MIDDELBURGSCHE
COURANT.
F 243.
Zaterdag
1872.
12 October.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2« Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m.franco is f
Middelburg 11 October.
GRONDWETSWIJZIGING.
Reeds maakten wij eene enkele opmerking naar aan
leiding van een dagbladbericht dat de „zoogenaamde
geavanceerd-liberalen" in de noordelijke provinciën eene
soort van propaganda tot grondwetswijziging organiseer
den en de quaestie der verdeeling des rijks in provin
ciënwant van de andere onbeduidende quaestie zwij
gen wij geheel daartoe op den voorgrond hadden
gezet. Het hooge belang der zaak dwingt ons echter
het niet met een enkel los woord te laten afloopen,
maar met meerdere uitvoerigheid onze meening over
grondwetswijziging in liet algemeen en deze grondwets
wijziging in het bijzonder te kennen te geven.
Van het oogenblik af waarop wij begonnen zijn onze
politieke inzichten meer voor onze lezers uit te werken,
hebben wij over grondwetswijziging gesproken. Wij
gevoelen voor dat woord niet den schrik dien menigen
liberaal bij het hooren daarvan bevangt; wij zoeken dus
niet naar uitvluchten en excepties om het verlangen
der „zoogenaamd geavanceerd-liberalen" van de noor
delijke provinciën te bestrijden. Wij toetsen den eisch
tot grondwetswijziging evenals alle andere eischen die
op politiek gebied gedaan worden uitsluitend aan de
behoeften van den tijd, in verband met de practische
bezwaren der voorziening, en zullen noch opzien tegen
de moeilijkheden, noch afgeschrikt worden door de op
positie, noch teiuggehouden door de overweging van
hoogere politiek dat andere tegen ons overstaande poli
tieke richtingen evenzeer eene wijziging der grondwet
wenschenmits wij eerst tot de overtuiging gekomen
zijn dat de bepalingen der grondwet op eenig punt aan
de vrije ontwikkeling van land en volk in den weg
staan en dat de stand onzer wetgeving het tijdverlies
toelaat, hetwelk door eene grondwetsherziening veroor
zaakt wordt.
Die overtuiging nu bezitten wij nog niet. Wel zien
wij thans, even goed als in April van dit jaar, in dat
de rechtmatige ontevredenheid over het door onze grond
wet aangenomen stelsel ten aanzien der kiesbevoegd
heid, met den census als ëenigen grondslag niet anders
weg te nemen is dan door grondwetswijziging; wel
blijven wij volbouden dat ditzelfde middel zal dienen
toegepast te worden wanneer men de verdedigbaarheid
des lands op eene aan alle eischen van den tijd beant
woordende wijze inrichten wil, maar wij zien in geene
enkele bepaling der grondwet en allerminst in de
bepaling van artikel éen, over welke de „zoogenaamd
geavanceerd-liberalen" aan de andere zijde des lands
het zich zoo moeilijk maken en waartegen in elk geval
de gewone wetgever, door van de bepalingen van het
volgende artikel gebruik te maken, zonder grondwets
herziening de bezwaren kan wegnemenin geene
enkele bepaling der grondwet zien wij eene wezenlijke
belemme2'ing voor de vrije ontwikkeling der natie op
stoffelijk of geestelijk gebied. Wanneer wij de grondwet
met de pen in de hand doorlezen stuiten wij dit
erkennen we gaarne maar al te dikwijls op de be
palingen, zelfs omtrent hoofdbeginselen, die wij niet
De verplaatsing der tweede kamer uit den Tlang wordt
verlangd omdat de politieke moraliteit daardoor ongeschonden
zou blijven. Deze meening kroont de naïeveteit der grondwels-
wijzigers en herbe. Is de politieke moraliteit dan inhaerent
aan kleine plaatsen? Of wel acht men de parlementen onvat
baar voor zelf-demoralisatie? In bet eerste geval durven wij
vragen of de verkiezingen in dc kleine plaatsen zich door zoo
veel meer zuiverheid kenmerken dan in de groote steden; in
het tweede mag men zich afvragen of de Fransche nationale
vergadering te Versailles in dit opzicht zooveel hooger staat
dan bet voormalig wetgevend lichaam, en of bet bijv. niet
bet vertegenwoordigend lichaam van den staat New-York op dit
punt niet treurig gesteld is, niettegenstaande het in een klein
plaatsje en niet in de stad New-York bijeenkomt.
onverdeeld goedkeuren of door welke wij meenen dat
de grondwet eenig constitutioneel vraagstuk heeft opge
lost in eenen zin, waarvan de juistheid voor twijfel
vatbaar is; andere artikelen weer zouden ons voorko
men uit de grondwet te moeten verdwijnen en meer op
hunne plaats te zijn in speciale regelingen waarvoor de
grondwet alleen de grondslagen had vast te stellen;
eindelijk zouden wij een tal van bepalingen aa^teekgnen
die, schoon uit haren aard van weinig,gqVi£jjt,frm^ns
concept eener grondwet niet, of in een andètfiiiétfzou-
den voorkomen.
Al deze aanteekeningen zouden ons echter dienen
hetzij om van tijd tot tijd de door de grondwet uit
gemaakte hoofdbeginselen van constitutioneel recht te
beperken en aan de wetenschap en de ondervinding te
toetsen, hetzij om uitgewerkt te worden tegen den tijd,
waarin werkelijk tot een wijziging der grondwet zal
worden overgegaan en het er op aankomt die punten
van ons staatsverdrag aan te wijzenwaarop vooral
herziening noodig is. Wij achten echter onze bezwaren
niet gewichtig genoeg, schoon ze hoofdzaken als bij voor
beeld de splitsing der vertegenwoordiging in twee kamers,
eene billijke toekenning van de kiesbevoegdheid en
dergelijke betreffen, ona daarop eenen eisch tot onmid
dellijke wijziging der grondwet te formuleeren; endaar
de bezwaren der heoren in het Noorden (de tot provin
cialisme aanleiding gevende administratieve indeeling
des lands en het gevestigd zijn der staten-generaal in
den Haag) van nog vrij wat minder gewicktigen aard
zijn en, van naderbij beschouwd, zelfs kunnen wegge
nomen worden zonder verandering van éen enkel woord
in éen enkel artikel der grondwet, ontzeggen wij hun
zeer stellig het recht om den eisch tot grondswetswij-
ziging daarmede te motiveeren.
Alleen dan wanneer onvermijdelijke, door de omstan
digheden driDgend noodig geworden hervormingen tot
eene behoefte zijn geworden en de grondwet aan die
hervormingen in den weg staat, heeft een eisch tot
onverwijlde herziening recht van bestaanzoo niet, dan
is herziening der grondwet veelal ontijdig.
Ontijdig achten wij haar vooral op dit oogenblik.
Wij willen de dorre opsomming niet geven van de vele
wetten, door de grondwet van 1848 gevorderd, en die
na vier en twintig jaar nog steèds gewacht worden.
Waar is, vragen wij alleen, de nieuwe rechterlijke orga
nisatie waar de wet op den waterstaat waar de reken-
wet? Laat ons eerst de uitdrukkelijke voorschriften
der grondwet op die punten waarop niemand de nood
zakelijkheid van regeling ontkent en niemand de oude
organisatie zou willen behouden opvolgen, voordat wij
op andere punten, waaromtrent allerminst overeenstem
ming bestaat, zelfs tusschen hen die even hard om
wijziging roepen, veranderingen gaan aanbrengen. Zij
die de grondwet in sommige opzichten afkeuren moe
ten, dunkt ons, er vooral naar streven haar in hare
goede eigenschappen zooveel mogelijk te bevestigen
voordat zij tot wijziging van hetgeen hun minder goed
dunkt overgaan.
Maar gezwegen nog van de uitdrukkelijke voorschrif
ten wier nakoming wij bijna eenen menschenleeftijd lang
verzuimden, hoe hebben wij de grondbeginselen van
ons staatsverdrag sedert 1849 in onze wetgeving neder-
gelegd? Een voorbeeld uit velen zij hier genoeg. Wij
vatten en wij meenen dat die opvatting op historische
gronden steunt het artikel 172, hetwelk privilegiën
in het stuk van belastingen verbiedtin eenen alge-
meenen zin op; het beteekent in onze oogenniet: aan
bijzondere personen mag geene ontheffing van de beta
ling eener zekere belasting worden verleend. Was deze
letterlijke opvatting de juiste dan zou elke ontheffing
van invoerrecht of accijns voor nij verheidsgebruik met
de grondwet strijden. Wij gelooven dat het artikel niets
anders voorschrijft dan dat het belastingstelsel zoo
evenredig mogelijk behoort te drukken en sommige
klassen van staatsburgers niet feitelijk ten schade der
andere worden ontheven. En hoeverre staan wij nog
van de vervulling van dit voorschrift af, niettegen
staande er van tijd tot tijd kleine stappen gedaan wer
den om van den slechten weg af te komen waarop de
grondwet ons belastingstelsel vond, en den goeden weg
op te gaan dien zij ons in dit en in andere artikelen
aanwees
Men ziet hoeveel werks er nog voor onze handen te
doen ligt. Wij -spraken nog niet eens van de koloniale
quaestiën, van onze langzamerhand verouderende wet
boeken, van de pogingen om het artikel 177 der grond
wet, niettegenstaande de hinderpa len welkédp;;volg
artikelen daartegen in den weg leggen, tot'-eerlij
heid te makenwij waren hoogst bescheiden-, En ten
spijt van die groote bescheidenheid somden wij eenige
onderwerpen op die gewis meer dan twee zittingjaren
van een bij uitnemendheid arbeidzaam parlement zou
den in beslag nemen. Gegeven nu al dit werk, voor
welks afmaking het toch eindelijk eens tijd zal worden
gegeven ook de aard en het karakter van ois tegen
woordig parlement welke politieke rekenmeester
zal ons dan uitrekenen hoeveel jaren er voor Nederland
voorbij moeten gaan vóórdat men aan eene, alleszins
nuttige zooal niet onvermijdelijk noodige grondwets
herziening zal kunnen gaan denken
In de Staats-courant van heden is opgenomen het bij
koninklijk besluit van den 24en September jl. vastge
stelde reglement van politie voor het kanaal door Wal
cheren van Yeere tot Middelburg.
Eergisteren heeft te Brielle eene conferentie plaats ge
had tusschen gedelegeerden van de Utrechtsche commissie
voor het asyl en de Brielsche hoofdcommissiewaarin
niet alleen de plaats bepaald is, waar het allegorische
monument zal worden gestichtmaar ook beraadslaagd
is over het op te richten asyl. De gedelegeerden der
Utrechtsche commissiewelke den heer Outshoorn te
Amsterdam verzocht had een plan te maken voor een
asyl, brachten eene teekening ter tafel, welker schoon
heid eenparig geroemd werd, maar die tengevolge van
genomen besluiten eenigszins zal behooren te worden ge
wijzigd. Na te hebben bepaalddat er in 't op te rich
ten gesticht alleen gehuwde personen zonder kinderen
zullen worden toegelaten juichten alle aanwezigen het
denkbeeld toe, om een voor vergrooting vatbaar ge
bouw te stichtenmet eene vrije woning voor ieder ge
huwd paar en, daar er voor een gesticht van gehuwde
lieden, die allen hun eigen huishouden hebben, geen di
recteur noodig is, zonder directeurswoning. (li. Roti. cour.)
Naar wij vernemen heeft een te Hoorn gehouden verga -
dering van belangstellenden in den geprojecteerden Noord-
Hollandsch-Frieschen spoorweg, in plaats van een gun
stig eindresultaat op te leveren, tot een definitieve
mislukking van het plan geleidnaardien zich de Frie-
sche gedelegeerden terugtrokken. De heer Vignerolles
zal voor zijn moeite betaald en de geheele zaak als niet
gedaan beschouwd worden. (Haarl. cour.)
BENOEMINGEN EN BESLUITEN.
rechterlijke macht. Benoemd tot president der ar-
rondissements-rechtbank te Amersfoort mr. S. J. A. van
Walchrenthans officier van justitie bij die rechtbanktot
officier van justitie bij de arrondissements-rechtbank te
Amersfoort mr. S.J.T.H.Nedermeijer ridder van Rosenthal,
thans officier van justitie bij de arondissements-recht-
bank te Goriuckem; tot officier van justitie bij dearron-
dissements-recktbank te Gorincbem mr. A. J. E. Jolles,
thans substituut-griffier van justitie bij die rechtbank;
tot substituut-officier van justitie bij de arrondissements
rechtbank te Gorinchem mr. A.Telders, advocaat te Utrecht.
ONDERWIJS.
Gisteren had te Groningen de overdracht plaats van
het rectoraat over de academie. De waarnemende rec
tor magnificusprofessor Roseusteindroeg zijne waar
digheid over aan professor Diest Lorgion. Bij deze ge
legeuheid werden aan de heeren H. Kamerlingh Onnes,
candidaat in de philosophie te Groningen, en J. Bos,
leeraar aan de rijks hoogere burgerschool te Warffum,
zilveren medailles uitgereikt voor de beantwoording