MIDDELBURGSCHE COURANT. r 257. Dinsdag 1872. 29 October. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den l2en Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m. franco is f 3.SO. Middelburg 28 October. In de laatste zomervergadering der provinciale staten van Zeeland werd door gedeputeerde staten medege deeld, dat een verzoek was ingekomen tot calamiteus- verklaring van den Nieuwe-Neuzenpolder. Overeenkomstig art. 4 van het reglement voor de calamiteuze polders of waterschappenhebben gedepu teerde staten een onderzoek iugesteld en, overeenkom stig art. 5, hebben zij, nevens het verzoekschrift en verdere stukken, hun verslag nopens den uitslag van hun onderzoek ter behandeling in de aanstaande najaars vergadering aan de provinciale staten overgelegd. Het besluit der algemeene vergadering van den Nieuwe- Neuzenpolder tot opdracht aan het bestuur om calami- teus-verklaring te vragen gaat uit van de overweging, dat de vergadering van oordeel is dat de polder reeds sedert jaren te zwaar wordt gedrukt door de kosten van zeewering en oeververdediging, en dat het voor de ingelanden ondoenlijk is, om den polder in behoor lijken staat van verdediging te brengen en daarin te onderhouden, en alzoo, voor zijn behoud, de noodige maatregelen te nemeu. Het door het bestuur van den polder ingezonden adres bevat een verhaal van de rampen welke den polder hebben getroffen en van de uitgaven daardoor veroor zaakt; de bewering dat die uitgaven de opbrengst der landen verre hebben overtroffenen eindelijk de ver klaring dat ingelanden niet bij machte zijn de verder noodzakelijke oever verdediging te bekostigen. Gedeputeerde staten hebben overeenkomstig art. 4 van het reglement in de eerste plaats een onderzoek ingesteld naar den toestand der waterkeering en den staat der geldmiddelen van den polder. Watdentegen- woordigen waterstaatkundigen toestand van den polder betreft, geeft een ambtsbericht van den hoofdingenieur van den waterstaat in Zeeland een uitvoerig overzicht en daaruit blijkt, dat de toestand van den zeedijk wei nig gevaar loopt, indien de oever behouden wordt; dat het noodzakelijk is, de reeds met 's rijks hulp uitge voerde werken tot oeververdediging voort te zetten; en dat het, ter besparing van kosten van onderhoud, raadzaam is, den dijk te voorzien van een duurzame bekleeding, ofschoon die beduidende kosten van aanleg vordert. Ook blijkt daaruit dat de dijk, ten gevolge der oeverafschuivingenop verschillende plaatsen een buitenberm mist. De bedoelde rijkshulp bestond in een bijdrage van f 100,000 die in 1870, 1871 en 1872 door den polder is ontvangen, ter verbetering van de oeververdediging, welke ook noodzakelijk werd geacht voor het behoud der rijkswerken vóór Neuzen en derhalve een rijksbe lang was. De overgelegde staten van de geldmiddelen van den polder, van de uitgaven gedurende de jaren 1841 tot 1871, en van de grootte van den polder leiden in de eerste plaats tot het resultaat dat, wanneer men de schot- plichtige grootte op 450 hectaren stelt, het dijkgeschot gedurende de jaren 18601871 gemiddeld per jaar heeft bedragen f 40.20 per hectare, en gedurende de jaren 18411871 gemiddeld per jaar f 35.35 per hec tare; terwijl het hoogste dijkgschot, dat van 1867, /116,30 per hectare, en het laagste, dat van 1842, f 2,67 per hectare bedroeg. Stelt men nu de pachtwaarde op slechts f 33 per 0,4456 hectaren, of f 74,05 per hectare (waarvoor door de vergadering van ingelanden van het waterschap Loven en Willemskerke f 90 wordt gesteld), en trekt men van die som meer of min f 4af voor grondlasten, zoodat van de opbrengst, in ronde som, overblijft f 70, dan zou daaruit volgen, dat, gedu rende de 12 jongstverloopene jarenof 571 per 1000 van de pachtwaardeengedurende de 31 jongstver loopene jarenx/% of 500 per 1000 van de pachtwaarde gemiddeld jaarlijks aan dijkgeschot is opgebracht. Ingeval echter de polder mocht worden calamiteus verklaard zal gedurende de eerste vijf jarende geheele opbrengst, of, naar de raming van den hoofdingenieur, eene som van f 31,500 'sjaars, als dijkgeschot behooren te worden betaald, en daarna de helft dier som, of, ingeval dat bedrag niet toereikend is om in de kosten van zeewering en ceververdediging te voorzien525 per 1000 van die som, derhalve 16;537.50. Boven de laatstgemclde som behoort tevens een geschot te worden opgebracht, om te voorzien in de kosten des pclders, welke niet in het belang der zeewering en oeververde diging zijn. Telken jare waarin de uitgaven niet door het dijkge schot kunnen worden bestredenzal door de aangren zende polders Loven, Willemskerke en Yloos wijk daar toe behooren te worden bijgedragen, tot een gezamen lijk bedrag van f 1221.07; en als de op die wijze bijeen gebrachte som van f 17,758.57 nog ontoereikend is, wat ingeval van calamiteus-verklaring waarschijnlijk wordt geacht, dan komt het tekort ten laste van het rijk en de provincie. Het tweede punt van onderzoek betrof do schulden. Zij zijn ontstaan door geldleening, in de jaren 1869, 1870 en 1872, ter bekostiging van buitengewone wer ken, wier noodzakelijkheid geen twijfel lijdt, en bedra gen thans te zamen f 37,000, waarvan moet worden afgelost in 1873 f 5000, in 1874 f 4000, in 1875 en 13 volgende jaren telken jare f 2000. De rente bedraagt 4| en 5 ten 100. Omtrent het vereischte onderzoek naar de wijze waarop de polder gedurende de laatsiverloopene jaren is beheerd, geven gedeputeerde staten te kennen, dat in dien tijd de belangen van den polder met zorg behartigd zijn. Door den nood gedrongen zijn, met den bijstand van het rijk, belangrijke werken om in oeverafschuivingen zooveel mogelijk te voorzien, de afneming van den oever te beteugelen, hem alzoo te verdedigen en den polder tegen overstrooming te beveiligen, uitgevoerd. Gunstig zeggen gedeputeerde staten verschilt deze handel wijze van de vroeger gevolgdetoen men voor het ge vaar blind, en voor do waarschuwing doof, geheel zor geloos was. Te meer mag dit bevreemden, daar de zeer beweeglijke aard des oevers niet onbekend kon zijn. Daar het bestuur van het aangrenzend waterschap Lo ven en Willemskerke eu dat van den aangrenzenden polder Ylooswijk waren uitgenoodigd hun gevoelen aangaande het verzoek mede te deelen, is gebleken dat bet bestuur van genoemd waterschap eene calamiteus-verklaring van den Nieuwe-Neuzenpolder in het belang van het waterschap acht, doch de groote meerderheid van inge landen deelt dat gevoelen niet, en vindt bezwaar tegen calamiteus-verklaring. Zij is van oordeel dat men niet tijdig genoeg met de oeververdediging en zeewering heeft aangevangendat het geschot, hetwelk men, over de laatstverloopene jaren, op niet meer dan f 45 stelt, niet bezwarend is, vermits de opbrengst op f 90 per hectare kan worden berekend, en de landen, in de laatste jaren, zijn gekocht voor hoogstens f 1000 per hectare, terwijl onder de uitgaven, waarvoor dat geschot is op gebracht, behooren, de teruggave van geleende gelden, welke grootendeels in weinig jaren zijn afgelost, eu die besteed zijn voor werken, welke veel jaren van nut zullen zijn; dat het te voorzien is, dat het dijkgeschot zal terugkeeren tot het lage cijfer vau 1860 en 1864, en de toestand derhalve niet drukkend genoeg is om den bijstand van het rijk [en van de provincie] alsmede van de aangrenzende polders te behoeven; en dat het verzoek onrechtvaardig is te achten, daar gedurende veel jaren de polder Nieuwe-Neuzcn een allerhoogste op brengst heeft opgeleverd, gedurende welken tijd de polders Loven- en Willemskerke veel minder opbrengst gaven en veel zwaarder lasten te diagen hadden; terwijl, eindelijk, werd besloten aan gedeputeerde staten te verzoeken, een onderzoek in te stellen naar de wijze van beheer over 'spolders werken, en de ingelanden van de aangren zende polders daaromtrent persoonlijk te hooren. Gedeputeerde staten hebben niet noodig geacht aan dit laatste verzoek te voldoen, daar ingelanden ieder voor zich in de gelegenheid zijn gesteld hunne bezwa ren te doen kennen, zooals dan ook door eenige inge landen van het waterschap Loven- en Willemskerke in een adres eenige toelichtingen zijn gevoegd bij de missive van het bestuur van dat waterschap. De groote meerderheid van ingelanden van den polder Vlooswijlc heeft op voorstel van het bestuur besloten te kennen te geven: „dat sterk betwijfeld wordt, of de polder Nieuwe-Neuzen wel genoeg betaald heeft, het welk door schatting zoude kunnen blijken; en tevens, het gevoelen te opperendat het rijk begonnen is met aan dien polder subsidie te verleenenuit overtuigingdat de door hem aangelegde werken aan de hoofden te Neuzen daaraan schade hebben toegebracht, en dat het dus niet meer dan billijk zoude zijn dat het rijk voortging den polder met voldoende subsidiën te helpenwaar door eene calamiteus-verklaring zoude kunnen worden vermeden." Ofschoon gedeputeerde staten erkennendat veel pleit tot inwilliging van het verzoek en alzoo voor de cala miteus-verklaringzijn nogtans de bezwaren hun zoo gewichtig voorgekomen, dat zij bij meerderheid van stemmen hebben besloten aan de provinciale staten voor te stellen, om aan het polderbestuur te kennen te geven dat in zijn verzoek niet kan worden getreden. Zaterdag avond hield de kiesvereeniging Burgerplicht te Amsterdam eene vergadering ter behandeling van de vraag welke gedragslij u de vereeniging zou hebben te volgen bij de aanstaande herstemming voor leden van den gemeenteraad en van de tweede kamer. In de eerste plaats werd door den president naar aanleiding van eene opmerking daaromtrent onlangs in een bevriend blad gemaakt het principaal onderscheid tusschen de twee liberale kiesvereenigingen Burgerplicht eu De Grondwet besproken, hetwelk, volgens hem niet alleen duidelijk bleek uit de geschiedenis van het ont staan van Burgerplichtmaar ook later uit de verschil lende candidaten door de beide kiesvereenigingen gesteld. Door De Grondwet had men b. v. een man als den heer Oorver Hooft, die steeds gestreden heeft en nog strijdt tegen alle uitgaven in zake onderwijs, die in de gemeen telijke huishouding eene economie de bouts de chandelle is toegedaan en dien men nog onlangs Amsterdam had hooren waarschuwen tegen het lot van Enkhuizen, waar het gras op de straten groeit, tot candidaat zien stellen. En voor de verkiezingen van de provinciale staten, het lichaam dat de leden der eerste kamer benoemt, heeft De Grondwet een anti-revolutionair, den heer Teding van Berkhouten een conservatief, den heer Bendorp, aanbevolen. Het verschil tusschen de beide kiesver eenigingen kon voorts ook blijken uit hare programma's, terwijl eindelijk De Grondwet, blijkens de jongste ver gadering alles behalve overtuigd scheen te zijn van het nut van het publiek debat. Te dien aanzien heeft Burgerplicht geheel andere beginselen; bet wenscht krachtiger vooruitgangen het zal weldoen niet af te wijken van den gevolgden weg en zich niet te doen afschrikken door de bewering, dat het succes der libe rale candidaturen op die wijze in de waagschaal wordt gesteld. Wat betreft de houding van Burgerplicht bij de her stemming, is professor Asser van meening, dat de ver eeniging hare stem moet geven aan den heer Jolles, waarmede de heer Heineken niet instemt, die van oor deel is, dat Burgerplicht zich moet houden aan zijn eigene houding. Hij spreekt niet over den heer Jolles, die thans van zekere zijde wordt aanbevolen en in de vergadering wordt geïmporteerd. De vereeniging heeft bij de verkiezing een candidaat gesteld van hare eigene richting, met het oog op de censusverlaging. Hij vraagt nu of er waarborgen zijndat de heer Jolles in zake de censusverlaging de regeering zal steunen of drijven. De voorzitter en professor Asser wijzen op verschil lende antecedenten uit het politiek leven van den heer Jolles, om het vermoeden te wettigen, dat deze gunstig voor eene censusverlaging gestemd is, b. v. zijn lidmaat schap van het kabinet-Thorbeckehetwelk de bouw stoffen heeft geleverd voor het wetsontwerp tot census verlaging, dat weldra zal worden ingediend. Omtrent het onderwijs heeft de heer Jolles tijdens zijn lidmaat schap van den Amsterdamschen gemeenteraad steeds de beginselen van Burgerplicht voorgestaan, terwijl de aftreding van het vorige ministerie, wegens het verwer pen van de inkomstenbelasting, zijn gevoelen in zakef belastingen voldoende doet kennen. Niet alleen relatie

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1