bij gebrek aan een beteren candidaat, maar zelfs absoluut kon Burgerplicht meent professor Asser de candidatuur van den heer Jolles steunen. De heer Heineken bleef reeds weinige sympathie voor de candidatuur van den heer Jolles gevoelendoch na eenige re- en dupliek werd de vraag of Burgerplicht aan de stemming zou deelnemen door de overgroote meerderheid bevestigend beantwoord. Alleen de hoeren Heineken, Gosschalk, Straatman en Karsten verklaarden zich tegen. De heer Jolles werd tot candidaat der ver- eeniging geproclameerd. In het gisteren te 's Gravenhage gehouden buitenge woon Groot-Oosten der orde van vrijmetselaren in Nederland is met overgroote meerderheid eene motie aangenomen waarbij de vergadering den wensch uitdrukt, dat prins Hendrik als grootmeester-nationaal worde gekozen ter vervanging van prins Frederik. De verga dering is daarop verdaagd. Prins Frederik blijft de funetiën van grootmeester-nationaaldoor hem gedurende 57 jaren bekleed, voorloopig waarnemen, tot zijn op volger zal ziju benoemd. BENOEMINGEN EN BESLUITEN. EURGEMEESTERS. Herbenoemd als burgemeester van Renesse,Noordwelle en Serooskerke (Schouwen) J. Hoo- genboom Bz. LAGER ONDERWIJS. Benoemd tot schoolopziener in het 6° schooldistrict van Zeeland, H. A. A. Collot d'Escury, te Hontenisse. SCHUTTERIJEN. Ontslagen als 2C luitenant bij het 3C bataljon rustende schutterij in de provincie Zeeland H. G. Smits Verburg. Benoemd tot len luitenant bij evengenoemd bataljon P. J. Schoonakker, thans 2e luitenant, en tot 2eluite nants A. C. de Blinde, thans schutteren J. Wellemau. KERKNIEUWS. Het kiescollege der Nederduitsche hervormde ge meente te] Leiden heeft ter vervulling der vacature, ont staan door het verleende emeritaat aan dr. A. Rutgers van der Loeff, het volgende zestal predikanten gevormd: P. Huette DirkslandJ. Kraijenbeltte Alkmaar: E. F. Kruijffte VelpB. Mosselte Renkum dr. P. S. van Ronkel, te Haarlem; G. J. Vos, te Katwijk aau zee. GEMENGDE BERICHTEN. Donderdag jl. heeft H. M. de koningin andermaal een bezoek gebracht aan Liverpool. Vervolgens bezocht zij de scheepstimmerwerven van de heeren Laird te Birken head, en des avonds werd door lord en lady Derby een diner gegeven, waarop de aanzienlijkste inwoners van Liverpool waren genoodigd. Vrijdag morgen bezocht de koningin, begeleid door lord Derby en een groot deel der andere gasten van den graaf te Knowsley, Manchester voor eenige uren. Aan het station werd H. M. opgewacht door den mayordoor den Nederlandschen consul te Man chester, den heer Strauss, en door den heer Callender, en door een talrijke menigte luide toegejuicht. Nadat men in een aantal rijtuigen, welke de hooge bezoekers aan het station afwachtten, had plaats genomen, werd een bezoek gebracht aan de grooie koninklijke koop mansbeurs, waar men feestelijk ontvangen werd. H.M. de koningin verscheen op de stoep aan de westzijde van het gebouw en werd door de menigte met daverend gejuich begroet. Ook lord Derby trad op het verzoek der menigte naar buiten en drukte in een paar woorden den dank der koningin uit voor de hartelijke ontvangsr welke haar overal in Engeland en nu weder te Man chester ten deel viel. Haar Het Vaderland verneemt heeft de ex-kapitein Janssen gemeend voor de hem vanwege het departe ment van oorlog gedane aanbieding te moeten bedanken. Volgens het genoemde blad gaf deze betrekking zulke geringe financieele voordeelendat ook dit bezwaar waarschijnlijk bij zijne beslissing heeft gewogen. De heer Joh. Bastiaans, organist aan het groote orgel te Haarlem, heeft een circulaire verzondenwaarin hij beweert, dat het hem is gelukt den waren vorm vooreen muziekzaal of toonhal te vinden, „een vorm, die zoo nieuw als schoon is, op wetenschappelijke gron den rust en aan alle vereischten der klank werking bij muziek en declamatie, als reinheid, duidelijkheid en kracht,beantwoordt, ook voor de verst verwijderden in de grootste zaal." THERMOMETERSTAN D. 27 Oct. 'smorg. 7u. öOgr.'smidd. 1 u. 54 gr.'sav. llu. 49 gr. 28 'smorg. 7 u. 49 gr. 'smidd. 1 u 51 gr. 'sav. 6 u. 52 gr. S TATEN-GENERA AL. TWEEDE KAMER. Zitting van Zaterdag 26 October. {Nader verslag De beraadslagingen over de Indische begrooting wor den voortgezet bij de afdeeling oorlog. De artt. 8796 werden zonder beraadslaging goedgekeurd. Bij art. 97 betoogde de heer de Roo de noodzakelijkheid om met meerdere kracht de werken voort te zetten, noodig tot het in verdedigbaren staat brengen der haven van Tjilatjap. De minister van koloniën beaamde de juistheid der opmerking en deed tegelijkertijd eenige mcdedeelingen omtrent den stand der verdediging van Java. Daaruit blijkt, dat de minister het plan weder opgevat heeft omtrent de verplaatsing van den zetel des bestuurs van Batavia. Na goedkeuring van de artt. 97105, kwam in be handeling art. 106 (expeditiën en troepen te velde f 200,000). De heeren Stieltjes en Heemskerk Az. vroegen waarom deze post, in vergelijking met vorige jaren, zoo hoog was? Laatstgenoemde spreker wees er op hoe tijdens het vijfjarig bestuur van den heerMijer, slechts 6 a 7 ton voor expeditiën noodig is geweest. Hij vroeg tevens eenige opening omtrent de oorzaken en den stand der expeditie. Was zij wellicht een ge volg van het contract met de Deli-maatscbappijwaarbij bepaald is, dat dë sultan vreemdelingen kan toelaten zonder toestemming van den resident van Deli? De minister van koloniën verklaarde geen nadere berichten te hebben ontvangen sedert de jongste mede- deeling daaromtrent in de Staats-courant. Voor de volledige beoordeeling van oorzaken en feiten ontbra ken hem intusschen tot nogtoe de gegevens. Aan spoe dige en talrijke troepen verzendingen heeft het niet ontbroken. Intusschen was het opperbestuur door den gouverneur-generaal aanhoudend onkundig gelaten om trent den toestand op Deli, zoodat daaraan niets is kunnen gedaan worden. Aan vermindering van den post voor expeditiën kan de minister niet denkenwant men kan niet vooraf voorzien wat er gebeuren zal. De minister hoopte dat de volgende berichten nog gunstiger zullen luiden, maar hoe dit ook zijn moge aan uit breiding van gezag op Sumatra wordt niet gedacht. Dit is noch wensch, noch doel der regeering, maar zij acht zich door de tractaten gebonden. Op eene nadere opmerking van den heer Heemskerk gaf de minister te kennen, dat hij niet op zich kan nemen alle berichten, die ontvangen worden, in de Staats courant "te plaatsen, teneinde talrijke familiën niet noodeloos te verontrusten. De minister herhaalde nogmaals dat het dempen van de onlusten op Deli geen verandering zal brengen in de politiek der regeering op de oostkust van Sumatra. De heer Nierstrasz herinnerde dat hij bij de behandeling van het Siak-tractaat de regecring reeds heeft gewaar schuwd dat zij ddar militaire voorzorgsmaatregelen moest nemen. Men heeft dien wenk in den wind geslagen en vandaar nu eene kostbare expeditie, die, naar hij vreesde, nog lang zal duren. Hij meent dus, dat men daar een vasten militairen post moest vestigen en het bestuur uitbreiden, en in het gebeurde ziet hij een waar schuwing aan de regecring om niet voort te gaan met de uitgifte van woeste gronden. De heer s'Jacob kwam op tegen de gevolgtrekking alsof de onlusten op Deli het direct gevolg zouden zijn van het tractaat met Engeland. Dit was volstrekt nog niet bewezen. De heer Heemskerk achtte het onge rijmd hem zulk een gevolgtrekking in den mond te leg gen. De artt. 106 en 107 werden daarop goedgekeurd. Bij de afdeeling marine wenschte de heer Nierstrasz dat met de afscheiding- tusschen de Nederlandsche en de koloniale marine nog verder mocht worden voortge gaan. Voorts wenschte hij het groot aantal kleinere schepen in Indië te vervangen door een of twee divisiën op verschillende punten van den Indischen Archipel. Nog had hij gaarne gezien, dat een hoogstverdienste- lijk hoofdofficier, thans bij de actieve zeemacht in Nederland, aan de werf te Soerabaya ware geplaatst. De minister bestreed het nut der door den heer Nier strasz ontwikkelde plannen. Nu-door de pakketvaart de communicatie verzekerd is, behoorde het hoofdstuk marine eerder inkrimping dan uitbreiding te ondergaan. Voor het oppertoezicht over de uitgebreide marine-werf te Soerabaya was een ambtenaar noodig, bekend met locale toesianden. Na goedkeuring van de artt. 108 tot 119 werd hoofd stuk II der uitgaven in stemming gebracht en aange nomen met 58 tegen 2 stemmen, die van de heeren van Eek en Nierstrasz. Hoofdstuk I der uitgaven (in Nederland) kwam daarop in behandeling. Bij art. 1 klaagde de heer Nierstrasz over schending van de art. 12 en 1'3 van het regeeringsreglement, dooi de benoeming, onder het bestuur nog van den heer van Bosse, van een oud-raad van Indië, als lid van den raad, met herstel van ancienneteit, waardoor het oudste lid in zijne rechten gekrenkt was. De minister vindi ceerde voor den koning het recht van rangregeling van de leden in den raad van Indië en zeide, dat het niet aanging het oud-lid Pels Rijcken als jongste lid te benoemen. De artt. 136 werden goedgekeurd. Bij art. 37, spoorwegen, verklaarde de minister zooveel mogelijk te zullen tegemoetkomen aan een wensch van den heer van Kerkwijk om het vervoer van goederen naar den spoorweg SamarangVorstenlanden zooveel mogelijk te bevorderen door verbetering der wegen. De artt. 37 tot 40 werden goedgekeurd. Bij art. 41 had tusschen den heer Rombach en den minister een woordenwisseling plaats over de wenschelijkheid om verandering te bren gen in het nog werkende stelsel der opleiding van militaire apothekers, hetgeen de minister in overweging zou nemen. De artt. 41 en 42 werden goedgekeurd. Bij de afdeeling marine merkte de heer Nierstrasz op dat de groote Indische schepen, die hier gebouwd werden even goed in Indië op stapel hadden kunnen gezet worden. De minister beaamde die opmerking en zou haar voor 't vervolg ter harte nemen. Na goedkeuring van de artt. 4149 kwam art. 50 in behandeling (aflossing van de schuld van 10 millioen aan de Handelmaatschappij). Daarover had eene discussie plaats tusschen de heeren Blussé, van Voorthuysen, Gremers, Bredius en van 's Gravesande, en de heeren van Kuyk, Heydenrijck en van Wassenacr. Eerstgenoemde sprekers betoogden dat deze amortisatie thans de voorkeur verdiende boven den inkoop van nationale schuld. "VVcl zou men door de laatste meerdere rente besparen, maar daartegenover stond, dat men het geheele bedrag dier rentebesparing voor een geruimcn tijd zou moetcU derven, omdat de irkoop ven staatsschuldbrieven slechts geleidelijk kon plaats hebben. Bovendien was het van het grootste belang, dat de regeering in tijds, met 'toog op het afloopende contract met de Handelmaatschappij, tegen over haar de handen vrij kreeg, teneinde, bij 'het aan gaan eventueel van een ander contract, voordeeliger voorwaarden te kunnen bedingen. In dienzelfden geest verdedigde ook de minister den post, terwijl de heer Bredius het denkbeeld opperde om voor 10 millioen nationale schuld te amortiseeren en bovendien voor 10 millioen aan muntbiljetten te creëeren en daarmede de schuld aan de Handelmaatschappij af te lossen. De in de tweede plaats genoemde heeren (van Kuyk, Heydenrijck en van Wassenaer) bestreden den post, op grond dat het dadelijk voordeel der meerdere rente opwoog tegen de onzekerheid der betere voorwaarden, die men met de Handelmaatschappij kou bedingen. Bovendien waren de 10 millioen eigenlijk een waarborg kapitaal en was het dus niet voorzichtig vóór de del ging der schuld die guarantie weg te nemen. Omtrent dit laatste punt merkte de minister op dat een waarborgkapitaal in de tegenwoordige omstandig heden niet meer vereischt wordt, maar dat niets belet om, bij eventueele nieuwe onderhandelingen, de storting van zoodanig kapitaal wederom te bedingen. Ten slotte werd de post aangenomen met 43 tegen 23 stemmen. Tegen stemden de heeren van Foreest, van Sypestein, van Hardenbroek, Begram, Kien, Borret, van Lijnden, Luyben, van Kuyk, Wintgens, Verheijen, van Wass°naer, Vader, Heydenrijck, van Reenen, Stiel tjes, Nierstrasz, Hoffman, de Bieberstein, van Nispen, Heemskerk, C. van Nispen en van Zinnicq Bergmann. De sluitpost (art. 51) door de regeering van f 10,424,067 op 10,427,695 gebracht en daarmede ook de stemming over hoofdstuk I der uitgaven, werd op voorstel van den heer van Houten aangehouden tot na de behandeling van den post omtrent de toevoeging van overschotten van vorige diensten aan de mid delen. Deze post werd door den minister van f 12,930,000 op f 11,880,000 teruggebracht, met 'toog op de aan gehouden beslissing over waterstaatswerken. Op eenige opmerkingen van den heer van Nispen gaf de minister o. a. te kennen, dat de raming van 650,000 pikols koffie wel bereikt zal worden, ook omdat de aanvoer in de volgende jaren spoediger zal plaats hebben. Aan den heer Heydenrijck gaf de minister te kennen dat hij zeer gestemd bleef voor de wederinvoering van het stelsel der afgifte van monsters bij de gouverne- ments-koffieveilingen. De artt. 110 werden daarop goedgekeurd. Bij den daarna in behandeling gekomen post der over schotten, had er eene discussie plaats tusschen de heeren van Houten, Smidt en den minister. Genoemde sprekers wilden, om een zuiver overzicht omtrent den stand der Nederlandsche en Indische geldmiddelen te erlangen, het iu deze begrooting op te nemen cijfer der overschotten beperkt hebben tot het bedrag, dat noodig was om de schuld aan de Handelmaatschappij af te lossen. De heer van Houten wilde geen amendement voorstellen, teneinde den schijn van polititieke hostili teit niet op zich te laden. De minister wenschte echter vast te houden aan het beginsel dat buitengewone uitgaven, hetzij voor Indië, hetzij voor Nederland, door de overschotten van vroegere dienstjaren moesten wor den gedekt. De heer Nierstrasz meende, dat het beginsel van den minister medebrengt om het cijfer der saldo's niet te verminderen, zooals hij gedaan had. Hij achtte het beter dat cijfer te behouden en liever den sluitpost te verhoogen. Na goedkeuring der artikelen werd hoofdstuk I der middelen aangenomen met 62 tegen 2 stemmen, die van de heeren Nierstrasz en Hoffman. Bij de daarop gevolgde behandeling van hoofdstuk II der middelen (in Nederlandsch Indië) trad de heer van nouten in eei.ige berekeningen; ten betooge dat de raming van 1871 zes millioen hooger is geweest dan de opbrengst en dat ook thans de inkomsten te hoog zijn geraamd De heer van Eek verdedigde zijn vroeger ontwikkeld stelsel dat geene inkomsten in Indië mogen worden afgeschaft, zonder aequivalent daartegenover te stellen, evenals dit voor Nederland is geschied. Hij vroeg of men spoedig de nieuwe belastingplannen voor Iudië mag tegemoet zien? De heer Heemskerk vroeg pertinent aan den minister, met 't oog op diens antecedenten als politiek man en als schrijver in het Tijdschrift, of men van hem mocht verwachten handhaving, in den zin der wet, van de gouvernements koffiecultuur De minister antwoordde den heer van Eek, dat hij geen grepen zal doen in de Indische middelen zonder aequivalent. Hij herinnerde aau zijne mededeelingen bij de tarief discussie over den voortgang der belasting voorbereiding in Indië. Het vertrouwen van den heer Heemskerk vergde hij niet, maar hij verklaarde het als zija plicht te beschouwen aan de wet de hand te hou den en „zooveel doenlijk" de nog op hoog gezag be staande cultures te handhaven. Hoofdstuk II der middelen werd daarop aangenomen met 61 tegen 2 stemmen, die van de heeren Nierstrasz en van Eek. Daarop terugkeerende tot den sluitpost van hoofdstuk 1 der uitgaven, stelde de heer van Houten voor dien te splitsen in tweeën, teneinde juist aan te wijzen de herkomst der middelen, die aan de Nederlandsche be grooting ten goede komen. Na bestrijding door den minister, werd dit amendement verworpen met45 tegen 18 stemmen. Het hoofdstuk werd aangenomen met

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2