National-Zeitung melddeverneemt men uit Fransche
berichten niets. Daarentegen wordt uit Parijs gemeld,
dat de heer von Arnim aan het ministerie vijf aanvra
gen gedeponeerd heeft tot het verkrijgen van het mono
polie in het fabriceeren en verkoopen van lucifers.
Onder deze sollicitanten zijn er die den staat daarvoor
eene som van 20 millioen francs jaarlijks aanbieden.
De minister de Goulard heeft in deze zaak nog gcene
beslissing genomen.
Volgens officieele mededeelingen van de Duitsche
autoriteiten te Straatsburg hebben in het geheele rijks-
land 164,633 personen voor Frankrijk geopteerd. Hier
onder zijn niet de 12,000 personen begrependie bij het
ratiiiceeren der vredespraeliminairen (2 Maart 1871) hun
domicilie in het geannexeerde grondgebied hadden en
sedert emigreerden. Wanneer men in het oog houdt
dat voor geheele familiën slechts het hoofd van het huis
gezin, namelijk de man voor zijn vrouw en onmondige
kinderen, de weduwe eveneens voor hare onmondige
kinderen en de voogd voor zijne pupillen opteerde, dan
is het niet te gewaagd aan te nemen, dat van eene
bevolking van ongeveer anderhalf millioen zielen zeker
1/5, zoo niet 1/4 emigreerde. Met recht kon een corres
pondent van the Standard uit den Elzas schrijven:
„Nooit heeft eene verovering treuriger tooneelen in het
leven geroepen dan die welke ik hier aanschouwd heb.
De beschaving heeft de vormen gewijzigdmaar geens
zins het effect. Het ware te wenschen dat het Duitsche
volk zich eens een juist denkbeeld kon vormen van
het onbeschrijfelijk lijden hetwelk door zijne meesters
veroorzaakt wordt, die zij heden zoo blind aanbidden-
Leeftijd noch rang, rijkdom noch armoede kunnen de
rampen bezwerendie de Duitsche hardvochtigheid zoo
zwaar op de onschuldige bevolking dezer provinciën
doet drukken."
Uit Londen komt het belangrijk bericht dat de voor
genomen reis van Gladstone naar Ierland dit jaar niet
zal plaats hebben. Zooals men zich herinnert had de
Engelsche 'premier eene uitnoodiging naar Belfast aange
nomen, en werden voor zijne komst groote feestelijk
heden voorbereid. Of dit besluit moet toegeschreven
worden aan opeenhooping van werkzaamhedenof, wat
niet onwaarschijnlijk is, in verband staat met de onte
vredenheid der Iersche katholiekendie zich na de
beslissing der regeering omtrent de vervolging der
Iersche geestelijkendie zich aan onwettige handelingen
bij de verkiezing te Galway schuldig maakten, op ver
schillende wijzen lucht gaf, zal uit nadere berichten
moeten blijken. In elk geval zal het besluit van den
minister ongetwijfeld geen gunstigen indruk in Ierland
maken.
De regeeringsgezinde Neue freie Presse doet een laatste
poging om de leden der Oostenrijksche delegatie met
den rijksminister baron Kuhn te verzoenen en eene
schikking omtrent de 4 millioen voor het leger te be
werken. Het blad spreekt de zekere verwachting uit
dat, daar beide partijen hetzelfde doel najagen: het
welzijn der Hongaarseh-Oostenrijksche monarchie, de
quaestie niet tot het uiterste gedreven zal worden. Uit
Weenen meldt men dan ook dat de Oostenrijksche delegatie
ongetwijfeld inbare zitting van heden, in strijd met het
advies der budgetcommissie, hoewel met zwakke meerder
heid de 4 millioen zal toestaan. Gisteren reeds moest die
zitting plaats hebben, doch de voorzitter achtte de
quaestie van te groot gewicht om eene beslissing uit
te lokken bij afwezigheid der ministers. Dezen waren
namelijk verhinderd aan de vergadering deel te nemen
tengevolge van een ministerraaddoor den keizer zelf
in allerijl belegd, waarschijnlijk in verband met het
conflict tusschen de regeering en de Oostenrijksche ge
delegeerden.
Het Eransch-Engelsche handelstraotaat.
Gisteren reeds maakten wij met een enkel woord
melding van de mededeeling in le Bien public, dat het
handelstraotaat met Engeland hoogstwaarschijnlijk ge
reed zou zijn vóór de heropening der zittingen van de
Fransche nationale vergadering. Tevens voegt het blad
daarbij dat de beide gouvernementen het op alle punten
volkomen eens zijn.
Hoewel een dergelijk bericht in het officieuse orgaan
van den president der Fransche republiek zonder eenigen
twijfel de aandacht verdient, mag men toch niet over
het hoofd zien dat de Engelsche pers in hare beschou
wingen weinig met die optimistische verklaring over
eenstemt. Wel erkennen de voornaamste bladen der
Engelsche hoofdstad zonder uitzondering de juistheid
der depêche van 25 September uit Parijs aan the
Timesvolgens welke Frankrijk de door Engeland
voorgestelde beginselen had goedgekeurd, waarop de
onderhandelingen zouden gebaseerd worden. Maar de
ware moeilijkheden beginnen eerst, zooals the Daily
News o. a. zeer juist opmerkt, nadat in beginsel is
aangenomen dat een volledig tractaat gesloten zal wor
den en Engeland voor zijne schepen en handelswaren
dezelfde rechten genieten zal als de meest bevoorrechte
natie, wanneer men over de cijfers van het tarief begint
te onderhandelen. Vooral de compensatie-rechten achten
the Daily News en andere Londensehe bladen zeer moei
lijk te berekenen. Thiers wil den invoer van eenige
handelswaren belasten om het recht te compenseeren,
hetwelk in Frankrijk op de grondstoffen geheven wordt,
waaruit dergelijke waren gefabriceerd zijn. Maar de
kosten van de grondstof zijn in de waarde van het
voortbrengsel zeer moeilijk te berekenen, omdat zij te
veel varieeren. Die kosten kunnen de helft, een vierde,
een achtste en minder nog bedragen. „Derhalve, zegt
the Daily News, de compensatie-rechten zouden behoo-
ren te verminderen, bij voorbeeld voor iedere soort van
katoen, in verhouding tot de hoeveelheid gebruikte
grondstoffen. Geschiedt dit niet dan zijn deze rechten
niet compenseerend en handhaven niet het gewenschte
evenwicht, maar scheppen een verborgen protectie ten
gunste van de fijne waren."
Tegen de juistheid dezer opmerkingen valt reeds wei
nig aan te voeren. De bezwaren van the Standard zijn
echter van nog ernstiger aard. Het conservatieve Lon
densehe blad gaat van de onderstelling uit dat het
tractaat reeds gesloten was, maar vraagt of het wel
uitvoerbaar zal zijn? Frankrijk zou aan Engeland in
commercieel-politischen zin de positie toekennen van de
meest begunstigde natie, en Engeland zou daarvoor
van zijnen kant een kleine verhooging der invoerrechten
op zijne handelswaren toestaan. Maar zijn deze beide
voorwaarden niet met elkaar in tegenspraak? vraagt
the Standard. De nog bestaande tractaten verbieden
Frankrijk om compensatierechten te heffen b. v. ten
aanzien van Oostenrijk, en derhalve ook ten aanzien
van het Duitsche rijk, hetwelk bij het vredestractaat
van Frankfort bedongen heeft op denzelfdeu voet ge
plaatst te worden als de meest bevoorrechte natiën.
De compensatierechten zouden derhalve voorloopig slechts
drukken op de Engelsche waren. In het eene artikel
zou het tractaat dus aan Engeland de voordeden van
de meest bevoorrechte natie toekennen, om in een ander
artikel door het vastgestelde tarief den Engelschen
handel dit voorrecht weder te ontnemen.
Inderdaad levert dit bezwaar onoverkomelijke moei
lijkheden op, welke de mededeeling van le Bien public
wel eenigszins twijfelachtig maken. The Standard zegt
zeer terecht dat er slechts éen middel bestaat om die
klip te ontzeilen, maar dat middel moeilijk aangewend
zal kunnen worden. „Om zich uit deze moeilijkheid te
redden, zegt the Standard, moesten alle andere mogend
heden zich thans reeds verbinden hunne handelstrac-
taten met Frankrijk in denzelfden geest te herzien."
Dat hiervan geen sprake kan zijn, behoeft nauwelijks
aangetoond te worden. Het onlangs verschenen Roode
boek der Oostenrijksche regeering levert er een bewijs
van. Daarin toch komt eene depêche van von Bismarck
voor, waarin aan den Oostenrijkschen minister Andrassy
hulde gebracht wordt voor zijne standvastigheid ten
aanzien van de Fransche voorstellen aan den dag ge
legd, om het beginsel van vrijen handel aan protectio
nistische neigingen der Fransche regeering op te offeren.
Het belang van den Duitschen handel, vooral in Elzas-
Lotharingenzou, tengevolge van het tractaat van
Frankfort, daardoor ernstig in gevaar gebracht kunnen
worden. Na de keizer-bijeenkomst te Berlijn is het
duidelijk, dat zoo de Oostenrijksche regeering aan het
wankelen gebracht werd, eerder aan eene pressie uit
Berlijn dan uit Versailles gehoor zou gegeven worden.
Het aanstaande conclave.
In verband met de tallooze geruchten omtrent het
plan der Roomsche curie om het aanstaande conclave
niet te Rome, maar elders te doen bijeenkomen uit angst
voor pressie van Italiaanscheen niet minder van Duit
sche zijde, is de volgende brief van Erdan aan le Temps
van zeer veel belang.
Uit ge dachten wisselingen tusschen den Romeinscben
correspondent van l'Univers enl'Opinione, aldus schrijft
hij, kan het volgende opgemaakt worden: ten eerste
schijnt de correspondent van l'Univers niet te willen bewe
ren dat het college van kardinalen over de quaestie gedeli
bereerd heelt, waar het volgende conclave moet gehou
den worden, maar verzekert hij dat de kardinalen elk
hunne meening bij geschrifte hebben kenbaar gemaakt
en dat door het meerendeel Rome als plaats van bijeen
komst is uitgesloten. Hij voor zich is er zeker van
dat de verkiezing van den nieuwen paus, tengevolge
van een onvermijdelijke noodzakelijkheid, buiten de
Italiaansche hoofdstad zal plaats hebben. Verder is
l'Opinione van oordeel dat het individueel gevoelen, van
enkele en niet van alle kardinalen gevraagd, geenszins
de beteekenis eener deliberatie heeftintegendeel schijnt
het blad te gelooven dat een ernstige gedachtenwisse-
ling, na den dood van den heiligen vaderwel eens zou
kunnen bewijzen, dat er volstrekt geen noodzakelijk
heid bestaat om de pauskeuze buiten Rome te doen
plaats hebben. Het blad besluit, tot den correspondent
van l'Univers sprekende, aldus:
„Wat hebt gij dan gehoord? Er is hierbij geen
sprake van godsdienst, maar van politiek. Het con
clave zou wel te Rome kunnen bijeenkomen, maar de
legitimisten en clericalen wenschen dat het elders ver
gadert, bij voorbeeld in Frankrijk, opdat Frankrijk
naar gelang van de regeering waaronder het staat zou
kunnen zeggenlaat ons den paus naar Rome terug
brengen, waaruit hij verbannen leeft!
„Welnu, clericalen en legitimisten bedriegen zich in
de werkelijkheid. Zij vergissen zich zeer, wanneer zij
gelooven de kardinalen naar hunne pijpen te kunnen
laten dansen en eene mogendheid te zullen vinden die
het wagen zou den paus in zijne positie te Rome te
herstellen. Dit zijn de gewone hersenschimmen van die
partijwier begrippen daarom zoo kinderachtig zijn,
omdat zij de neigingen en behoeften der maatschappij,
te midden waarvan zij leven, niet kent."
Wat mij betreft zoo gaat Erdan voort ik zou
met l'Opinione aannemen, dat het besluit der kardi
nalen na den dood van Pius IX geenszins behoeft te
wezen wat de vurige kampioenen van het katholicisme
wenschen. Zelfs wanneer Pius IX, steunende op zijn
apostolisch gezagzooals men gezegd heefthet een of
ander ondernomen had, waardoor de rechten van het
college van kardinalen verkort worden, is hij er nog
volstrekt niet zeker vandat hem dit gelukken zal.
Hoe ver de zelfverloochening der kerkvorsten ook
gaan moge, men vergete niet dat, wanneer die vurige
katholieken den paus een hersenschimmigen St. Pieters
penning, eene gastvrijheid die nog meer in de lucht
hangt en een meer dan twijfelachtige interventie en
restauratie voorspiegelen, Italië daartegenover positieve
voordeelen aanbiedt: het Yaticaan en Castel-Gandolfo,
3,200,000 francs voor het onderhoud van het pauselijk
hof, door de wet geregelde voorrechten enz.
Mannen van den leeftijd en de ondervinding der Ita
liaansche kardinalen werpen dat alles niet zoo gemak
kelijk over boord als l'Univers.
Iets anders ware het, wanneer het college van kar
dinalen voor het meerendeel uit Fransche, Belgische
en andere elementen bestondmaar de groote meerder
heid vormt het Italiaansch element; en Italiaansch be-
teekent, zelfs bij kardinalen, tevens weldoordachte,
zeer gematigde en niet lichtvaardig handelende politiek,
die zich niet door vage beloften laat inpakken, omdat
zij meer gezond verstand dan enthousiasme bezit.
Men moet al zeer gebrekkig ingelicht zijn omtrent
hetgeen in Rome omgaat, om te gelooven dat het col
lege van kardinalen reeds geheel gewonnen is voor een
absoluten en onafgebroken tegenstand.
Indien eene vervolging naar het Pruisische model werd
aangenomen: indien de geestelijke orden zonder onder
scheid werden opgeheven: indien het Yaticaan niets
meer te hopen had van de gematigdheid der regeering,
danja dan zou de paus Rome zeker verlaten of na
zijn dood zouden de kardinalen moeilijk weerstand kun
nen bieden aan min of meer verleidelijke voorspiege
lingen. Maar met de richtingwelke de religieuse politiek
van Italië genomen heeft en waarbij zonder twijfel
volhard zal wordenkan de proef, welke de paus
nam om naast den overweldiger te leven, voortduren
en bestaat er alle reden dat die ook zal voortduren.
Maar de gematigden zullen misschien in den aan
staanden winter moeten aftredenmisschien zal de heer
Ratazzi geroepen worden hen op te volgen: wat zal er
dan gebeuren? Wat zal hij met de linkerzijde aan
vangen die radicaal en zonder consideratiën tegenover
het Yaticaan wil optreden, en die tevens weinig spaar
zaam is met hare coups de pied de Pane tegen Frankrijk
Wat er in dit geval gebeuren zal Men kan nu reeds
voorspellen dat de heer Ratazzi, die boven alles den
wil des konings eerbiedigt, een teeken zal geven, en
dat de linkerzijde daarop eene politiek zal dulden vol
eerbied voor den paus en beleefdheden voor den heer
Thiers.
Ik wensch waarlijk het optreden van den heer Ra
tazzi niet. Ik beschouw de linkerzijde als de incarnatie
van al het terugstootende en weinig svmphatische wat
er voor een Franschman in de Enropeesehe politiekge-
vonden kan worden. Maar zelfs wanneer die parlemen
taire wijziging plaats had, is het nog volstrekt niet
zeker dat het Vaticaan aan het einde zijner proefneming
zou wezen, evenmin als dat onaangenaamheden met Frank
rijk zouden volgen.
De heer Ratazzi, die de wet van 15 Augustus 1867
op de kloosters maakte, had terstond den heer Ferrara
tot collega genomen, den nieuw-katholiek die op dit
gebied volkomen eenstemmig dacht met de heeren
Minghetti, Ricasoli enz. Dit moet men nooit vergeten.
Belgische brieven.
Brussel 8 October.
Het feit van den dag, dat aller aandacht trekt, is
een artikel van den minister van staat, den heer Dechamps,
in de Revue généraleeen katholiek orgaan.
Het artikel is getiteld: „Le prince de Bismarck et
l'entrevue des trois empereurs."
Als politiek schrijver, die niet met zijne pen marchan-