kerknieuws.
Beroepen tot predikant bij de j Nederduitsche her
vormde gemeente te Vlissingen de heer J. J. Richard,
predikant te Breda.
Beroepen tot predikant bij de Nederduitsche her
vormde gemeente te Sneek de heer H. W. Creutzberg,
te Vlissingen.
Beroepen tot predikant bij de Nederduitsche her
vormde gemeente te 's Heer Abts- en Sinoutskerke de heer
Th. H. van Dolder, te Kaag.
Aangenomen het beroep tot predikant bi) de Neder
duitsche hervormde gemeente te Nisse door den heer
van 'tHoofd, te 'sHeerenhoek.
gemengde berichten.
3° 58 aren 90 centiaren weiland onder Koudekerke.
Verkocht voor f 1300.
4° 61 aren 10 centiaren weiland naast het vorige. Ver
kocht voor f 1221.
5° 41 aren 30 centiaren bouwland onder Oost- en
West-Souburg. Verkocht voor 1370.
6° 81 aren 40 centiaren weiland en sprink onder Kou
dekerke. Verkocht voor f 1610.
7° 2 hectaren 2 aren 10 centiaren wei- en bouwland
onder Oost- en West-Souburg. Verkocht voor f 4038 50.
thermometerstand.
23 Oct. 's av. 11 u. 44 gr.
24 'smorg. 7 u.46 gr. 'smidd. 1 tl. 54gr. 'sav. 6 u. 41 gr.
vatting van den geest der wet voorschrijft. Vooral
stelde spreker daarbij in het licht dat de particuliere
nijverheid te veel werd achtergesteld en te veel op de
belangen der schatkist wordt gelet.
Dit punt werd ook door den heer Nierstrasz aan
het slot van zijne rede opgevat. Hij wilde mede eene
gewijzigde toepassing der agrarische wetmaar dan zou
het moeten wezen in den zin der beloften, door den
heer de Waalin de beide kamersomtrent hare uit
voering afgelegd.
De minister verklaarde de zaak wel te willen over
wegen maar zich van elke toezegging tot herziening
van de besluiten betrekkelijk de agrarische wet te
onthouden, er echter bijvoegende, dat in Indië op dit
oogenblik voorstellen tot uitgifte van woeste gronden
in overweging zijn.
De redevoering van den heer van Rees was gewijd
aan een onderzoek naar de redenen, welke het gezag
in Indië hebben ondermijnd. Hij vond die, vooreerst
in het strevenvooral sedert de invoering der compta
biliteitswet waargenomenom de stelling van de direc
teuren van het algemeen bestuur te verhoogen ten koste
van die der hoofden van het gewestelijk bestuur. De
tweede oorzaak was z. i. gelegen in de ontoereikende
inrichtingde slechte verdeeling en de gebrekkige or
ganisatie van het inlandsche bestuur, speciaal op Java
en Madura, alleen met uitzondering van de Preauger
regentschappen. Ten derde wees spreker als oorzaak
voor de verslapping van het gezag op het standpunt
en de bezoldiging der inlandsche hooiden, en maakte,
in verband daarmedeeen verwijt aan het kabinet van
1866 en 1868 wegens zijne handelingen in zake der
schorsing van het besluit, waarbij de heerediensten voor
de hoofden werden afgeschaft en hun daarvoor scha
deloosstelling in hoogere bezoldiging was toegekend;
een maatregeldie later slechts onvolledig en gebrekkig
was uitgevoerd.
Ter verdediging van deze handelingen was de rede
voering bestemd, door den heer Heemskerk gehouden,
die daarbij aantoonde, dat de voorstelling, door den
vorigen spreker aan de zaak gegeven, op volkomen
onjuiste gegevens en datums berustte.
Nog verdient opgemerkt te wordendat de heer Nier
strasz zich ernstig beklaagde over de slechte werking
van het nieuwe reglement van orde, waardoor in ver
slagen werden de uitdrukking der gevoelens van de
commissie van rapporteurs, maar wat in de sectiën
verhandeld was, verzwegen bleef. De heer Mirandolle
verdedigde de commissie tegen dat verwijt, door te
doen uitkomen, dat ook de denkbeelden van de min
derheid in het verslag ook wel zijn opgenomen, maar
slechts in zooverre als de commissie ze daartoe dienstig
oordeelde.
De grief van den heer Nierstrasz bestond voor een
deel in het verzwijgen der door hem gedane vraag om
inlichting nopens het rapport der commissie voor de
comptabiliteitswet. Deze vraag nu herhalende, ant
woordde de minister daarop, dat het rapport nog niet
ter overlegging geschikt is, maar dat hij daarvan wel
wilde zeggen, dat het eerste artikel er van luidt: geen
wettelijke vaststelling der Indische begrooting.
Zooals wij hierboven zeiden, dealgemeene beraadsla
gingen zijn ten einde gebracht. Oader-afdeeling 15
van hoofdstuk II zijn daarna goedgekeurd.
Zitting van Donderdag 24 October.
(Per telegraaf
De behandeling van het wetsontwerp tot vaststelling
der Indische begrooting voor 1873 is na eene discussie
over de onderdeden, gevorderd tot afdeeling VI (De
partement der burgelijke openbare werken.)
Een amendement van den heer Nierstrasz tot ver
mindering van het rechtskundig personeel bij de land
raden werd verworpen.
Op eene interpellatie van den heer van Loon, heeft
de minister geantwoorddat hem omtrent het gebeurde
te Ternate nog niets bekend was.
Blijkens het seetieverslag over de algemeene beschou
wingen der staatsbegrooting (r ipporteurs: de heeren de Roo
van Alderwerelt, van Akerlaken, Cremers, de Brauw
en Jonckbloet) is, bij het onderzoek, verschil van ge
voelen gerezen omtrent de bedoelingen der regeering
met opzicht tot het vraagstuk der census-herziening en
den invloed van de behandeling daarvan op de werk
zaamheid der wetgevende macht.
Dientengevolge is de commissie van rapporteurs met
de regeering in mondeling overleg getredenwaarbij de
minister van justutie, namens het kabinet, heeft ver
klaard, dat wel aan de census-herziening de voorrang
is gegevenmaar daardoor niet werd uitgeslotendat
gedurende de behandeling van dat voorstel door deze
kamerin hare tegenwoordige zittingandere gewich
tige zaken, met name die in de troonrede genoemd,
tot afdoening zouden kunnen worden gebracht.
De afwijking van die bedoeling in de verklaring der
overige ministers was slechts schijnbaar. De minister
van financiën o. a. heeft bedoeld de belastinghervor
ming te verdagen totdat door den tijd of door veran
derde samenstelling van do kamer meerdere overeen
stemming omtrent dat vraagstuk zou bestaan.
Of na de census-herziening een ontbinding der kamer
zou plaats hebben, had de ministerraad nog niet be-
sloten.
Het censu3-ontwerp zelf was nog in onderzoek bij den
raad van state.
De commissie van rapporteurs acht nadere inlichtingen
wenschelijk.
Volgens het verslag werden de financieele toestand en
de staatsbegrooting in de afdeelingen over 't algemeen
gunstig beoordeeld.
Maandag morgen bezocht H. M. de koningin dei-
Nederlanden in gezelschap o. a. van lord en lady Napier
van Ettrick het Bethnalgreen-museum, alwaar zij tot
1 uur vertoefde. Na in Claridge-hotel het luncheon te
hebben gebruikt bracht zij een bezoek aan de prinses
van Wales in Marl borough-house en bezocht vervolgens
eenige winkels. In Claridge-hotel teruggekeerd ontving
H. M. bezoeken van de gravin van Clarendon en andere
personen, en dineerde des avonds bij de hertogin van
Joerness, waar de hertogin van Cambridge en een uit
gelezen gezelschap tegenwoordig waren. Dinsdag bezocht
H. M. lord en lady Derby te Knowsley en zou van daar
naar het noorden vertrekken, om o. a. ook bezoeken
af te leggen bij Louise, markiezin van Waterford, te
Ford Castle, en bij sir W. Stirling Mansoell.
Er wordt een onderaardsche telegraafkabel,
volgens het stelsel-Holtzmangelegd tusschen Amster
dam en Diemen. Het doel daarvan is het nemen eener
proef met een kabel, geïsoleerd volgens de vinding van
den heerP. van Wettum, te Naarden die op eene ver
nuftige wijze den draad met doek omwond en ver dei-
met een preparaat van teer, pik, enz. bereid heeft.
Gelukt deze proefwelke men vóór den winter wenscht
te voleindigen, dan zal de toepassing op groete schaal
geschieden. (Handelsblad.)
De Arnhemsche courant verneemtdat aansluiting
van den Hollandsch-Westfaalschen spoorweg op Pruisisch
grondgebied aan geen twijfel meer onderhevig isdaar
onlangs door de Deutsche Eisenbahnbau-Gesellschaft te
Berlijn van de Pruisische regeering de officieele toezegging
is ontvangendat de door de genoemde maatschappij aan
gevraagde concessie voor een spoorweg Bocholt-Hamm-
Hameln, met een zijtak naar Essen, eerstdaags defini
tief verleend zal worden.
Bij het station van Gembloux (België) heeft een
ernstig spoorwegongeluk plaats gehad. Een locomotief,
komende van Ramillies, is in botsing gekomen met een
goederentrein, komende van Fleurus. Er ontstond zoo
veel oponthoud, dat later een trein, die van Brussel
kwam, in botsing kwam met de goederenwaggons.
Hierdoor werdvreeselijke wanorde veroorzaakt. De loco
motieven waren voor een groot gedeelte verbrijzeld, ter-
wijlaan de passagiers-en goederenwaggons veel schade
was toegebracht. Vele reizigers werden gewond.
Maandag is de directe telegrafische verbinding tus
schen Engeland en Australië tot stand gekomen. De
heer Francis S. Dutton, agent-generaal van Zuid-
Australië te Londen, ontving daarvan de eerste kennis
geving door een direct bericht der telegraaf-directie
te Adelaide. Kort daarop ontving de lord-mayor van
Londen een telegram van den lord-mayor van Adelaïde,
waarin hij het moederland en de kolonie met deze nieuwe
toesnoering der banden welke beiden verbinden geluk-
wenschte en Australië's gehechtheid aan den troon van
Victoria betuigde. De lord-mayor beantwoordde dit
telegram onmiddellijk, waarop burggraaf Monk een
gelukwensch namens de regeering aan den gouverneur
van Zuid-Australië telegrapheerde. Met zeer gerechtvaar
digden trots wordt door alle Engelsche bladen van deze
„groote vreedzame overwinning van wetenschap en be
schaving" melding gemaakt.
verkoopingen en aanbestedingen.
Gisteren zijn alhier te koop aangeboden
1° Een huis en erf in de Langevijle, wijk K n° 195,
en 2° een pakhuis en erf naast het vorige perceel in het
SchuifFelstraatje. Samen verkocht voor f 3556.
3° Een huis en erf met atelier op de zuidzijde van
den Dam, wijk G n° 92. Verkocht voor f 2500.
4° Een huis en erf op den Korendijk, wijk P n°81.
Verkocht voor f 2400.
5° Een huis en erf op den Blauwen dijk, wijkP n°304.
Niet verkocht.
Gisteren is op het Zand in de gemeente Koude
kerke te koop aangebodeneen huisschuurerf en
tuin, benevens een huis en erf en 9 perceelen wei- en
bouwland, alles gelegen in de gemeenten Koudekerke
en Oost- en West-Souburg:
1° Een huis, schuurerf en tuin op het Zand in de
gemeente Koudekerke. Verkocht voor f 1639.
2° Een huis en erf naast het vorige. Verkocht voor
f 640.05.
staten-genera al.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Woensdag 23 October.
Nader verslag.)
De algemeene beraadslagingen over de Indische be-
grooting voor 1873 zijn in deze zitting aangevangen en
ten einde gebracht. Er werd aan deelgenomen dooi
de leden Lenting, 'sJacob, van Rees, Nierstrasz,
Mirandolle en van Houten en door den minister van
koloniën.
Het hoofdpunt van het debat liep over de financieele
quaestïe, de vraag namelijk of de stijging van uitgaven
en inkomsten in Indië genoegzaam gelijken tred hielden,
om geene reden tot bezorgdheid op te leveren, niet
alleen voor het moederland, maar ook voor Indië zelf.
Het was de heer 's Jacob, die dadelijk de financieele
vraag op den voorgrond stelde. Hij wees daarbij op de
steeds stijgende uitgaven in Indië en in verband daar
mede op het nier-we stelsel om ook op de Indische
begrooting van gewone en buitengewone uitgaven te
sprekenniettegenstaande toch zeker talrijke jaren den
dienst zullen blijven bezwaren. Ten tweede kwam hij
op tegen de koortsachtige gejaagdheid, welke in Indië
schijnt te bestaan, om het ambtenaarspersoneel uit te
breidenvooral bij de justitie merkt men daaromtrent
eene toomelooze onbesuisdheid op, en niet minder bij
het technische personeel. In de middelen is daarentegen
geen vooruitgang op te merken. Over nieuwe midde
len zwijgt men. Hij concludeerde dan ook dat de
Indische administratie in de laatste jaren meer en meer
geworden is een kansspelzij het dan ook met zeld
zaam geluk gespeeld.
Deze zienswijze werd volkomen door den heer
Nierstrasz gedeelddie aantoonde dat Indië niet alleen
geen batig slot meer oplevert, maar zelfs niet meer in
zijn eigen behoeften voorziet. Alleen aan de slechte
werking der comptabiliteitswet, waardoor er nog oude
potjes zija, heeft men het te danken, dat het tekort
tijdelijk is gedekt. En dan kan de uitkomst van een
gunstig slot nog slechts verkregen worden door eene
opdrijving van de raming der inkomsten, welke hij,
gelijk hij in bijzonderheden aanwees, niet gerechtvaar
digd achtte.
Ook de heer van Houten had ernstige financieele be
zwaren. Hij meende dat men tegenwoordig niet meer
moest spreken van eene politiek van het batig slot,
maar van eene anti-batig slot politiek. Uit het over
zicht der opbrengst van de middelen in Indië over de
laatste vijfjaren, vergeleken met dat over de vijf voor
afgaande jaren, blijkt dat die opbrengst vermindert;
niet alleen die van de cultures, maar ook de territo
riale inkomsten nemen niet in verhouding tot de klim
mende uitgaven toe. Hij achtte het dan ook verkeerd,
nog te spreken van een bijdrage van 10 millioen van
Nederland, want om die te verkrijgen had men bijna
li millioen uit vroegere diensten aan de Indische be
grooting moeten toevoegen. Dat wekt sprekers bevoegd
heid, daar de rijzing der uitgaven in Indië in de eerst
volgende jaren 'nog wel niet te sluiten zal zijn, maai
de inkomsten niet zullen toenemen.
Deze financieele beschouwingen vonden tegenspraak
het eerst bij den heer Mirandolle, die verklaarde er
zich over te verheugen dat de uitgaven voor Indië
steeds toenemen, omdat daaruit blijkt dat de tijden
van de batige sloten voorbij is, verkregen door met
vervulling van Indië's behoeften. Thans moest het
alleen de vraag zijn of de uitgaven boven onze macht
gaan. Dat betwistte hij, gelijk hij ook tegensprak dat
er stilstand in de inkomsten zou bestaan. De ongunstige
voorstellingen omtrent de opbrengst van opium, suiker
en landrente noemde hij ongegrond.
In denzelfden geest sprak de minister van koloniën,
die de gevoerde discussie wilde resumeeren in éen uit
drukking, angstvalligheid voo>- het financieel beleid der
regeering en voor de financieele toekomst van Indië.
Daarvoor bestond geen grond. De minister achtte het
onjuist aan de groote werken het karakter van buiten
gewone uitgaven niet te willen toekennenomdat zij niet
in Óen jaar aflocpen. En als de uitgaven zoozeer zijn
toegenomen, dan is dit geen wonder, nadat men sinds
jaren de behoeften van Indië niet had bevredigd. Wat
de middelen betreft, verdedigde de minister de daarvan
gemaakte raming.
Een ander punt werd door den beer Lentingden eer
sten spreker in deze vergadering, ter sprake gebracht.
Ofschoon in 't algemeen met deze begrooting ingenomen
en de voorgestelde maatregelen in 't algemeen toejui
chende, was spreker echter teleurgesteld, dat de re
geering niet heeft toegezegd den prijs van den kofiie-
aanplant te verhoogen. Hij wees voorts op de wensche-
lijkheid om bet besluit van 1867, waardoor het recht
op heerediensten voor de inlandsche hoofden gehand
haafd is, in te trekken; maar vooral drong hij aan op
eene meer liberale toepassing der agrarische wet, die
z. i. nu niet zoo werd toegepast als eene eerlijke op