen, om deze zoo tijdig mogelijk aan den voorzitter te doen toekomen. Bij de behandeling van het reglement zal natuurlijk ge vraagd worden, of de amendementen behoorlijk onder steund worden en al of niet een punt van beraadslaging kunnen uitmaken. Vervolgens wordt de heer mr. J. Gr. van Deinse, tot wiens toelating als lid der staten straks besloten is, door den griffier binnengeleid. De voorzitter wenscht den heer van Deinse geluk met zijn benoeming en toelating, en uit den wensch dat het hem gegeven moge zijn even lang en even nuttig hier werkzaam te wezen als zijn voorganger, zijn hoogge schatte vader, in deze betrekking werkzaam is geweest. De heer van tteinse legt vervolgens in handen des voorzitters de gevorderde eeden af, teekent de presen tielijst en neemt zitting. Voor kennisgeving worden aangenomen de volgende mededeelingen van gedeputeerde staten a. tot welk bedrag is beschikt over de som van 500, uitgetrokken onder hoofdstuk IX der begrooting van enkel provinciale en huishoudelijke uitgaven voor 1871 en bestemd voor behoeften, welke hare omschrijving niet vinden in de begrooting en dat op dezen post, wat betreft de begrooting van 1872, vooralsnog geene uit gaven zijn aangewezen b dat het onderhoud van den weg van Goes naar 's Gravenpolder is aanbesteed, en dat de betrokken gemeenten hebben besloten om voor éen jaar het tol recht af te koopen c omtrent het adres van den heer I. Fransen van de Putte, rentmeester van Kortgene en annexe goederen, bevattende bezwaren tegen het reglement op het beheer der gemeenschappelijke uitwatering van de polders Stads enz. d dat sedert de vorige vergadering geene onderhand- sche aanbestedingen van provinciale werken hebben plaats gehad. Naar de afdeelingen worden verzonden de volgende gedrukte en aan de leden toegezonden voorstellen van gedeputeerde staten: a Voorstel tot wijziging van de begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven voor 1873. b Voorstel om de gemeente Westdorpe tegemoet te komen in de kosten van het lager onderwijs, krachtens art. 36 der wet op het lager onderwijs voor den bouw van een schoollokaal met onderwijzerswoning. c Voorstel omtrent het verzoek van den raad der gemeente Hoofdplaat, om die gemeente op te nemen onder de aanlegplaatsen van den stoombootdienst op de Wester-Schelde, en nadere mededeeling dienaangaande. Deze nadere mededeeling betreft een brief van burge meester en wethouders van Hoofdplaat, ten betooge van de mogelijkheid om die gemeente met eene stoom boot aan te doen. Gedeputeerde staten hebben echter hierin geene aanleiding gevonden tot wijziging van hun voorstel in afwijzenden zin. d Voorstel omtrent een adres van H. van Peenen Hz., om hem het recht van planten langs een gedeelte van den weg van Oostburg naar Zuidzande met de daarop staande boomen in koop af te staan. e Voorstel tot verkoop van boomen op den weg van Oostburg naar Zuidzande. Voorstel omtrent een adres van het bestuur van den Nieuwen-Neuzenpoider om dien polder calamiteus te verklaren. g Voorstellen omtrent de adressen van 1» de com missie voor de verbetering van den weg van St. Mar griet naar Oostburg; 2° burgemeester en wethouders van Hontenisse, om rentelooze voorschotten uit de pro vinciale fondsen, tot verbetering van wegen, alsmede een nader adres van de commissie voornoemd. h Voorstel omtrent een adres van burgemeester en wethouders van Hoofdplaat, om een renteloos voorschot uit de provinciale fondsen, ter verbetering der haven dier gemeente. i Voorstel tot het instellen eener rechtsvordering tegen de Middelburgsche maatschappij van stoomvaart, wegens schadevaring, en adres van den bestuurder, den heer L. W. Roelse, dienaangaande. De strekking van dit adres is, te betoogen dat de Maatschappij niet ongenegen is tot het betalen van door haar toegebrachte schade, doch dat de schade, aan den steiger te Wolfaartsdijk veroorzaakt, niet te wijten is aan de bemanning der stoomboot, maar aan den onvol doenden toestand waarin de steiger verkeert. Nadat hij tot staving hiervan verschillende motieven heeft aange voerd, verzoekt adressant dat die motieven in ernstige overweging mogen genomen wordencasu quo verklaart hij zich namens de Maatschappij bereid tot eene arbi trage door deskundigen, waarvan wederzijds een aan te wijzen, desnoods met toevoeging van een anderen arbi ter, door de beide anderen te kiezen. Nog worden naar de afdeelingea verzonden Een adres van het hoofdbestuur der vereeniging

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 6